Historisch Archief 1877-1940
N». 2953
De Groene Amsterdammer van 6 Januari 1934
Wetenschappelijke varia
De zonneconstante
Dr. P. van Olst
Een concurrent van de ,,Enkhuizer''
Alle energie, met een zeer minieme portie die
van de sterren tot ons komt, krijgen wij van de
zon, die met haar scheikundige (ultra-violette),
licht- en warmtestralen ons onmetelijke hoeveel
heden toezendt, en waarmee alles wat op aarde
gebeurt aan den gang wordt gehouden, dus waar
van wij volkomen afhankelijk zijn in ons bestaan.
Onmetelijk" is eigenlijk niet het juiste woord;
wel is de toegezonden hoeveelheid geweldig groot,
maar zij is toch meetbaar. Men heeft reeds lang
dit bedrag vrij nauwkeurig vastgesteld door
middel van instrumenten, waarop men de zonne
stralen opvangt, om ze, met zoo gering mogelijk
verlies, in een of anderen meetbaren vorm om te
zetten. Het zou te veel ruimte eischen om deze
verschillende pyrheliometers en aktinometers te
beschrijven.
Onder den naam van zonneconstante verstaat
men de stralingsenergie die de zon iedere minuut
aan iedere vierkante centimeter van den buitenkant
van den aarddampkring geeft, als deze stralen
loodrecht invallen. Deze energie drukt men uit
in warmte-eenheden, dus in calorieën. Een calorie
is de hoeveelheid warmte die noodig is om n
gram water van vriespunt te brengen op l gr.
Celsius. In deze eenheid gemeten bedraagt de
zonneconstante, volgens de laatste en nauw
keurigste metingen 1.942 calorie.
Daarmee zou de zaak afgedaan kunnen zijn,
eens en vooral. Maar zoo is het niet. Want uit
allerlei metingen heeft men meenen op te maken
dat de zonneconstante varieert, dus dat de zon
ons niet geregeld steeds dezelfde portie toezendt.
Daar er zooveel mee samenhangt, heeft men het
dienstig gevonden de zonneconstante geregeld en
nauwkeurig te meten en dit werk wordt in de
eerste plaats verricht door het Smithsonian
Institute" te Washington, dat onder leiding staat
van O. Q. Abbot, door wien ook een der vermelde
en veel gebruikte pyrheliometers is ontworpen.
Beeds een dertigtal jaren in dit instituut werk
zaam op het gebied der zonneconstante. Aan een
referaat over de recente publicaties van dit
instituut ontleen ik uit die Naturwissenschaften"
eenige interessante gegevens, speciaal betreffende
de variaties in deze constante (die dus ten onrechte
dezen naam zou dragen !) Het is uiterst moeilijk
om met volle zekerheid het bestaan, van wisselingen
in sterkte der constante aan te toonen want de
definitie eischt dat de zonnestraling gemeten
wordt aan den buitenkant van den dampkring,
terwijl alle metingen noodwendig geschieden op
of kort boven het aardoppervlak, dus nadat de
dampkring reeds gelegenheid te over heeft gehad
om allerlei stralingsbestanddeelen te verdonkere
manen. Het is zeer waarschijnlijk dat deze omstan
digheid de voornaamste foutenbron is geweest,
die schijnbare variaties in de constante te voor
schijn heeft geroepen, want naarmate de meet
methoden en de instrumenten verbeterden zijn
de schijnbare variaties ook veel kleiner geworden,
maar toch niet geheel verdwenen, zoodat naar alle
waarschijnlijkheid toch een deel der variaties
niet fantasie maar werkelijkheid is. Dit resultaat is
door het Smithsonian Institute verkregen door
voortdurende, gelijktijdige metingen der constante
op ver uiteengelegen waarnemingsstations. Deze
stations zijn uit den aard der zaak liefst op hooge
bergen geïnstalleerd om minder last te hebben
van den dampkring en haar storingen, vooral in
de lagen waarin wij in het dagelijksch leven huizen.
Toch is niet iedere hooge berg vanzelf een goed
waarnemingsstation want bergtoppen zijn juist
dikwijls condensatieplaatsen voor den waterdamp
uit den dampkring en nevels en wolken zijn de
ergste vijanden der zonneconstante-metingen.
Hen kan dus alleen bergtoppen gebruiken in
zeer droge gebieden. Hieruit heeft het vermelde
instituut er drie gekozen n.l. de Montezuma,
een 2711 M. hooge top in het Andes-gebergte van
Noord-Chili, de Table Mountain in Californië,
die 2286 M. hoog is en eindelijk, in
buiten-Amerikaansch gebied de 1586 M. hooge Brukkaros in
Z. W.-Afrika. Het eerste station voldoet het beste.
De streek is daar volkomen vrij van plantengroei
en de vochtigheid der lucht is zeer gering. Wolken
komen er niet voor behalve hoogst zelden wat
nevel en hooge vederwolkjes. Sinds het begin
van 1926 werden op twee dezer stations en sinds
het begin van 1927 op alle drie stations dagelijks
metingen der zonneconstante verricht. Daarbij
blijken kleine schommelingen op te treden in
de waarde ervan, welke schommelingen voor
alle drie stations hetzelfde verloop hebben, en
daarom voor werkelijke schommelingen worden
gehouden. Het verschil is niet groot en bedraagt
ongeveer n percent van het heele bedrag;
het gemiddelde bedrag per maand berekend is
hoogstens 1.948 cal. en minstens 1.928 cal. Veel
is het niet, maar voldoende voor Abbot, den leider,
om nader onderzocht te worden. Hij heeft door
berekeningen de schommelende curven, die de
zonneconstante vertoont, ontleed in een aantal
periodieke curven, waarvan de perioden 68, 45,
25, 21, 8 en 6 2/3 maand bedragen. Als men deze
curven met elkaar samenstelt, krijgt men volgens
hem,, de curve der zonneconstante. Wat heeft
dit voor voordeel? Wel, men kan, als Abbot
gelijk heeft, met behulp dezer regelmatige curven
het beloop der zonneconstante-curve voor de
volgende jaren voorspellen. Dit is van belang
omdat Abbot, en verschillende andere weer
kundigen, van meening zijn dat de zonnecon
stante grooten invloed op het weer heeft, zoodat
dus met behulp der voorspelde
zonneconstantecurve ook een weer-prognose op langen termijn
mogelijk zou zijn, wat zooals men weet, een groot
desideratum is der weerkundigen maar ook voor
ons leeken, want hoe gaarne zou men niet voor
een paar maanden, een half jaar of meer nog
vooruit willen weten hoe 't weer ongeveer zijn zal,
niet alleen voor eigenbelang maar ook voor de
gemeenschap rakende zaken zooals landbouw e. d.
Het interesse, dat de Enkhuizer Almanak
wekt is toch niet voor een gering deel te danken
aan de weervoorspelling een jaar vooruit. En
hoeveel belangstelling heeft niet Bastons onder
zoek gewekt naar de regelmatigheid der strenge
en kwakkelende winters over lange perioden.
Met een zekere spanning mag men dus wel afwach
ten of Abbot's verwachtingen omtrent het toe
komstig verloop der zonneconstante uitkomen.
* *
*
Hiermee hangt natuurlijk weer samen dat de
metingen zelf zoo betrouwbaar mogelijk moeten
worden voortgezet in komende jaren. Daarbij is een
hindernis dat een der drie stations, n.l. dat in
Afrika, betrekkelijk niet erg voldaan heeft aan
de gestelde verwachtingen. Daarom liet het
instituut in andere, eveneens niet-Amerikaansche
gebieden, onderzoek doen naar een betere
observatieplaats, met behulp van instrumenten voor
het meten van zonnestraling, hemelstraling en
luchtvochtigheid. Nadat eerst de
Kaap-Verdische eilanden en vele bergen in Z. W. Afrika
gewogen en te licht bevonden waren" wat heel
wat moeizame tochten en metingen meebracht,
zijn de onderzoekers eindelijk op het schiereiland
Sinai beland waar zij op den top van den 2800
hoogen berg Sinai (door de Arabieren Gebel
Zebir genoemd) zeer aannemelijke omstandig
heden vonden. Niet alleen dat van de 106
verblijfdagen er maar 6 waren waarop een gedeeltelijke
bewolking voorkwam, maar bovendien heerschte
er meestal windstilte, wat een gunstige factor is.
Alleen kwam soms een storing voor door een
op groote hoogte liggenden nevel, die vermoedelijk
afkomstig was van zandstormen in de Sahara.
Maar toch was dit nieuwe station te prefereeren
boven het Z. W. Afrikaansche en zelfs het
Californische. Zoo prima als dat op de Montezuma
is het echter niet. Er is veel kans dat dit nieuwe
station dus gekozen zal worden in plaats van het
Z. W. Afrikaanschei ' -~^ . *" ' '
DE 25 MODELKAMEG/
VAN
EOO/Ttttttt
ZUN
WAT
N l LLM U
LEVENSVERZ.MIJ
'S GRAVEN HAGE.
AMSTERDAM UTRECHT
ROTTERDAM
Spoor's
Mosterd
W. A. Spoor Jr., Culemborg.
F" F. SI N EMU S
Leidschestraat 20-22
AMSTERDAM C.
ROK en SMOKING
OVERHEMDEN
SPECIALE COUPE
EIGEN ATELIERWERK
MEUBELEN
BRANDKASTEN
AMSTERDAM i
^*rtw. ?i.-.JJj?,3ï~^w T^T,vfl3LM«i5