De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 27 januari pagina 7

27 januari 1934 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

N o. 2956 De Groene Amsterdammer van 27 Januari 1934 Uit de Natuur: 's Lands Plantentuin Dr. Jac. P. Thijsse Slot Toen Broeder Donatus -naar Borneo ging als missionnaris onder de Dajaks vroeg hij mij, wat hij doen moest, om zoo spoedig mogelijk op de hoogte te komen van de planten- en dierenwereld van Insulinde in het algemeen. Menigeen zal zeggen, dat is een onbegonnen werk, maar zoo moet men er toch. niet over denken. Ik heb Broeder Donatus aangeraden^ eerst veertien dagen naar Buitenzorg te gaan, dan een dag of vier naar . Tjibodas, een paar dagen' naar Batavia voor het aquarium en het strand, dadelijk lid te worden van de Nederlandsch-Indisch Natuurhistorische Ver eeniging en op Borneo contact zoeken met den heer Coomans de Ruyter. Ik weet niet of Broeder Donatus dat allemaal gedaan heeft, maar wel krijg ik berichten, dat hij thans via orchideeën en binatangs allerprettigst opschiet met zijn al of niet bekeerde Dajaks en behalve het geluksgevoel, dat een missionnaris natuurlijk altijd heeft, ook een zeer geoorloofde wereldsche vreugde heeft aan de bonte wereld van Borneo. Nu zou ik iedereen, die een werkkring in Indi gaat 7,oeken, denzelfden raad willen geven. Kan het niet lijden, dan toch minstens een week Plantentuin. In de eerste plaats zou hefc zonde en jammer zijn, wanneer al het heerlijke natuurschoon van Indiëongenoten bleef en ten tweede leeft men in Indiëeen beter leven, naarmate men er de natuur leert kennen en liefhebben. Gelukkig heeft de Nederlandsch-Indische Na tuurhistorische Vereeniging de blijde boodschap al aan duizenden kunnen brengen. Maar het Gouvernement en de groote maatschappijen mochten inJbun. eigen belang er wel op bedacht zijn om hun ambtenaren en employé's den weg te effenen tot Moeder Natuur. Daarvoor is dan de instandhou ding en uitbreiding van 's Lands Plantentuin van het allergrootste be lang. In mijn beide vorige artikelen heb ik geprobeerd de beteekenis van den Tuin aan te toonen voor de weten schap en voor de economische ont wikkeling. Hier wil ik even wijzen op zijn waarde voor het levensgeluk van de Indische bevolking, in het bij zonder de Europeanen en de IndoEuropaeërs, en ongetwijfeld voor den bruinen broeder ook, al heeft die schijnbaar een ander soort van belang stelling. Maar daarvan heb ik niet genoeg gezien. Juist in den laatsten tijd is nu met de inrichting van den Tuin meer rekening gehouden met de behoeften van het groote publiek, dat met de systematiek der planten nu niet zoo bijzonder sterk vertrouwd is, ook al heeft het natuurlijkerwijs wel al vanzelf belangstelling en bewondering voor sommige families zooals de palmen en de orchi deeën. Dpch.de landschapsvormen en de natuurlijke plantenassociaties spreken sterker tot de ver beelding en daarvoor is het zoo goed, dat de Tuin eenige waterpartijen heeft: de stroomende rivier en de verschillende vijvers. De groote vijver geeft de Victoria regia te zien, de lotos en ver schillende waterleliesoorten. In de kleinere vijvers komen wij nader tot de flora van de moerassen en van de sawah's. Dan is er in het nieuwe gedeelte nog een heel aardige samenstelling van een stuk bergwoud en ongetwijfeld zou in deze richting nog meer gedaan kunnen worden. Ook moeten wij niet vergeten dat tot de instel lingen van den Plantentuin ook nog behoort het Zoölogisch Museum, dat onder de goede zorgen van den Directeur Dr. Dammerman in den laatsten tijd werd gereorganiseerd en daarbij al meer en meer werd aangepast aan nieuwere inzichten en ruimere belangstelling, juist zoo als wij dat veertig jaar geleden hebben zien gebeuren in het Museum voor de Nederlandsche Fauna in Artis. Ook Dammerman is begonnen om zijn dieren te rang schikken in groepen en ons levensgemeenschappen en ontwikkelingsgangen te vertoonen. Toen wij daar waren in 1930 was hij daar druk mee bezig, maar helaas werden wij toen reeds het voorspook van de inkrimping en bezuiniging gewaar. Eigenlijk deed zich de behoefte gevoelen aan een groot, nieuw gebouw, want de nieuwe inrichting had een belangrijke stijging veroorzaakt in het aantal der bezoekers, vooral dat der Inlanders. Hoe genoeglijk was het om eerst eenige uren te wandelen in den Tuin en daar niet alleen uit te zien naar de planten, maar ook naar vogels en insecten. Ondertusschen van die vogels vlug eenige aanteekeningen gemaakt over vorm en kleur, of even een kleurensehetsje gemaakt met krijtjes en dan naar het koele .Museum om do vondsten te identificieeren, die dan meteen werden tot een blijvende herinnering. Zoo leer je al heel gauw en prettiger dan met een boek eenige dozijnen soorten van vogels kennen. In den plantentuin De toegang tot Tuin en Museum is vrij. Menig maal stap ik nog in gedachten den hoofdingang in langs de prachtig bloeiende Amherstia, dan door de Kanarielaan naar den grooten vijver en dan links en rechts overal heen afwisselend in de dichte schaduw van de woudreuzen, die honderd jaar geleden zijn geplant of langs de zonnige bloem perken in het nieuwe gedeelte, waar het wemelt van prachtige vlinders. Een koetjita zit te zingen in een laag boompje en is zoo mak, dat ik hem zoo kan fotografeeren. Schitterend gekleurde honigvogeltjes zweven boven de bromelia's, ijsvogels, groote en kleine, vliegen her en der en in het gras hippen eenige fraai gekleurde grondlijsters. Altijd was er iets nieuws tetzien. En steeds wilde ik den Tuin maar grooter en grooter hebben al ging dat ten koste van een deel van den tuin van den G.G. En thans is 's Lands Plantentuin in nood en Dr. Dammerman staat voor een veel zwaarder taak dan Teyssman honderd jaar ge leden. Doch laat ons hopen, dat zoowel bij re geering als volk het besef levendig worde, dat dankbaarheid en eigen belang het voortbestaan van deze heerlijke iristelling eischcn. En, zoo ergens, dan mag hier Nederland Indi wel royaal te hulp__komen. £a t« Vertalen Een nieuwe Vereeniging, een nieuw geluid, in een nieuw Orgaan. De Vereeniging Nederlandsche Vertalingen" laat haar geluid hooren. Er is een ernstig euvel onder ons, een kanker vreet onze. cultuur aan. Dat zijn de slechte vertalingen en daartegen hebben wij den strijd aangebonden", zegt het Orgaan no. l van den len jaargang. Het is te verwachten, dat nog menige jaargang zal: vergaan vóór die strijd beslecht is eri het staat te' vreezen, dat de slechte vertalingen taaier zullen; blijken dan de strijdlust en volharding van de> nieuwe vereeniging. Want die slechte vertalingen' zijn een gevolg grootendeels van slechte betalingen n philanthropie. Allerlei behoeftige weduwen en gedësoeuvreerde meisjes vertalen meerendeels onbeduidende vreemde boekjes en doen het slecht.' Maar de vreemde boekjes worden toch verkocht (wat men van de oorspronkelijke niet eens zeggen kon) en die ze koopen iijden niet mér schade aan hun onsterfelijke ziel door de slechte vertaling dan ook de lectuur van 't oorspronkelijk hun zou aandoen. In beide gevallen moet men die schade maar niet te hoog aanslaan. Men zou bijvoorbeeld er voor kunnen ijveren dat ze heelemaal niet vertaald werden en men liever bij de onbeduidende inheemsche litteratuur moest blijven. Maar moet men dari dien weduwen en anderen bovengemeld ; het brood uit den mond stooten ? 't Is alles zoo. erg belangrijk en euvel-achtig niet. En wordt er eens een goed buitenlandsch werk slecht vertaald, ? dan is de waaksche Pers er als de kippen bij dit, niet zonder hoon, te signaleeren. En anders.... is om er maar een te noemen Dostojewsky hier minder gelezen en genoten, wijl jarenlang de meest gebrekkige tekstbesnoeiende en vervalschende vertalingen in omloop waren? Wie Dostojewsky oprecht ging beminnen, keerde zich dan op den duur tot Duitsche en Pransche teksten en genoot nog meer. Daarom, laat ons geen toestanden maken en den weduwen en weezen hun (schrale) bron van inkomsten laten. Het edele Vereenigingssop is de kool niet waard. FRANS OOENEN Boekbespreking Jo de Jong, Weef- en Borduur kunst. (Uitg. W. L. en J. Brusse N. V., Rotterdam). In dit hoek is de leerares aan het woord, die ons, aan de hand van vele fraaie fot o's en illustraties, de ontwikkeling der weef- en borduur kunst leert kennen. Ook vinden. wij er bijzonderheden over naald kunst; wij krijgen tevens een over zicht van het interieur als woonka mer. Eenige voorbeelden zijn: meubelstoffen Louis Quinze, Louis f-'eize en Empire, interieurs Louis Seize, Louis Seize meubel-en kleedingstoffen, Empirestoffen, Biedermeier en het begin van den modernen tijd. Dit alles, wordt toegelicht door talrijke en buiten gewoon mooi gereproduceerde afbeeldingen, die met veel smaak en vakkennis zijn verzameld; zij bevinden zich achter in het boek. Alles bij elkaar maakt dit boek niet alleen'een aanwinst voor onze kunstnijverheids- en industriescholen, maar het zal ook nuttige diensten bewijzen op de meisjeslycea en hoogere burgerscholen waar de vakken handwerken en interieursversiering gedoceerd worden. Doch ook voor vrouwen die voor haar genoegen de textielkunst beoefenen of hiervoor belang stelling hebben is dit een goed boek en niet het minst door de schat van welgekozen afbeeldingen. R. T. D. Nieuwe uitgaven Twee Vaderlandsrhe liederen, uit den tekst ge componeerd door L. II. Deelman. Detailverkoop Fa. (i. Alsbach ik Co., Amsterdam en Fa. W. Wolters. Groningen.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl