De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 februari pagina 11

3 februari 1934 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

HET VERRE OOSTEN - Tentoonstelling Arti et Amicitiae' Ij Santée Landweer De Brug9 A. Plasschaert vertrouwen op zijn vaar digheid, op de verwor ven j kennis en kunnen, W a a r d o or werk ont staat, dat te w e i. n i g spanning hee'ft, dat te ijl aandoet tegenoverde voordracht; dat tekort komingen v ertoont t e g e n o ver de formuaering. Zóó iets vindt ge toch hier; ooals op een bepaald naakt het nderbeen (als vorm) aandoet tegenver bovenbeen, enz.; zooals de omjning van een naakt, niet tot een .rabesk geworden, te zwak van trek 3, dat zijn dingen, die teleurstellen, n het zjjn deze niet alleen, bij een lbor mij gewaardeerd schilder. Het (leest gedegen, dat is volledig, overenkomstig de voordracht, is een Antal stillevens (niet alle) en daartoe eken ik ook het stilleven, met het ?ongename blauw, dat naast het ?ortret van den Burgemeester van Amsterdam hangt. Dit portret, dat Vogel en Tak Rivierlandschap bij regen eens Jan Sluyters ons doet jrvaren als den schilder, die te Am sterdam als de schilder geldt, is in Ie benedenzaal, en dat spreekt van self, tentoongesteld als het meest belangrijke stuk daar. Het portret van Mevr. S. boven M zeker een werk (het staande porDret) dat allerlei charmes bezit, die Sluyters alleen in ons land zóó kan Voordragen; een mansportret (beSeden aan de trap) heeft leven, een portret als dat van Prof. de Sitter heeft vooral in den kop, uit drukking. Ook dit portret van Sluy ters is voor mij merkwaardig. Er is iets huiselijks in Jan Sluyters ge varen. Bij alle verschil is er in dit portret iets, dat Tholen ook in por tretten kon hebben; deze Tholen. schilderde de menschen toch in hun daaglijksche" staat (ik bedoel niet: alledaagsche" staat!). Het portret van Prof. de Sitter onderscheidt zich Jaardoor van het portret van den heer de Vlugt; het is minder staatsieportret, minder ijdel; het is meer, en dat voegt hier ook bij de voorgestelde, innerlijk; ge ziet hier toch den gees telijken arbeid, den wiskunstenaar. Ge ziet dit sterk in de oogen, die een der elementen zijn van dit werk. Zouden we uit dit werk tot een verkahning van Sluyters kunnen beslui ten, tot een ontspanning? Er is in het portret van Prof. de Sitter nog n iets, dat niet geslaagd is. Eenigszins gewaagd uitgedrukt zou ik willen zeggen: de kleedij is niet genoeg doortrokken van den geest van wie het draagt. Dat is hier de tekort koming. Sorella, bij Santée Iiandweer, Amsterdam SoreUa is mevrouw Peizel-Ansingh. Mis&chien heeft de familie Ansingh, enz., een sterk gebonden groep, met dezen naam Sorella, een zekere ontkenning willen geven van dat familiegevoel, maar dat laatste overwon toch; Zusterken is toch geen naam, die verwantschap uitsluit; ge zoudt hem alleen een indirecte be kentenis kunnen noemen. Mevrouw Peizel-Ansingh schildert ongeveer een en half jaar (schilderen is der familie niet vreemd!). Ge kunt dat natuurlijk zien. Zelfs als ge uit een ruimschoots schilderende familie zij t en dus gewend aan verf en kleur en ge zijt wat laat begonnen, dan ook springt ge niet plotseling tot een voortreffe lijkheid, zijt ge niet opeens van zessen-klaar. Dat is niet te eischen, niet te verwachten. Maar, de vraag is anders. De vraag is bij dit werk: Zijn er werkelijkheden in dit werk, die Sorella doen erkennen als een mogelijk schilderes? Is er kleur, is er expressie, is er vorm, die zich doet vermoeden, meer dan dat ze zich echter volledig openbaart? Er is van dat alles reeds wat. Er is een kleur (alles natuurlijk nog in beperkte mate) die niet dood is en in een roodgeel reeds iets verfijnds doet gevoelen; er is eenige uitdrukking in de gezichten der menschen; er is in den vorm (zie bij de honden) iets spontaans. Ik zou dus zeggen: Ansingh schilder voort!" ..De Brug", Bendien Amsterdam Wanneer ge in het kort den gang van Bendien hadt te constateeren, dan zoudt ge moeten zeggen, dat hij begon met de voortreffelijkheid van den mensch te erkennen (enkele zijner geteekende portretten zijn inderdaad te waardeeren), dat hij daarna deze verliet, om de innigheid der dingen te zien en den mensch op de tweede plaats te zien deinzen, dat hij. ten derde, ook deze verliet en trachtte een oprijzend gevoel te schilderen, dat zich no^ niet verbond met de ons vertrouwde vormen en volumina; dat hij, zooals vele anderen, die < zich . .abstracten" noemen, nieuwe vor men wou scheppen, vrij van het gewone; met een beteekenis, die blijven zou, wa.s hij ook zonder de gewone associaties. Arti, te Amsterdam Vooruit was al te weten, wanneer ge de namen laast, dat op Arti Coba Ritsema, de schilderes tusschcn de overigen zou blijken. Dat" werd bij het bezoeken bevestigd. Er is in Coba Ritsema een kleur of wilt ge een kleur-ensemble, dat spontaneïfceit vereenigt met klankrijkdom. De kleur van Coba Ritsema is altijd levend; nooit is zij, wat ge noemen kunt: snel (dat is ze soms bij Jan Sluy ters), maar de levendigheid vertraagt zich soms. Dan wordt de kleur breed en diep. Wanneer zij zóó is, waar deer ik haar het meest. Zij is dat in het eene portrtt van haar moeder, in een stilleven hier en daar. Goba Ritsema bereikt dan iets, wat haar afzonderlijk zet tusschen de schilde ressen (Suze Robertson, een andere ! uitgezonderd); de meeste der dameswerken vertoonen eer geest, gratie, luchtigheid, aangename schikking, zelfs dartelheid, dan deze innerlijk heid, die een innerlijkheid van uit de kleur zelve is. Kano Tessai Waterval Van al het hier genoteerde vindt ge wat op Arti. En daar er meer werk verzameld is, dan ge gewoonlijk van haar bijeenziet, is deze tentoon stelling te zien een noodzakelijk iets voor de kennis van dit werk. P. Jan Sluyters Prof. de Sitter

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl