De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 20 januari pagina 1

20 januari 1934 – pagina 1

Dit is een ingescande tekst.

DE GROENE AMSTERDAMMER Weekblad voor Nederland Onder hoofdredactie van A. C. Josephus Jitta Redacteuren: L. J. Jordaan, F. G. Scheltenia en M. Kann. Secret ar is der redactie: G. F. v. Dam Keizersgracht 355, Amsterdam C - Tel. (tijdelijk) 80872 - Oem. Giro G. 1000 - Post 72880 Opgericht ia 1877 No. 295S Zaterdag 20 Januari 1934 I De Regeering en de Nationaal Socialistische Beweging De Regeering heeft het recht en den plicht revolutionnaire ambtenaren te ontslaan. Zij behoort ook aan ambtenaren hét lidmaatschap van revolvtionnaire organisaties te verbieden. Dat ook de N. S. B. in die categorie thuishoort, is niet bewezen. Het is een groote verdienste van onze zittende regeering, dat zij het gezag krachtig handhaaft. In dezen tijd is dat noodzakelijker dan ooit. Maar de handhaving van het gezag moet geschieden volgens rechtsregelen, die gelijk zijn voor alle burgers. Meer of mindere sympathie van de regeering voor bepaalde personen of bepaalde bewegingen, mag geen invloed hebben op de beslissingen. Het ligt voor de hand, dat de regeering bij het bestreden van revolutionnaire bewegingen alle aandacht moet besteden aan het personeel, dat in overheidsdienst is. De regeering moet de strengst mogelijke waarborgen eisenen, dat dit personeel betrouwbaar is. Vandaar in de eerste plaats het verbod voor overheidspersoneel om uniformen te dragen, kleedingstukken of onderscheidiugsteekenen, die blijk geven van een bepaalde politieke overtuiging. Ten nauwste houdt met dit verbod verband het voorschrift, dat verbiedt andere dan nationale vlaggen te doen wapperen uit dienstwoningen. De regeering heeft het recht en den plicht ambtenaren, die blijk geven van revolutionnaire gezindheid, te ontslaan. Het is uiterst moeilijk een objectieven maatstaf voor die gezindheid aan te leggen. De eed van trouw is geen absolute waarborg. Het deel uitmaken van een revolutionnaire organisatie kan een zeer sterke aanwijzing zijn, dat de ambtenaar niet betrouwbaar is. De organi satie kan eisenen, dat de leden trouw zweren aan den leider. Wanneer die leider revolutionnair gezind is, komen de ambtenaren, die zich in die organisatie begeven hebben, voor een gewetens conflict te staan, dat slechts kan worden opgelost door of voor die organisatie, óf voor de ambtelijke functie te bedanken. Hoe moet in het licht van deze beschouwingen de plaatsing van de N. S. B., de door den Heer Mussert geleide organisatie, op de lijst van de voor ambtenaren verboden vereenigingen worden beoordeeld ? \ * * * Ik heb weinig sympathie voor het programma en de actie van de N. S. B. Het programma is een samenraapsel van uit het Italiaansch en Duitseh vertaalde programma's. Het is opgesteld zonder ook maar eenigermate rekening te houden met de Nederlandsche traditie en de regelen van staatsrecht en economie, die sedert eeuwen in Nederland hebben gegolden en in hooge eere zijn gehouden. De actie, die op dat programma wordt gebaseerd, is van hetzelfde gehalte. Alles wat de regeeringen van land, provincie en stad doen, is verkeerd. De overheid en de volksvertegenwoordiging wor den slechts geleid door groeps- en partijbelangen. De N. S. B. daarentegen is de eenige groep, die het algemeen belang voorstaat. De leider van de N. S. B. pleegt zich in de eerste plaats te richten tegen de actie van de socialisten. De socialisten zijn sterk in critiek op anderen en in het doen van schoone beloften. Alle bestaande euvelen zijn een gevolg van het kapitalisme. Wanneer de socialisten aan het bewind zouden komen, zal de welvaart terugkeeren, de vrede tusschen de volkeren tot stand komen en het vraagstuk van de werkloosheid worden opgelost. De partij van den heer Mussert maakt zich schuldig aan dezelfde fouten, die zij haar grootsten tegenstander verwijt. In een circulaire aan de transportarbeiders verklaart de N. S. B. het kapita lisme te willen bestrijden. Aan de winkeliers belooft zij de warenhuizen te doen sluiten. Aan de ondernemers de beëindiging van den klassen strijd. Aan de werkloozen werk in plaats van steun. Zonder over eenig bewijsmateriaal de beschik king te hebben verklaart de heer Mussert, dat de branden op de Indrapoera en in de telefoon centrale te Amsterdam het werk zijn van commu nisten. De socialistische arbeiderspers stond onmiddellijk gereed met de insinuatie, dat de blijkbaar nationaal-socialistisch gezinde zoons van den directeur van het telefoonbedrijf den brand veroorzaakt zouden hebben met de bedoeling de schuld te werpen op communisten. Noch de arbeiderspers, noch de N. S. B. hebben het recht, gezien haar eigen wijze van optreden, haar tegenstanders te beschuldigen van het voeren van een onbehoorlijke actie. De pot verwijt den ketel, dat hij zwart ziet. De vraag, of men het programma en de actie van de N. S. B. sympathiek gezind is, mag geen invloed hebben op de beslissing, of men aan ambte naren het lidmaatschap van die organisatie moet verbieden. Het eenige criterium behoort te zijn, of die organisatie al dan niet revolutionnair gezind is. De minister-president heeft medegedeeld, dat de heer Mussert zijn leden heeft aangespoord zich niet te onderwerpen aan de bevelen van de regeering. Wanneer dat juist zou zijn, dan kan inderdaad niet worden toegelaten, dat ambtenaren lid zijn van de N. S. B. Nog in de laatste aflevering van Volk en Vaderland" wordt geschreven, dat de leden van de N. 8. B. door dik en dun met hun leider mee moeten gaan. Wanneer die leider zijn volgelingen, die ambtenaren zijn, aanspoort zich niet aan de bevelen van de overheid te houden, is het verbod alleszins gerechtvaardigd. Maar ik twijfel voorshands aan de juistheid van die bewering. Blijkens de stukken, die openbaar zijn gemaakt ??? en andere stukken betreffende deze materie Ons telefoonnummer l» tljdons do storing 8O872 Inhoud: i. Prof. Mr. A. C. Josephus Jitta, De regeering en de N. S. B. ?2. Prof. Mr. F. G. Scheltema, Grenzen der Staatsmacht. 3. L. J. Jordaan, Naar Stabiliseering van den dollar > 4. Melis Stoke,?Gedrang van bezoekers, teekeningen Harmsen van Beek. C. van Wessem, Muziek. 5. M. Bekkers-Zürcher, Volksschool-misère. B. van Vlijmen, Verzet der Duitsche Chris tenen. 6. Nico Rost, Duitsche boeken. 7. Dr. P. van Olst, Een-kristallen van metalen. A. Plasschaert, Geschenken aan stich9. R. van Ravenbeek, Jacob Epstein. A. Plasschaert, Tentoonstellingen. 10?ii. H. F. Tillema, De Oostersche vrouw en hare versierselen. 12. Mr. H. Scholte, Meesterschap van het effect. teekening B. van Vlijmen. 13. L. J. Jordaan, Mae West. 14. J. Waterman, Armlastige spoorwegen. 15. C. A. Klaasse, Roosevelt spreekt. 16. Otto van Tussenbroek, Een ballet van Ravel. ij. Anna Benavente, Wintersporten aan de Rivier a. 18. Alida Zevenboom, Croquante croquftjes. 19. H. Engel, Radio-overzicht. Uit het kladschrift van Jantje. 20. Letterraadsel. Charivaria. Omslag: Spelproblemen. zijn mij niet bekend heeft de heer Musserfc slechts geschreven, dat de leden van zijn organi satie, die ambtenaar zijn, niet behoeven te bedan ken, maar kunnen wachten tot zij ontslagen worden. Voor zich zelf past de heer Mussert dezelfde methode toe. Ik ben met de regeering van oordeel, dat een ambtenaar, die een stelselmatige agitatie tegen de overheid voert, als ambtenaar niet gehand haafd kan worden. De heer Mussert dient dus óf zijn agitatie te staken of ontslagen te worden. Maar hij behoeft niet zelf zijn ontslag te nemen. Hij kan wachten tot hij ontslagen wordt. Dat is trouwens ook naar de letter in overeen stemming met de formuleëring van het stand punt van de regeering. Zoolang mij geen andere bewijzen bekend zijn voor het revolutionnaire karakter van de N. S. B., dan tot dusverre gepubliceerd zijn, betreur ik het door de regeering uitgevaardigde verbod. In een fascistischen staat behoeft een dergelijk verbod geen andere rechtvaardiging, dan de ver klaring, dat de regeering de organisatie niet gunstig gezind is. In den rechtsstaat, waarin wij leven, moet de gegrondheid van een dergelijk verbod steunen op objectieve regelen van recht. Misschien zal de regeering bij de aanstaande behandeling van de begrooting in de Eerste Kamer dat bewijsmateriaal brengen. Tot dusverre is het, voor zoover mij bekend, niet geleverd. A. O. JOSEPHUS JITTA

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl