Historisch Archief 1877-1940
"Ben mooie Apo-Kajansche
l
De vrouw dient in Apo-Kaj&u aan
drie criteria van schoonheid te vol
doen. Ie. lange oorlellen, 2e. zwarte
tanden en 3e zoo donker mogelijke
tatoeëering. Reeds heel jong worden
de oorlellen der meisjes uitgerekt door
er een gaatje in te prikken en hierdoor
metalen ringen te steken, hoe langer
hoe meer. Door heb gewicht dier ringen
rekken de lellen. Ik heb vrouwen
gezien wier lellen zeker l d.M. lang
waren ! Aan de oorschelp brengt de
vrouw ook versierselen aan in den
vorm van spiegeltjes en kraaltjes.
Soms breken de lellen onder het
gewicht der ringen. Een enkelen
keer lukt het, de lellen weer aan
elkaar te laten groeien, soms wordt de
hulp van den dokter te Longnawang
ingeroepen om ze te naaien, Indien
de breuk onherstelbaar is, maskeert
noen het schoonheidsgebrek door
hetweelderige haar over de ooren te kam
men. Vaak ontstaan er wonden, die
aanleiding geven tot onoogeMrjke
litteekens, terwijl de vrouw zich ook wel
eens een kleine, operatieve ingrijping
veroorlooft, als haar de pijn, veroor
zaakt door den voortdurenden druk
in de omgeving' van het oor, te
-ergwordt. Dat die lange oorlellen met de
zware ringen er aan niet nog meer
breken en dat de vrouwen er zoo 't
schijnt bij den arbeid thuis en op 't
veld weinig hinder van hebben, was
me steeds een raadsel!
Het zwart maken der tanden is een
DE IDAJAKSCHE VROUW
-X
Met Film- en Fototoestel bij
in Indonesiëzeer verspreide gewoonte.
Hoogstwaarschijnlijk is ze van
godsdienstigea oorsprong. Vermoedelijk
zit er de bedoeling bij voor, zich onher
kenbaar te maken, den indruk te
wekken dat men geen tanden meer
heeft. Wellicht is de gewoonte ont
staan daar, waar men uit religieuze
overwegingen als offer de tanden eerst
uittrok, toen afvijlde, en daarna, als
verzachting, den indruk ging wekken,
dat men geen tanden meer had. De
gewoonte is dus bedoeld als een ver
momming. Uittrekken, afvijlen, is
vermoedelijk oorspronkelijk een offer
handeling geweest, waarvan het zwart
maken het overblijfsel is. Net als dit
met zooveel religieuze handelingen het
geval is, denkt men tegenwoordig bij
het zwart maken heelemaal niet meer
aan 't afwenden van ongelukken of
Vrouw met krijgshoed
gevaren, maar is ze tot een gewoonte
geworden, die de mode voorschrijft.
Zwarte tanden vindt men mooi, witte
echter leehjk.
in een wajangverhaal waarin de
Javaansche Venus wordt bezongen,
zegt de dichter: ,,Haar tanden zijn
zwart gelijk de vleugels van een
hommel. Ze schitteren met verblin
dend licht. Indien ze glimlacht, ge
lijken ze op druppels verdikt
suikersap".
Op Java niaakt men de tanden
zwart, niet door het kauwen van
sirih, zooals velen meenen, maar met
behulp van klapperwater waarin men
roestige spijkers heeft gedaan. 'Door
het eenige dagen te laten staan, begint
het klapperwater te gisten en te
verzuren, waardoor het ijzer in op
lossing komt. Met dit ,,mondwater"
spoelt men eenige malen, waarna men
eenigen tijd op de schil van den gra
naatappel (delima) kauwt, ,,om de
met ijzeroplossing bedeelde tanden te
bedekken met een harsachtige en
tevens looistofhoudende laag. Dit
herhaalt men zoo lang, tot de tanden
glinsterend zwart zijn. "Deze uitleg
is vermoedelijk onjuist. Chemisch
gedacht is de verklaring als volgt:
de ijzerhoudende oplossing vormt met
het looizuur uit den bast een verbin
ding: ijzertannaat. Dit zout is zwart.
Oude Apo-Kajansche,
Een heel bekend voorbeeld van een
dergelijke chemische verbinding heeft
men in galnoteninkt.
Hoe komt nu de Dajak van
ApoKajan aan de zwarte tanden? Ik
doe die vraag, omdat b. v. het
sirihkauwen in 't begin dezer eeuw
nog maar in n kampong op het
scheidingsgebergte van Mahakkam en
Apo-Kajan bekend was, terwijl
men 't nu overal doet. Nu heeft het
sirihkauwen geen godsdienstigen ach
tergrond, die van 't tandenvijlen en
't zwart maken wel. Vermoedelijk is
dus de gewoonte van ouderen datum.
Hoe het zij: men vijlt de boventanden
recht, maakt* ze zwart en brengt er
ook versieringen in aan in den vorm
van een geelkoperen ,,klinknageltje"
waartoe men dan met de ,,poeè" (het
mes dat de mandouw vergezelt) in
de tanden boort!
Men vertelde mij, dat men de tanden
zwart maakte met aarde en een blad.
Men maakte van beide (het blad moet
versch zijn) een papje, door ze ge
zamenlijk in een stuk bamboe te stam
pen en te mengen. Dit papje legde
men 's nachts met behulp van een
pisangblad op de tanden. Ik vond dit
wat vreemd en verzocht daarom mij
een weinig van die aarde te willen
verkoopen. Dat scheen nogal moeilijk
heden op te leveren, want, vertelde
men, die aarde komt maar op n
enkele plek, hél ver weg, voor en is
daarom kostbaar. Maar na eenigen
tijd kon ik een kokertje koopen. Het
bleek me, dat de smaak dier aarde
sterk aan dien van ijzerzouten her
innerde. Het versche blad, dat ik ook
kreeg, smaakte wrang. Vermoedelijk
was dus het principe weer gelijk aan 't
Javaansche gebruik: ijzer met looi
zuur. Ik nam beide stoffen mee. Van
de droge bladeren kon niet meer wor
den nagegaan welke looistoffen ze
bevatten, maar dat komt er ook niet
zoo op aan. De grond bevat
oplosbaaren onoplosbaar ijzer (in den vorm van
ferro en ferri) in totaal 4| pCt. en
daarnaast wat zwavel (niet
quantitatief nagegaan). Vermoedelijk is de
aarde dus van vulkanischen oorsprong.
In Apo-Kajan vindt men weinig
overblijfselen van vulkanischen aard,
zoodat het me nu ook duidelijk is,
waarom de ,,obat" voor de tanden
zoo schaarsch is en daarom kostbaar.
Ben ik goed ingelicht, dan moet men
het kleuren der tanden af en toe
herhalen, omdat de zwarte tint ver
loopt.
Is het zwartmaken der tanden in
oorsprong een godsdienstige handeling
met het tatoeëeren is dit ook het
geval, 't Is nu niet de bedoeling om
zich onzichtbaar te maken, maar om
beter te kunnen zien, gemakkelijker den
weg te kunnen vinden naar de zielen
van overleden familieleden, die in den
hemel zijn. De tatoeëering straalt n.l.
volgens die menschen, licht uit. Hoe
donkerder van kleur de tatoeëering is,
hoe meer licht ze uitstraalt. Deze
meening heb ik vernomen van den
Sultan van Goenoen Taboer langs de
Segah (Beraoe) een goed kenner van
de adat zijner onderdanen. Of de
bewoners van Apo-Kajan ook die
meening deelen, weet ik niet. Iri het
H. F. Tl
werk van Dr.
Elshout heb ik dit
niet kunnen vin
den. Wel zegt hij,
dat het tatoeëe
ren aan strenge
bepalingen is on
derworpen, dat
het verba njd
houdt met het
koppensnellen
een heilige gods
dienstige hande
ling, zooals men
weet en dat
er heel wat moed
toe verei scht
wordt, dat het
niet in de huizen
mag plaats vin
den, omdat de
geesten van den
moed dan toornig
zouden worden
op de mannelijke
bewoners. Het
moet daarom ge
schieden onderde
rijsthuisjes.
De heele han
deling heb ik kun
nen filmen bij
vrouwen die er
onder de huizen
mee bezig waren.
Maar dit was bij
een anderen stam dan die van
Longnawang waar Dr. Elshout zoo lang
heeft gewoond, n.l. bij de
Kajawstam te Dataganojan.
Merkwaardig was het dat te
Longnawang van de jongere vrouwen
Tatoeëe