Historisch Archief 1877-1940
Ne. 295S
De Groene Amsterdammer van 27 Januari 1934
::
Spreekzaal Tweezijdige onthullingen over
dreigende spoorwegongelukken
Verbod voor ambtenaren
r Tot mijn verwondering las ik in het laatste
hoofdartikel, dat de heer Mussert [daarin tegen de
regeering in bescherming genomen werd.
De schrijver stelde het namelijk voor alsof op
de regeering de formeele plicht rustte om openlijk
haar mede te deelen welke gronden haar brachten
tot haar bekend verbod voor ambtenaren. In een
Torig nummer van uw blad was juist gewezen op
het staategevaarlijke en ophitsende karakter van
de N.S.B. (De brochure over de Duitsche vluchte
lingen).
Deze onstandvastigheid komt den lezer vreemd
roor.
De regeering is niet -verplicht meer te zeggen dan
verstandig is. Merkwaardigerwijs verscheen juist
een brochure van de hand van uw hoofdredf cteur
waarin hij het uitvoerend gezag een ruimer vrijheid
van, handelen wilde inruimen ten bate van het
behoud van de democratie.
Hoe na? Ik mis iedere zin voor consequentie.
Of vertrouwt uw hoofdredacteur op het eerste
gezicht de regeering niet. ... en een volksopruier
?«rel?
H. DE GROOT
Ik heb groot vertrouwen in onze regeering
en bitter weinig vertrouwen in den heer Mussert.
Daaruit volgt niet, dat ik a priori iedere daad
van de regeering tegenover de N. S. B. goedkeur.
De regeering deelt mede, dat de heer Mussert
zijn leden instrueert zich niet te storen aan de
bevelen van de regeering. De heer Mussert ant
woordt: mijn instructie hield slechts in, dat de
ambtenaren, leden van de N. S. B., kunnen
volstaan met mede te deelen, dat zij lid zijn en
afwachten tot zij ontslagen worden.
Ik heb geen reden te twijfelen aan de juistheid
van deze mededeeling van den heer Mussert.
Het is zeer goed mogelijk, dat de regeering oordeelt,
dat deze instructie revolutionnair is. En mijn
betoog hield niet anders in, dan dat ik van oordeel
ben, dat een dergelijke instructie niet revolution
nair is.
Er. zijn meer opvattingen van de regeering, die
ik niet deel. De straf opgelegd aan de Vara acht
ik niet gemotiveerd. Het verbod van spreken
voor den res. luitenant Viruly en -het verbod
van de Jongeren Vredesactie begrijp ik niet.
Maar ik kan niet op iedere slak zout leggen.
L A. C. J. J.
Grenzen der Staatsmacht
De leer van het fascisme met haar voor den
normalen Nederlander zoo ondoorgrondelijk uit
gangspunt, dat de enkeling slechts middel, de
Staat doel is," ziehier een zinsnede in het artikel
yan Professor Scheltema in het nummer van
00 Januari jl., die mij heeft verbaasd. Niet zoozeer
omdat ik de omschrijving van Prof. Scheltema,
voor wien ik persoonlijk groot respect heb, niet
juist acht, doch wegens het licht, dat een dergelijke
uitlating yan een hoogstaand bestrijder van het
fascisme op de tegenwoordige verhoudingen werpt.
Een verdere lezing van het artikel, waarin het
individu" en diens rechten" als basis voor een
verklaring van het wezen van den Staat worden
aangeroerd, deed die verbazing aanmerkelijk ver
minderen, want, inderdaad, een beschouwing, die
wel het individu", maar niet het volk", wel
rechten", maar niet plichten" van den enkeling
?vermeldt, kan niet verder kofcen dan een erkenning
van onmacht om het wezen van het fascisme te
doorgronden.
Evengoed als een Nederlandsen individu"
bestaat er een Nederlandsen volk" met eigen
land, geaardheid, traditie, taal, cultuur.
Natuurschoon bv. is niet slechts het eigendom van een
individu, doch behoort aan het volk en wordt dan
ook door de Wet tot behoud van Natuurmonu
menten beschermd. De eigenaar van een
Eembrandt, die dit schilderij zou willen gaan ver
beteren" of overschilderen, zou wellicht, wat hij
zijn individueel geluk waant, zoodoende ver
meerderen, doch zich vergrijpen aan het bezit van
het Nederlandsche volk.
Het individu heeft rechten", de fascisten ont
kennen dit geenszins, doch eveneens plichten"
ten opzichte van zijn volk. De ideale staatsvorm
Teekening B. van Vlijmen
Wie is de dader?
is die, welke deze rechten en plichten in harmonie
Weet te brengen.
De demoliberale staatsvorm legt het accent op
de rechten" van het individu, het betoog van
Prof. Scheltema bewijst dit eens te meer. Een
stelsel, dat den nadruk legt op plichten" staat
m.i. zedelijk op een hooger peil. In tijden van
voorspoed kan men hiermee wellicht van meening
verschillen, doch in tijden van nood is verlegging
van het accent van rechten" op .?plichten" een
onafwendbare eisch.
Prof. Scheltema is reeds tevreden, dat hij ook
nu geen chaos of wantoestanden" ziet. Dit
optimisme is zijn persoonlijk recht, doch anderen
zien, om slechts enkele punten te noemen, in den
tegenwoordigen economischen en geestelijken nood,
in het gebrek aan saEmhoorigheidsgevoel, in het
feit, dat in den economischen strijd macht boven
recht gaat, in de vergiftiging van den volksgeest
door de marxistische pers, gevaren, die hen voor
de toekomst van ons volk, indien het op deze
wijze doorgaat, het ergste doet vreezen.
Deze laatsten meenen, dat thans het accent van
de rechten" op de plichten" dient $e worden
verlegd en dat slechts een eendrachtig Nederlandsen
volk, dat bereid is offers van.persoonlijk belang
en gevoeligheden te brengen ten bate van het
algemeen welzijn, zijn bestaan zal weten te hand
haven. Voor de opvoeding van óns volk .tot dit
besef achten zij den demoliberalen staatsvorm niet
haar rechten" complex uit den booze en zij
meenen, dat slechts een regeering, door e.en elite,
die getoond heeft haar persoonlijke belangen ten
bate van het algemeen te willen en te kunnen
offeren, onder aanvoering van n verantwoordelijk
leider, tegen deze taak zal zijn opgewassen. Deze
elite tracht de Nationaal Socialistische' Beweging
in Nederland te vormen.
Mr. 3. W. TABINGH SUEBMONDT
De geachte inzender ontkent niet de juistheid
van mijn stelling, dat naar de leer van het fascisme
de staat doel, de mensch slechts middel is. Ook
na het lezen van zijn betoog blijft mij die opvatting
onbegrijpelijk. De staat, beschouwd als doel op
zich zelf, los van de menschen, die hem vormen,
is m. i. een zinledige abstractie.
Wanneer nu voorts de inzender zegt, dat de
democratische staatsleer het accent logt op de
rechten van den enkeling en niet op zijn plichten,
dan is dat slechts in zooverre juist, dat deze leer
inderdaad het geluk van den enkeling als een op
?/Ach zelf kostbaar goed vooropstelt, en van den,
staat verlangt, dit, waar mogelijk, te respec
teeren. Maar het boteckent geenszins, dat, waar
zulks noodig is, do staat den enkeling niet
vergaando verplichtingen 7.ou mogen en moeten opleggen;
ook niet, dat nuantitatief die plichten niet wellicht
heel wat omvangrijker kunnen zijn dan do rechten;
ook, eindelijk, niet, dat bij den dernocratischen
burgor niet do volledige bereidheid zou bestaan,
die plichten te vervullen. De redelijke mensch
schuwt niet, persoonlijke offers ten behoeve van
het welzijn zijner modem enscheii te brengen;
wél, xe to brengen ten behoeve van een voor hem
zinledige abstractie.
Volkssehool- misère
In de Groene van 20 Jan. schrijft M.
BeckersZürcher: Het Openbaar Onderwijs is bezig
zich zelf te liquideeren."
De planmatige concentratie" van openbare
scholen tot groote woonbuurtscholen, kan dan
gevoegelijk achterwege worden gelaten, dunkt
me. Het bijzonder onderwijs is nog ver van die
concentratie. Het parochiestelsel viert daar nog
hoogtij: bij iedere kerk een bijbehoorende school.
Hier in de omgeving is eenige jaren geleden nóg
door een schoolbestuur een nieuwe kleine school
aangevraagd terwille van een buurt, die niet
verder dan 2 K.M. van de bestaande groote school
verwijderd is. Bijna unaniem was de
rech|sgeoriënteerde gemeenteraad er tegen. Hooger
i^ljstantie dwong tot bewilliging. "??
Als de Wetgever een beroep wil doen op de
besturen der bijzondere scholen dan zullen zij in
gemoede opkomen voor hun buurt- of dorps
school en afwijzen de str eek-school.
Als dan geheel het onderwijs bijzonder" is
geworden, wat komt er dan van de voorgespiegelde
bezuiniging terecht?
Aan het slot van het artikel zegt de schrijfster:
,,....ik wil niet gelooven, dat het Openbaar
Onderwijs zijn besten tijd gehad heeft." Dat is
m. i. wel eenigszins in strijd met de vooropgezette
stelling.: Er valt nog wel te dokteren". Ja, en
het beste geneesmiddel voor het zieke schoolle
ven moetdan zijn: herinvoering van het
ambulantisme,,, het om-hals-gebrachte ambulant isme".
Weesp.
H. KN DUIS