De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 13 januari pagina 4

13 januari 1934 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Groene 'Amsterdammer van 13 Januari 1934 N o. 2954 Ministers en sport Spreektaal Melis Stoke Teekeningcn Harmsen van Beek De heer Kalff werkt aan de brug . De Fransche premier Chautemps is opgetogen van de wintersport te Parijs teruggekeerd. Sport," zeide hij tot een journalist, voert de ihdividueele prestaties op en is de beste training voor de zenuwen. Voor politici die dag aan dag te strijden hebben is sport absoluut noodzakelijk. ..." Misschien is er in deze uitlating eenige over drijving. Misschien past ze ook meer op de Fransche toestanden dan de Hollandsche, want inderdaad moet men een sterk gestel hebben om zoo dikwijls minister en minster-af te zijn als dat van de Fransche politici gevergd wordt. ' Maar stellig ligt er een grond van diepe waarheid in deze uitlating. Ministers moeten aan sport dcen. ? Politici moeten lenig en behendig blijven. En daarom is het zoo toe te juichen dat thans ook ten onzent de gedachte aan physieke training van het kabinet meer en.-meer veld wint. Want we hebben in dezen tijd onze ministers noodig en als er iets is dat populair maakt dan is het de sport. Is het daarom te verwonderen dat oud-Minister Kan is uitgenoodigd tot sport- en 'spelleider van den Ministerraad ? Hij is daarvoor de aangewezen figuur. En het is een lust en een leven de heeren op Dinsdag aan het werk te zien. Natuurlijk is het maar een clubje dat in besloten kring werkt en Een bokser van beteekenis voorloopig is niet te verwachten dat zij in het openbaar zullen optreden om hun vaardigheid en aardig zwellende spierballen te vertoonen. Het moge echter niet als onbescheiden gelden als we wat meer van de vorderingen en verrich tingen meedeelen. Allereerst de heer Oud die verbazende capaci teiten aan den dag legt voor gewichtheffen. Als men de verhalen gelooven mag heft hij tonnen en tonnen, niet alleen aan omzetbelasting maar ook op ander gebied. Zoo schijnt hij b.v. verrassend veel boven de macht van anderen te kunnen heffen. De heer Kalff werkt vooral aan de brug maar vooral schijnt hij zijn sporen te verdienen op het gebied van wég-werken. De meeste turners leggen er zich op toe een teveel weg te werken, maar hoogst origineel werkt deze bewindsman een te kort weg. Een bokser van beteekenis blijkt de heer Ver schuur te zijn. Hij bokst volgens ooggetuigen de zaak aardig voor elkaar en schijnt bij zijn diverse diensten zoo goed linkschen als rechtschen te plaatsen. Uiteraard vallen in zijn branche .de meeste \lappen. Er schijnt zooveel activiteit van hem uit te gaan dat de fabrikanten, alleen reeds door zijn invloed, wat meer gaan uitvoeren dan ze den laatsten tijd plachten te doen. Alhoewel de heer Verschuur den indruk wekt van zwaargewicht, schijnt hij toch geclasseerd te worden onder het z.g. Welter-gewicht en men verwacht van hem nog menigen stoot in de goede richting. Minister Marchant oefent zich in het voetballen. Zijn doel is ieder bekend, en aangezien er zoo weinig inkomt tegenwoordig zal hij ook wel een prima keeper zijn. Maar bovendien, en dit zal wellicht een groote verrassing voor onze lezers zijn, oefent hij zich in het rijden. Niet in het fietsrijden want dat kan hij al' lang, maar in de paardensport. Het schijnt dat zekere aandrang van mevrouw Ros?Vrijman, zijn partijgenoote, daaraan niet vreemd is geweest, maar de doorslag is gegeven door het feit dat de heer Marchant zich aangetrokken gevoelt tot zekere dressuurproeven op het gebied van de Hooge School. Onnoodig te zeggen dat verschillende ministers Bekende ministers ijverig zwemles nemen, wat voor menschen die de zaak drijvende moeten trachten te houden van belang is. Alleraardigste vorderingen in de ijssport worden gemaakt door den heer de Graeff die telkens meer zekerheid op het gladde ijs krijgt, waartoe hij zich trouwens niet alleen op de Haagsche baan oefent doch voortbouwt op de bekwaamheid die hij in diverse andere baantjes, o.a. in Indiëheeft ver worven. Volgens onzen zegsman is bij al die oefeningen de opwekkende invloed van den heer Deckers van de hoogste waarde. Men ziet hem dan hier, dan daar en hoewel hij zich persoonlijk met de zelfverdedigingssporten bezig houdt interesseert hij zich voor de vorderingen van allen, ook van die van den heer Slotémaker de Bruine die tesamen met den heer de Wilde equilibristische toeren maakt, waarbij de eerst genoemde telkens zegt dat dit koorddansen hem vooral voor den draadloozen omroep zooveel nut geeft. De Rolzaal op het Binnenhof die voor de oefe ningen is ingericht davert telkens van het vroolijk gejuich. In de eene hoek wordt een reuze-zwaai gemaakt, in de andere wordt door den heer Kalff reusachtig aan de brug gewerkt, en de ijverigste bij dit alles is de heer Colijn, of Rikus zooals men hem in dat gezelschap noemt, die van alle markten thuis is en voordoet hoe men diverse extremisten onvrijeen ordeoefeningen kan laten maken. De eenige die wel eens moedeloos wordt is de heer Oud, die nu en dan klaagt dat hij niet meer heffen kan, maar daar zijn de anderen nog niet zoo van overtuigd. Trouwens, met zijn omzet gaat het al zoo aardig dat men niet wanhoopt of hij zal er nog het op zetten wel bij leeren. Uw beschouwing over Schaper's boek geeft mij aanleiding op te merken, dat, behalve de driedoor den schrijver besproken tekortkomingen, einog een vierde is, die naar mijn meening van veel wijdere strekking is dan die door Schaper genoemd. Naar mijn overtuiging is de grootste tekort koming, die Troelstra in zijn politieke leven heeft ? gemaakt, zijn houding ten opzichte van de bekende pacificatie op het gebied van onderwijs, die in 1920 op aandrang van Dr. Abr. Kuyper tot stand is gekomen. Troelstra heeft zich toen laten ver leiden om de Openbare School tegen het Algemeen Kiesrecht in te ruilen en hij heeft niet begrepen, dat hij daarmee ons onderwijs een noodlottigen. onhelstelbaren slag heeft toegebracht. Het is begrijpelijk, dat Schaper dit in zijn boek niet rele veert, omdat hij zelf aan het tot stand komen heeft medegewerkt, zooals ik uitvoerig in mijn boek Water en Vuur" heb uiteengezet. Tenge volge van deze pacificatie is de bijzondere school tot grooten bloei gekomen en de Openbare School heel sterk achteruitgegaan; de sectegeest in ons land is op onrustbarende wijze toegenomen en de kosten van het onderwijs zijn door deze versnip pering zoo enorm gestegen, dat drastische bezuini gingen moesten worden ingevoerd; het gehalte van het onderwijs heeft daaronder te lijden gehad en de verdere afbraak van de Openbare School heeft zulk een omvang aangenomen, dat er niet veel meer van is overgebleven. Deze tekortkoming was een aanslag op onze Openbare School; een instelling, waarop Nederland terecht trotsch mocht zijn en die nu, mede dooi de latere houding der S.D.A.P., ten doode is op geschreven. L. FLES Voor zoover de financieele gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs een fout is, was het geen fout van Troelstra alleen. Ik meen, dal het in het geheel geen fout was, doch een. herstel van het onrecht, dat degenen, die voor hun kin deren bijzonder onderwijs verlangen, dubbel moesten betalen. A. C. J. J. In zijn verslagje over Daar klopt iets niet'r (Vereenigde Schouwspelers) waagt de heer Scholte het mee te deelen, dat hij te dezer plaatse" niet over het betreffende tooneelwerk zou hebben ge schreven, indien de heer Pierre Mols hem de laatste maal niet publiekelijk een ietwat interes santer première" beloofd had. De heer Scholte maakt dus melding van Daar klopt iets niet", omdat hij wil demonstreeren, hoe Pierre Mols hem, in strijd met het dreigement,. niet uit de zaal verwijderde. U permitteere mij op te merken, dat een criticus van een stuk gewag heeft te maken, omdat hij het stuk belangrijk acht, dit echter niet heeft te doen om zijn sarcastische grootmoedigheid te toonen; welke laatste houding overigens ge makkelijk is, wanneer men op een vrij safe plaatsje achter de medewerkerstafel eener periodiek van standing zit. Daar Scholte met betrekking tot het ontstaaix van zijn recensie aangaande Daar klopt iets niet" een a-artistieke en a-critische reden opgeeft,. rijst het vermoeden, dat ook het beschouwinkje zelf op a-artistieke en a-critische fundamenten rust. Dit vermoeden wordt versterkt, als men kennis neemt van de azijnzure wijze, waarop de critiek(?) in kwestie wordt uitgeoefend. JULES DE LEEUWE Oud klaagt dat hij niet genoeg heffen kan EIKEN t^l ^L

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl