Historisch Archief 1877-1940
N o. 2955
De Groene Amsterdammer van 20 Januari 1934
Tentoonstellingen
Jacob Epstein
De beeldhouwer Epstein is in
Engeland een openbare figuur. Een
?dergelijke vermaardheid is niet te
vergelijken met den roep van een
"bekend kunstenaar (laat staan beeld
houwer !) in Holland, want zij gaat
tot den, omvang van een moderne
publicity stunt" en wordt hoog
stens geslagen door het monster
van Lioch Ness of den winnaar van
de Derby. De mannen van
Fleetstreet houden hem nauwkeurig in
de gaten en zijn klapper zal voor
dien van John Galsworthy niet
hebten ondergedaan. Zijn werk wordt
?door de gansene pers behandeld,
aanbeden door de modernen, uitge
jouwd door de sensatie- en
jingobladen. Zijn beelden werden in de
mistige nachten met verf en teer
besmeurd door de puriteinen, door
Chelsea-bohemians in koortsigen drift
als nieuw evangelie gepredikt. Deze
luidruchtige gevechten, die in hun
?wezen zoo on-Engelsch schijnen, be
hoeven hem, die den gang der beel
dende kunst in dit land volgde,
niet zóó te verbazen.
J. Epstein
Einstein
Elke vrije creatie in harmonie
Inet onzen (Europeeschen) cadens,
werd en wordt nog steeds be
sprongen door de botte traditie en
gezonde" nuchterheid. En daar
tegenover staat de even roerige
kleine groep nieuw-lichters, die dan
ook bereid zijn alles te aanvaarden,
zoolang het een zitkamer der
Victorian-age op stelten kan zetten. De
enkele kunstenaars, die dit rumoer
overleven, hebben dan tevens de vol
doening en het gevaar dat de
schijnwerpers der publiciteit hen geen
oogenblik meer loslaten. Als gezegd,
zij worden ,,Kopie" en vandaar
tot slaaf is een deur verder ! Gefor
ceerde productiesnelheid; uitzonder
lijkheid tot eiken prijs, opzettelijke
terging van den vijand, zijn alle
vormen van onderdanigheid !
Het was in dien tijd van fel pro
en contra dat ik voet aan wal zette,
«n overwegende aUe mogelijkheden
van een zoo gevierd en gevierendeeld
kunstenaar, heb ik gelijkelijk hoop
vol en argwanend voor het eerst
zijn werk gezien. Sindsdien waren er
drie eigen tentoonstellingen.
De beelden van Epstein zijn, waar
geboetseerd, van een Joodsche pracht
en beweging. Zijn vrouwen schonken
hunne volheid en wankelheid, zijn
mannen hun kracht en trots van een
oogenblik om in brons te blijven
bestaan. De verstilde rust is zelden
gegeven; een enkel beeld toont de
rust van een zeer jong mensch, die
haar niet verkreeg doch slechts nog
niet verloor. Deze tentoonstelling van
geboetseerde koppen (begin 1933)
was als een fantastisch gesprek met
vele gedaanten dezer metropolis. Zijn
techniek is brokkelig, de opbouw
in klei is zeer prominent, de lust
aan het gebroken oppervlak, aan
het detail (juweelen, kant,
haarspangen) doet echter de ziel van het
verbeelde nooit schade. Tegelijk toon
de hij in steen gehouwen vrije beel
den en reliëfs, welke gedeeltelijk uit
een veel vroegere periode waren,
en waarin hij n scherpe styleering
n abstractie nastreefde. Hoe schoon
ook sommige détails zijn, hier faalde
hij, daar hij zijn bloed geweld aan
deed. Ik herinner mij ook nog enkele
onpersoonlijke bronzen, een Madonna
met kind" en een dubbel kinder
portret (putti), welke mij niet die
plastische vreugde zijner portretten
gaven.
* *
*
Op de eerste tentoonstelling (1932)
toonde hij 54 teekeningen in water
verf, illustraties voor het Oude Tes
tament, met de volle lyriek der
Psalmen, de barre hoovaardigheid
van dit manhaftig verhaal. Er was
een meesterlijke nheid (bedenk 54
teekeningen) een gelijke zwaarte van
lijn, een evenwicht tusschen de ver
beelding van opstuwende legers en
van twee stil-starende figuren. Epstein
herschreef het boek Genesis en der
Koningen in den vloeienden lijn van
de oerbewegingen van zijn stam.
Dit was de eerste maal dat de beeld
houwer wist, dat hij de veelheid van
aangezichten des levens in een samen
hang kon verwezenlijken zonder tot
condenseering in n figuur te worden
gedwongen. Hij was vrij te styleeren
met behoud der verscheidenheid. Het
was een machtig werk en het zou
goed zijn dit nog eens terug te zien.
Misschien wordt dit mogelijk, omdat
inderdaad een uitgave van het O, T.
met deze illustraties overwogen wordt.
Epstein's woning ligt dicht aan
Epping Forest, een tamelijk uitge
strekt woud, glooiend over de heuvels
van Essex. Ge kunt er in dwalen en
vergeten, dat ge nog binnen den rand
van Londen zijt. Velerlei boomen,
beuken met zijden stammen, eeltige
eiken, melkwitte berken kunt ge er
vinden, buigzaam onderhout om lichte
vijvers. En over dit bosch wilde
Epstein op zijn laatste tentoon
stelling (December 1933) een ode
schrijven in een reeks van waterverven.
Het werd voor mij, al is de hand des
meesters niet te ontkennen, een
teleurstelling. Een dergelijke serie
teekeningen (33) moet haar eerlijken
oorsprong vinden in den
neerslagvan een medegroei, een welhaast
zelve voelen van wind en regen
over bladeren en gegroefde stammen.
van zonnewarmte zich vergarend in
den oksel van een boschrand. De
jaargetijden moeten onder den eigen
huid zijn gedrongen. Deze
teekeJacob Epstein
Teekening O. T.
ningen zijn monotoon in groen en
bruin zonder de overtuiging te wekken,
dat deze herhaling noodzakelijk) was.
De kop van Einstein toonde een
breeder visie dan al, deze teekeningen
tezamen. Wel schijnt mij in> dit
gelaat de wijsheid ' onderdanig( aan
de menschelijke onzekerheid, . doch
zoo groot is wellicht de macht van
zijn rauwe en onbeschaafde*
l$,ndslieden.
Een expositie van Epstein's werken
in Amsterdam zoude in 1934 geen
overdaad zijn, sinds zijn eerste werk
uit 1907 dateert.
B. VAN RAVENBEEK
Londen, Januari 1934.
De Klopper, 'Kleykamp,
den Haag. Notities
Het groote bezwaar, dat ik steeds
gehad heb tegen het werk der leden
van deze Vereeniging, bleef natuurlijk
bestaan; het is te essentieel om ooit
toch te verdwijnen. Het bezwaar
wa,s en is: de jonge dames en mevrou
wen en de jonge lieden zijn te keurig
in hun werk; het werk is voor hen
niet meer, lijkt me toe, dan een fat
soenlijke opluchting. . . . Wanneer we
dit eenmaal hebben aangenomen, dan
kunnen we eerst bepaalde dingen
over de leden en hun werk hier neer
schrijven. En nog steeds lijkt me de
beeldhouwer D. Bus het eerste te
noemen, hier vooral om zijn modellen
van beeldhouwwerk aan de 8t.
Servaasbrug te Maastricht. Dit werk
is voldoende genoeg; den Haag zelf
kan hem ook wel eens gebruiken;
hoe eerder we ont,,lunteren" hoe
beter. Mej. Claud. Doorman is hier
iets krachtiger dan Mevr. J. Hart
man.
Als illustratie is ze verfijnder en
ouderwetscher; een stilleven (15) heeft
iets van vlagend licht over de voor
werpen. Van Mevr. J. Hartman
vermeld ik de illustraties; van den
Heer Wibbo Hartman een paar
portretten (zwak is het
paaschstilleven.!) Johannes Mulders land
schappen in olieverf zijn droog, zijn
zwak; zijn houtskoolteekeningen nor
maal afgeleid van die der Bergsche
School; zijn Huisje (olieverf) is een
impressionistische studie. Wat
Sinemus aangaat, ik heb inniger
werk van hem gezien. Een paar
stillevens hebben te weinig inhoud
voor hun vereenvoudiging; een ander
vertoont de dorheid van alles wat
door Brecumer wordt geïnspireerd,
een ander stilleven (62) is weer iets
beter. Het meest naar de kleur
geschakeerd is nog G. A. Smith (zie
bv. 72). Maar ook hier ontbreekt
kracht; het werk is haast vrouwelijk.
Wanneer ge'bedenkt, dat dejze schil
ders wel ;eens, naar Pulchri zullen
trekken, dan zal Tante Pulchri zeker
door hen niet winnen aan vermogen
en macht, zij zullen noch vervelingen
helpen! verdrijven, evenmin als geeste
lijke tekorten aanvullen.
A. PLASSCHAERT
AAN
INZENDERS
VAN MANUSCRIPTEN
wordt verzocht bij hun
bijdragen een gefran
keerd briefomslag met
adres van den afzender
in te sluiten.