Historisch Archief 1877-1940
Ho. 2052
De Groene Amsterdammer van 30 December 1933
Leunstoelen Breuer en Burckhalter, bank door Aalto,
tafeltje door Boeken en kleed
Metalen meubelen
Otto van Tussenbroek
In de door arch. Rietveld ontworpen glazen dak
rotonde van het gebouw der fa. Metz en Co., te
Amsterdam zijn thans allerlei metalen meubels
te bezien en.... tk. beproeven (dit laatste maakt
stellig adepten!) met welker samenstelling ver
schillende bekwame en vindingrijke kunstenaars
zich hebben bezig gehouden.
De groote moeilijkheid bij een dergelijke uit
stalling is wel dat de vorm-sfeer ontbreekt; het
als soldaten in het gelid geschaard staan van
stoelen van zeer uiteenloopende vormen biedt
stellig een volkomen kans tot vergelijking. Doch
men mist natuurlijk het onderling verband zooals
dit in een eetkamer-?hoek" op deze tentoonstelling
verkregen werd.
Belangrijk en ook als poging te waardeeren,
zijn de proefnemingen van arch. Oud. In een
zoeken naar nieuwe /mogelijkheden ontkwam hij
niet aan het dreigend gevaar zoodanige oplossingen
toe te passen (dit geldt vooral voor het onderstel,
dus de metalen posten der zitmeubels) terwijl
ook de vormgev:ng der met leder bekleede arm
leuningen in een afgestompt (geamputeerd) ka
rakter niet gelukkig mag heeten. Hoe dan ook,
want men kan niet ten eeuwigen dage bij Breuer's
verrassende vondsten blijven stilstaan, het pogen
is interessant en Oud zal, jong als hij blijft, stellig
deze onvolkomenheden (welke meer met het
oog dan wel met bruikbaarheid te doen hebben)
overwinnen.
* *
*
Het merkwaardigste meubel op deze tentoon
stelling is stellig het divanbed van den Pin
Adtto. Door een zeer eenvoudig, doch listig
uitgedacht mechaniek kunnen zitting en rug in
diverse standen worden opgesteld wanneer het
meubel als bank wordt gebruikt, terwijl deze
beide elementen tevens in nzelfde vlak als bed
kunnen worden gebezigd want rug en zitting
bestaan uit lange, dikke kussens op een ge\lochten
KUNSTZAAL
VAN LIER
DOORLOOGEND
TENTOONGESTELD
ROKIN 126 =
AMSTERDAM
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLAND8CHE
EN BUITENL. MEESTEM
staaldraad onderlaag, welke alsdan als matras
dienst doet.
Dan vindt men op deze tentoonstelling een
eethoek met vier stoelen naar het bekende
Breuermodel met z.g. zwevende zitting. Rugleuning en
zitting zijn van hout en verschillend van kleur,
wit en fijn-grijs, hetgeen een aardige vondst is
van den veelzijdigen binnenhuis-architect
BerJcovich, die hier naast een opmerkelijk fraaie en doel
matige staande lamp, een bijzonder mooi electrisch
klokje laat zien met een wijzerplaat van deels
gematteerd, deels blank gehouden glas.
De tafel van dezen eethoek is van Le Corbusier,
met ronde metalen pooten die zeer sterk en on
wankelbaar vast verbonden zijn met een metalen
raamwerk waarop een dikke plaat bruut-glas rust.
Men heeft hier (naar ik meen tegen de bedoeling
van den ontwerper in, doch ik kan mij vergissen !)
den gladden kant naar boven en de ribbelzijde naar
onder gelegd. Gevaarlijk blijven echter de scherpe
hoeken. Een metalen of rubber band om de glas
plaat zou uit practische (mensohlievende !) over
wegingen stellig aan te bevelen zijn.
Van Djo Bourgeois is een omvangrijke bank van
blank gevernist beukenhout, bekleed met grof
linnen weefsel, alsmede een open planken-kast.
eveneens van berkenhout, terwijl tevens een
in vierkante vormen gehouden, geheel bekleede
z.g. gemakkelijke stoel bewijst dat de bewering
dat de nieuwlichters alle hout voor metaal en
glas verwerpen, zonder grond is.
Hoe\vel de vormen der door Jean Burckhalter
ontworpen zitmeubels geheel op de functie van
het aangenaam zitten zijn ingesteld (mede door
het aanwenden van gevlochten rubberbekleeding)
mij minder kunnen bekoren, is het pogen echter
te prijzen en in een tijd van onverpoosd zoeken
te waardeeren. Men merkt het uit allerlei ver
schijnselen; het metalen meubel handhaaft zich
volkomen; zijn verschijning is stellig geen gril
en het past zich volkomen aan bij het ultra
moderne binnenhuis waarvan de karaKteristiek
zoo beknopt en zakelijk werd saamgevat om
de woorden welke de bouwer van deze
tentoonstellings-ruimte Op het dak" liet
vast1 leggen op een grammofoon-plaat: Geen ge
dwongen beperking maar blijde bevrijding van
het overtollige. De rijkdom van de open sfeer.. .."
Muziek
Constant van Wessem
Benige uitvoeringen in hei Concert
gebouw en een nabetrachting
De afgeloopen weken hebben ons naast den
tweeden dirigent Eduard van Beinum ook Pierre
Monteux, als gastdirigent, aan den
dirigentenlessenaar gebracht en wij danken dezen laatste
weer eenige van die levendige en gevarieerde
concerten, die zijn verschijning op het podium
steeds met zich meebrengt. Fransche muziek
krijgt eerst haar echte charme onder zijn leiding
en zoo herinneren wij ons vooral het tweede
,,Operaconcert", het tweede van een nieuwe serie
Operacoacerten", die door het Concertgebouw
s ingesteld, en dat aan de Fransche operamuziek
was gewijd. De zanger was de tenor Joseph
Rogatchewski. Wij werden weer geheel in de
operaromantiek verplaatst, want al miste men de cou
lissen en de felle kleuren van het tooneel,
Rogatchewski zong de geheele illusie van die pathetische
wereld der gezongen dramatische sentimenten voor
ons op, ook daar waar zij muzikaal wat dik en
zwaar aandoen. Bovendien was er op fijne wijze
een keuze gedaan uit het niet overbekende. Men
hoorde ook Berlioz, Massenet en Chabrier,
echtfransche naturen in hun teedere zoowel als breedere
uitingen en Monteux ondersteunde de eenmaal
gewekte sfeer met brillante uitvoeringen vooral
van Chabriers orkestmuziek.
Een opvallend concert was ook dat, waarop
Berthe Seroen ons een herhaling gaf van een
jeugdwerk van Willem Pijper, diens Fêtes
galantes" op tekst van Verlaine, dat wij, ondanks
de duidelijk hoorbare invloeden van Debussy
en Diepenbrock, om zijn frischheid met genoegen
weer eens hoorden. Een eveneens door Seroen
gezongen Romance sans paroles" van Pijper
maakte een sterken indruk.
Muzikaal werd verder een hoogtepunt de twee
uitvoeringen van Markewitch's heidensche
Psaume", een opvallend werk van hier en daar zeer
barbaarsch aandoende expressie, maar meesleepend
als een werk van Strawinsky kan wezen, waarmee
het in de verte eenige verwantschap vertoont.
Het optreden van den zanger Alexander Kipnis,
een Europeesche vermaardheid, werd in Mahler's
Kindertotenlieder echter een teleurstelling. Pa
thos verdragen deze gevoelige en door hun sobere
teederheid aangrijpende liederen allerminst en
Kipnis' voordracht was ondanks het voortreffelijke
zingen, dat hij deed, niet geheel vrij van het
huilerige". Billijkheidshalve moet toegegeven
worden, dat de herinnering aan Messchaert's
onovertrefbare voordracht indertijd van deze
liederen ook thans die van Kipnis zware con
currentie aandeed. De uitvoering van Verdi's
Requiem op een Toonkunstconcert gaf den ver
maarden zanger echter gelegenheid zich te
rehabiliteeren: hier hoorden wij hem waarlijk in zijn
volle kracht en groote begaafdheid.
Ten slotte moet ons nog een enkel woord van
het hart.
De exploitatie van het Concertgebouw wijst
nu al een belangrijk deficit aan. Het sys
teem der gastdirigenten en solisten blijkt te kost
baar, het Bestuur kan er blijkbaar nog niet van
af stappen een richting te volgen, die feitelijk de
traditie voortzet, dat Mengelberg de
overheerschende figuur in het muziekleven van het Con
certgebouw vormt. Mengelberg is reeds geruimen
tijd ongesteld, het is een publiek geheim, dat zijn
ziekte ernstiger is dan een gewone ongesteldheid,
men moet het onder de oogen durven zien, dat
hij als leidende kracht meer en meer uitgeschakeld
dient te worden en dat men heeft te breken.
met een richting, die er blijkbaar op berekend is
in iets van tijdélijlcen aard te voorzien, na. a. w.
er dient nu eindelijk een andere eerste dirigent
benoemd te worden, die zijn eigen leiding aan den
gang van zaken kan geven, welke niet langer
afhankelijk is van een directeur, die nog altijd
een lijn volgt zonder rekening te houden met
langzamerhand blijvend geworden veranderde
omstandigheden. Ook in dat opzicht zal er een
algeheele reorganisatie noodig zijn om de exploi
tatie langzamerhand naar een gezondere
finantieele basis te kunnen terugbrengen. Het is beter.
dat zulks door inzicht dan door de noodzaak
van een onafwendbare catastrophe, dus wanneer
het te laat is, geschiedt.