De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 20 januari pagina 10

20 januari 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

"Ben mooie Apo-Kajansche l De vrouw dient in Apo-Kaj&u aan drie criteria van schoonheid te vol doen. Ie. lange oorlellen, 2e. zwarte tanden en 3e zoo donker mogelijke tatoeëering. Reeds heel jong worden de oorlellen der meisjes uitgerekt door er een gaatje in te prikken en hierdoor metalen ringen te steken, hoe langer hoe meer. Door heb gewicht dier ringen rekken de lellen. Ik heb vrouwen gezien wier lellen zeker l d.M. lang waren ! Aan de oorschelp brengt de vrouw ook versierselen aan in den vorm van spiegeltjes en kraaltjes. Soms breken de lellen onder het gewicht der ringen. Een enkelen keer lukt het, de lellen weer aan elkaar te laten groeien, soms wordt de hulp van den dokter te Longnawang ingeroepen om ze te naaien, Indien de breuk onherstelbaar is, maskeert noen het schoonheidsgebrek door hetweelderige haar over de ooren te kam men. Vaak ontstaan er wonden, die aanleiding geven tot onoogeMrjke litteekens, terwijl de vrouw zich ook wel eens een kleine, operatieve ingrijping veroorlooft, als haar de pijn, veroor zaakt door den voortdurenden druk in de omgeving' van het oor, te -ergwordt. Dat die lange oorlellen met de zware ringen er aan niet nog meer breken en dat de vrouwen er zoo 't schijnt bij den arbeid thuis en op 't veld weinig hinder van hebben, was me steeds een raadsel! Het zwart maken der tanden is een DE IDAJAKSCHE VROUW -X Met Film- en Fototoestel bij in Indonesiëzeer verspreide gewoonte. Hoogstwaarschijnlijk is ze van godsdienstigea oorsprong. Vermoedelijk zit er de bedoeling bij voor, zich onher kenbaar te maken, den indruk te wekken dat men geen tanden meer heeft. Wellicht is de gewoonte ont staan daar, waar men uit religieuze overwegingen als offer de tanden eerst uittrok, toen afvijlde, en daarna, als verzachting, den indruk ging wekken, dat men geen tanden meer had. De gewoonte is dus bedoeld als een ver momming. Uittrekken, afvijlen, is vermoedelijk oorspronkelijk een offer handeling geweest, waarvan het zwart maken het overblijfsel is. Net als dit met zooveel religieuze handelingen het geval is, denkt men tegenwoordig bij het zwart maken heelemaal niet meer aan 't afwenden van ongelukken of Vrouw met krijgshoed gevaren, maar is ze tot een gewoonte geworden, die de mode voorschrijft. Zwarte tanden vindt men mooi, witte echter leehjk. in een wajangverhaal waarin de Javaansche Venus wordt bezongen, zegt de dichter: ,,Haar tanden zijn zwart gelijk de vleugels van een hommel. Ze schitteren met verblin dend licht. Indien ze glimlacht, ge lijken ze op druppels verdikt suikersap". Op Java niaakt men de tanden zwart, niet door het kauwen van sirih, zooals velen meenen, maar met behulp van klapperwater waarin men roestige spijkers heeft gedaan. 'Door het eenige dagen te laten staan, begint het klapperwater te gisten en te verzuren, waardoor het ijzer in op lossing komt. Met dit ,,mondwater" spoelt men eenige malen, waarna men eenigen tijd op de schil van den gra naatappel (delima) kauwt, ,,om de met ijzeroplossing bedeelde tanden te bedekken met een harsachtige en tevens looistofhoudende laag. Dit herhaalt men zoo lang, tot de tanden glinsterend zwart zijn. "Deze uitleg is vermoedelijk onjuist. Chemisch gedacht is de verklaring als volgt: de ijzerhoudende oplossing vormt met het looizuur uit den bast een verbin ding: ijzertannaat. Dit zout is zwart. Oude Apo-Kajansche, Een heel bekend voorbeeld van een dergelijke chemische verbinding heeft men in galnoteninkt. Hoe komt nu de Dajak van ApoKajan aan de zwarte tanden? Ik doe die vraag, omdat b. v. het sirihkauwen in 't begin dezer eeuw nog maar in n kampong op het scheidingsgebergte van Mahakkam en Apo-Kajan bekend was, terwijl men 't nu overal doet. Nu heeft het sirihkauwen geen godsdienstigen ach tergrond, die van 't tandenvijlen en 't zwart maken wel. Vermoedelijk is dus de gewoonte van ouderen datum. Hoe het zij: men vijlt de boventanden recht, maakt* ze zwart en brengt er ook versieringen in aan in den vorm van een geelkoperen ,,klinknageltje" waartoe men dan met de ,,poeè" (het mes dat de mandouw vergezelt) in de tanden boort! Men vertelde mij, dat men de tanden zwart maakte met aarde en een blad. Men maakte van beide (het blad moet versch zijn) een papje, door ze ge zamenlijk in een stuk bamboe te stam pen en te mengen. Dit papje legde men 's nachts met behulp van een pisangblad op de tanden. Ik vond dit wat vreemd en verzocht daarom mij een weinig van die aarde te willen verkoopen. Dat scheen nogal moeilijk heden op te leveren, want, vertelde men, die aarde komt maar op n enkele plek, hél ver weg, voor en is daarom kostbaar. Maar na eenigen tijd kon ik een kokertje koopen. Het bleek me, dat de smaak dier aarde sterk aan dien van ijzerzouten her innerde. Het versche blad, dat ik ook kreeg, smaakte wrang. Vermoedelijk was dus het principe weer gelijk aan 't Javaansche gebruik: ijzer met looi zuur. Ik nam beide stoffen mee. Van de droge bladeren kon niet meer wor den nagegaan welke looistoffen ze bevatten, maar dat komt er ook niet zoo op aan. De grond bevat oplosbaaren onoplosbaar ijzer (in den vorm van ferro en ferri) in totaal 4| pCt. en daarnaast wat zwavel (niet quantitatief nagegaan). Vermoedelijk is de aarde dus van vulkanischen oorsprong. In Apo-Kajan vindt men weinig overblijfselen van vulkanischen aard, zoodat het me nu ook duidelijk is, waarom de ,,obat" voor de tanden zoo schaarsch is en daarom kostbaar. Ben ik goed ingelicht, dan moet men het kleuren der tanden af en toe herhalen, omdat de zwarte tint ver loopt. Is het zwartmaken der tanden in oorsprong een godsdienstige handeling met het tatoeëeren is dit ook het geval, 't Is nu niet de bedoeling om zich onzichtbaar te maken, maar om beter te kunnen zien, gemakkelijker den weg te kunnen vinden naar de zielen van overleden familieleden, die in den hemel zijn. De tatoeëering straalt n.l. volgens die menschen, licht uit. Hoe donkerder van kleur de tatoeëering is, hoe meer licht ze uitstraalt. Deze meening heb ik vernomen van den Sultan van Goenoen Taboer langs de Segah (Beraoe) een goed kenner van de adat zijner onderdanen. Of de bewoners van Apo-Kajan ook die meening deelen, weet ik niet. Iri het H. F. Tl werk van Dr. Elshout heb ik dit niet kunnen vin den. Wel zegt hij, dat het tatoeëe ren aan strenge bepalingen is on derworpen, dat het verba njd houdt met het koppensnellen een heilige gods dienstige hande ling, zooals men weet en dat er heel wat moed toe verei scht wordt, dat het niet in de huizen mag plaats vin den, omdat de geesten van den moed dan toornig zouden worden op de mannelijke bewoners. Het moet daarom ge schieden onderde rijsthuisjes. De heele han deling heb ik kun nen filmen bij vrouwen die er onder de huizen mee bezig waren. Maar dit was bij een anderen stam dan die van Longnawang waar Dr. Elshout zoo lang heeft gewoond, n.l. bij de Kajawstam te Dataganojan. Merkwaardig was het dat te Longnawang van de jongere vrouwen Tatoeëe

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl