De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 27 januari pagina 10

27 januari 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

OOSTERSCHE EN Steun aan Kunstenaars < J Voorjaarstentoonstellin^ NetzukéKunstzaal van Lier De steun aan kunstenaars Het is dezen tijd eigen, alle groepen sociaal te zien of te willen zien. Dat is te prijzen, wanneer het gaat om deze groepen voor te barren nood te schutten; tevens lijkt het mij echter noodzakelijk dezen steun niet voor niets te verleenen, dus indirect het lui-zijn en het leegloopen te bevor deren, maar voor den verleenden steun arbeid te eischen, werken bv. van openbaar nut te doen uitvoeren, een bepaalden arbeidsdwang dus in te stellen, welke dwang met de noodige gratie geeischt kan worden. Naast den lijfelijken arbeid bestaat de geestelijke arbeid en iemand, die geestelijken arbeid wezenlijk verricht en arbeid van den hoogsten graad, noemen wij een kunstenaar. Wanneer deze gesteund moeten worden, beginnen de moeilijkheden voor een werkelijk steunende regeling. De eerste moeilijkheid is, dat er onder zoo geheeten kunstenaars" zich een aantal menschen bevinden, die niets minder zijn dan A. Colnot kunstenaars en nog niet eens goede vaklieden moeten heeten. Zouden deze dan als ongeschoolde arbeiders te behandelen zijn? Dat zou moeten, maar dat kan van uit een sociaal standpunt niet; zij zijn ook menschen, kuddemenschen echter tegenover de andere, de persoonlijkheden. Wij zullen dus in dezen tijd grootscheepsch moeten zijn, en ook deze niet-kunstenaars moeten rekenen tot de groep der kunstenaars, schilders enz. Ik noem hier niet zonder de bedoeling de schilders; zoover ik het zien kan, zijn zij het grootst in aantal en niettegenstaande ik laatst een schatting hoorde van het getal onzer schilders, dat mij erg meeviel, meen ik nog steeds, dat het getal der schilders twee a drie maal zoo groot is als die andere dat dacht te zijn. Ongetwijfeld is dat zoo, wanneer ge alle schilderenden" als schilders wilt rekenen. Er is dan een groep in Holland, groot genoeg om de aandacht te trekken van een voortvarend, wei-willend minister. Er zijn onder die schilders tot nu toe een aantal, wien het nog goed gaat; deze zouden niet alleen steun moeten weigeren, maar zelfs zoo noodig hun kameraden moeten steunen.Voor de meesten moet de Staat, de minister echter in actie; vooral ook omdat onder de arme kunstenaars de jongere zich zoo goed als zeker bevinden; met andere woorden: de toekomst schuilt onder hen, die tegenwoordig moeten werken, dat niet kunnen laten, door hun daemoon ge dwongen zijn. In vroegerèn tijd kwam gemiddeld het talent tot voldoenden welstand na tijden van armoe, maar deze haast mathematische zekerheid bestaat niet meer. Hulp zal moeten verleend worden, zoo gevraagd en zoo verlangd. De kunstenaars hebben in het maatschappelijke een tekort b.v. gedacht tegenover de arbeiders". Deze laatsten zijn oekonomisch geschoold ge worden, van zelve zijn zij dat en zij hebben de voorlichting genoten van hun leiders en partij bladen. Schilders hebben geen oekonomische leiders enfgeen stem in de in deze scholende vak bladen; daarenboven bezeten bovenal door de lust zich in het kunstwerk te uiten, hebben zij het oekonomische van nature verwaarloosd; zij zijn speelsch tegenover het oekonomische, zeker a's enkelingen. Wanneer nu de nood dus aan den man is, is het goed, dat zij 7-ch ver eenigen; dat is altijd een kracht in het staats bestel, een vereeniging! en zij kunnen misschien Arti et Amicitiae ih. A. PLASS B. Westendorp-Osit te midden van en uit de minst-begaafden van hun lotgenooten een stel f i n a n t i o'e 1-aangelegden kiezen om hun dagelijksch bestaan te verdedigen. Zij zullen zich al!en dus in n groep moeten vereenigen of liever in n federatie, die alleVvereenigingen omvat en ook allen, die niet in vereenigingen 'ondergebracht zijn (uit onwil b.v. of uit.armoede), en uit welke federatie een bestuur enz. weer kan gekozen worden, dat rechtstreeks uit naam van allen met den Staat, met den [mi nister, onderhandelt en welke federatie, zoodra er een kas is, deze be heert. Mochten er onwilligen zijn lid te worden van deze federatie, dan kunnen zij verder op eigen risico werken of anders indirect gedwongen wor den lid te worden van de federatie, wanneer b.v. de ministor ze in 't andere geval niet als bestaande kunstenaars (zonder bestaan !) erkent, en ze niet in aanmerking dus kan laten komen voor steun. Ik zou dus zeggen: allen lid van een federatie. Veronderstel nu dat dit, door den nood gedwongen, wordt bereikt, en dat een minister deze zaak ter hand neemt en voor stellen begint te doen in de Kamers. Hij doet dan b.v. een voorstel, dat er een kas gevormd wordt b.v. gedurende een jaar, en dat hij, uit Rijkskas een groote bijdrage in procenten uitgedrukt tegenover de verworven kas, wil geven; op welke wijs dan ook de gemeente hier direct of indirect toe bijdraagt. Is er n federatie en omvat deze inderdaad alle schilders, dan zal tegenover de Staat deze garant moeten zijn voor h t-1 l («hit g dat ieder schilder, volgens 's ministers wensch moet betalen aan die kas. Dat is natuurlijk moeilijk maar kan; de federatie kan toch met kennis van zaken beslissen wat ieder kan betalen of niet kan betalen, of dat leden van haar zelfs niets kunnen betalen. Dat zijn zaken van inwendigenlaard; deze wor den in huis bedisseld; deze federatie zou b.v. kunnen eischen van hen, die niet kunnen betalen, dat ze als bijdrage dan verplicht wer den tot het afstaan van werken, welke werken werden verkocht en waarvan de opbrengst weer in de kas der federatie werden gestort; de armsten hadden dan voor ,- , , . zich niet het gevoel de ,,be- NetZURe A. deelden" der federatie te zijn, noch rechtstreeks verplichting te hebben aan liun gelukkiger makkers. Voorts zou deze federatie alles onder zich moeten krijgen, wat voor de kunstenaars, door welke lichamen, ook in het algemeen wordt gedaan: n federatie, ftn kas. n kasbeheer. Dat is sociaal gedacht de beste oplossing: n groote groep, vol eensgezindheid, optredend voor alle kunstenaars, n macht in den Staat, n lichaam dat door de talrijkheid zijner leden invloed verkrijgt. Verder geen andere personen. hoe ook bezield door welwillendheid voor oen

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl