Historisch Archief 1877-1940
De Groen4? Amsterdammer van 6 Januari 1934
N o. 2953
Een vaas met een zeer
lange hals
Paul Bromberg
Voor A. ». Copler
De vaas stond in een vitrine, een
verlichte vitrine in een donkere gang;
de gang was in een oud kantoor
gebouw. Dat is voorloopig alles van
de vaas.
Dan was er een mijnheer, die
bonnetjes inschreef van de bestelde
boeken, die zijn afdeeïing export"
fUn de boekhandel tei verwerken had.
Toen de vaas met de zeer lange hals
de eerste avond in de vitrine stond,
keek mijn man van dit verhaal
Onmiddellijk naar de lange hals.
Zoo iet» had hij nog nooit gezien.
Hoe maakte iemand zoo'n rare vaas?
Hij bleef er zelfs voor stil staan en
bekeek aandachtig het geëtaleerde
iVfoorwerpj er scheen geen einde te
komen aan de slanke stijging van de
vaas-vorm; hij dacht er nog over na,
toen bij thuis was gekomen, ja,
jhij wilde er zelfs over spreken, maar
' hij had /wel belangrijker gebeurtenis
sen weggeslikt.
En de volgende dag keek
hij naar de vaas en de daarop
volgende dag en dg^lag daarna
en zoo nog vele,dagen; de vaas
wachtte op hem en steeds
dag vloeide de vaas
en boog aan het einde
even, eventjes om, zoo'n teer
randje, zoo'n bevallige bewe
ging, zoo'n gebaar dat nu intiem
voor ,hem was. Hij wist ook
?lies van de vaas; hoe de gele
kleur,uitliep in het niets van
geheel doorschijnend glas, alleen
alleen zichtbaar door
reflexen op het glas; hij wist
? dat beneden op de bol, bij de
Uitgeblazen vormverdikking het
geel strepen had, fijne strepen
en enkele korrelige donkere stip
pen; hij wist alles van zijn vaas,
alles. Tot een keer de vaas er
niet meer was. Ontsteltenis. Zou
de vaas gebroken zijn? Ver
kocht? Of alleen elders neerge
zet, .omdat men de vitrine
hieuw had ingericht ? Hij stond
opeens midden in de toonzaal,
naast, zijn vaas; hij liep opeens
op straat, met zijn vaas, inge
pakt, heel voorzichtig, want het
.was een dure vaas, een heele
dure. Hij zou die vaas natuur
lijk moeten betalen, hij be
taalde alles, altijd. Maar nu
had hij' niet over betalen gesproken,
alleen de vaas meegenomen en
gezegd wie hij was, boekhouder
hier boven en met een lachje, dat
vertrouwen gaf: al zestien jaar."
De vaas kwam thuis; toen moest
er plaats voor gemaakt worden.
Natuurlijk, is er ooit plaats ergens
^in huis? Staat niet altijd alles prop
vol ? Hij maakte plaats, op de schoor
steenmantel. Maar plaats alleen was
'niet voldoende. Alles hinderde de vaas,
niet alleen door haar lange hals, maar
voornamelijk door haar wezen. Weg
met alle pullen, weg portretten, bor
den, pendule, kandelaars, koperen
snotneus, weg ook niet de antieke
shawl tegen de schoorsteenboezem en
de daarop gestoken Balineesche dolk,
Wajangpop weg, alles weg. Toen stond
de vaas met de zeer lange hals, zooals
ze staan moest. Alleen hinderde nu
het zichtbaar geworden gobelin-be
hang als achtergrond; daar zou hij :
morgen een lap ivoor shantung over- ;
hangen; over de heele schoorsteen
boezem, van boven af, want de vorm
van de vaas steeg immers omhoog,
bleef immers omhoog stijgen, n
vloeiende lijn, die nog voortging boven
de vaas uit, stijgend, uitklinkend.. ..
en die zijn gedachten meenam. Dat '?
was het, niet de vaas zélf, och, daarom
had hij niet alles overhoop gehaald
en zich als een zot aangesteld; het
was om dat vervloekte wonder, hoe
die simpele vaas zijn gedachten weg
kon voeren. Waarheen ? Ja, waarheen,
dat kon hij niet zeggen, maar in ieder
geval was het ergens anders' heen, dan
hier in de kamer, dan naar kantoor, en
ook dan waarheen de gedachten worden
gedirigeerd door de bioscoop. Dat
zeker, daar probeerden ze de misère
van het leven, de stank van het leven
te verdrijven met nog sterker luchtjes.
Nee, zijn vaas bracht geen
sensatie; hij belandde met zijn
gedachten in een sfeer van
stille voldoening, van rust er
er was muziek, misschien
kwam dat door de radio van
de beneden-buren, hoe ook: er
was muziek en het was fijn.
Zoo werd' de vaas met die
rare lange hals als opium voor
den man van mijn verhaal,
maar zonder andere nadeelige
gevolgen, dan dat de aandacht
gevestigd werd via de om
geving voor de vaas op de
andere hoeken van het ver
trek en de andere voorwerpen
in deze ruimte, die de man
blijkbaar vroeger nooit had
aangekeken, evenmin als hij
vroeger ooit had gelet op de
garneering van de schoorsteen
mantel.
Hij zag opeens,dat ook zijn
meubelen vorm hadden, hij
ontdekte de voorwerpen, te
midden waarvan hij geleefd
i had zonder ze waar te nemen
7 ? En nu mag men het nadeelige
gevolgen noemen, dat na de
opruiming bij de schoorsteen
mantel ook een verdere reini
ging" van de inventaris plaats vond,
een feit is, dat door de selectie de
verstandhouding tusschen mijn man
en zijn omgeving inniger is geworden.
Hij hield minder over, maar het had
meer beteekenls voor hem, zooveel
meer, dat hij de schaking van de
vaas in dankbare herinnering houdt.
Nieuwe uitgaven
Ein Zeitgenosse spricht,
Tagebuchnotizen in Vers und Prosa, von Albert
Hess. G. Hirth Verlag A.Gr., München.
Van sikkel en hamer, door Philip
Mechanicus. Andries Blitz, Uitgever,
Amsterdam.
Wanordelijkheden rondom een las
tig kind, door Mary Dorna. Leiden,
N.V. Leidsche Uitgevers Mij., 1933.
Huid voor huid, door Jan Wagenaar,
geïll. door Hein Kray. Van Gorcum
& Comp. N. V., Uitgevers, Assen.
Het voorbeeld der practijk, den laatsten tijd gegeven,
dat zelfs een wereldstad nog rustig voort kan leven,
wanneer zich 't dradennet der telefoon begeeft,
en aldus 't zenwwstel verlamd en dood-gelegd is.
bewijst dat jarenlang ten onrechte gezegd is
dat de moderne mensch op 't zenuwstelsel leeft.
Want staan we hier niet voor de zeer concrete feiten
dat elk zich van zijn plicht gevoegelijk kan kwijten
al draagt geen draad zijn stem tot zijn relaties uil. .. .
al kan hij niet zijn vriend het laatste nieuws vertellen,
al kan zijn vrouw geen visch of koek of vleesch bestellen
of zich vergasten op haars vrienden stemgeluid.
Daar is een stad ontwaakt, zoo zal men later schrijven
verlamd in 't nuttigste van hare stadsbedrijven,
en doof en stom als in den middeleeuwschen tijd.
Het geestelijk verkeer, waarin de mensch geslaagd was.
dat door dien tegenslag verschrikkelijk vertraagd was,
bezorgde eiken burger last en narigheid.
Doch toen ontdekte men aan ieder menschelijk wezen
een faculteit die was vergeten, en wel deze:
dat zich de mensch, wanneer hij wil, verplaatsen kan.
Aan ieder lichaam toch bevonden zich twee beenen
die eeuwenlang absurd, want overbodig schenen,
behalve op den zoogenaamden dansvloer dan.
Die beenen, onvolgroeid doch krachtig door het dansen
als uitwas van den romp, ontwikkelden nu kansen
die men, de jaren door, vergat of had miskend,
en wat onmogelijk scheen bleek plots van groote waarde:
op die extremiteiten ging men langs de aarde.
En door de besten werd zelfs hier en daar gerend.
,,Het lichaam van den mensch" 200 schreven de geleerden
waarvan men langen tijd in grooten ernst beweerde
dat 't zich bezwaarlijk slechts verplaatst door eigen kracht
zoodot 't hoofdzakelijk motorisch wordt gedragen,
kwam plotseling door dees' ramp weer aller aandacht vragen
,. ontwikkelend een vaart die niemand had verwacht.. .."
En inderdaad de telefoon die ons verwend had
zoodat men 't onderstel van 't menschelijk lijf miskend had,
doordat het lichaam bleef bij 't zwerven van den geest,
gaf door zijn plotsen dood een waarlijk treffend voorbeeld.
Men had de beenen tot een dansorgaan veroordeeld
en was onbillijk voor dat lichaamsdeel geweest.
Straks zweeft de geest iceer uit wanneer het net hersteld is.
Maar als te Amsterdam' dees' les op prijs gesteld is
dan vangt het nieuwe jaar met goede leuzen aan,
en wel dat niet een dienst ons op de been kan hou'en.
maar wel de faculteit die w'aan ons zelf vertrouwen:
dat wij desnoods op eigen beenen kunnen staan. . . .
MELIS STOK E