De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 februari pagina 15

3 februari 1934 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

1*0. 295T De Groene Amsterdammer van 3 Februari 1934 15 Carolus Magnus" Beurs-spiegel C. A. Klaasse Dnitsche mijn, Fransche dijn Wat is er met dezen Karel de Groote in moderne kleederdraeht gebeurd? Om te beginnen is hij een mijn, een rasechte Duitsche arische mijn. Dat wil zeggen, de grond mitsgaders de kolen die er onder witten zijn Duitsch, immers op Duitsch grondge bied gelegen. Maar de eigenaren zijn Fransch; van «ie Kuxen der Gewerkschaft Carolus Magnus be zitten drie bekende Fransche ijzer- en staalbedrij ven elk een derde deel. Deze' drie, de Pont-a-Mousson, de Micheville en de Ma ine et Homécourt heb ben in 1927 de mijn een C1^ % guldensleening van 10 millioen doen uitgeven, waarvan 7 millioen hier ter markt ter inschrijving werden aangeboden, terwijl «se de Fransche maatschappijen . als eenige eigenaren zich elk voor een derde als hoofdelijke medeschuldenaren hebben verbonden. De insohrijvers achtten zich gelukkig met het bezit van een obligatie ten laste van drie Fransche maatschappijen, genoten de gangbare rente op Duiteche papieren, en waren overtuigd toch de typische Duitsche beleggings isico's niet te loopen, omdat daar immers altijd do drie Fransche garanten "waren. Toen in de jaren na 1929 dan ook de Duit sche risico's" steeds zwaarder werden gewogen, en de Duitsche obligatiën dientengevolge in koers be langrijk terugliepen, bleef de noteering van de onderhavige obligatiën relatief hoog. Alles liep prachtig, zooals trouwens ook bij alle andere Duit sche obligatiën, totdat het transfermoratorium werd afgekondigd. Overeenkomstig de bepalingen dienaangaande stortte de Gewerkschaft de gulden voor de betaling der l-December-1933-cöupon bij de Konversionskasse. De trustee dezer leening stond toen dus reeds dadelijk voor de vraag: moe ten nu de Fransche garanten worden aangesproken. Vrage: was de bèta7, ing in de Kon vers'onskasse bevrijdend voor do debitrice, of konden de obligatiehouders, althans de trustee voor hen, zich tegen dien vorm van betaling verzetten ? In dit laatste geval had het geen zin om te trachten een andere betaling van de Carolus Magnus te verlangen om dat men die toch niet kon verkrijgen, maar er waren immers de drie Fransche garandeerende maatschappijen, die hoofdelijk medeschuldenaar waren. Voor zoover de Nederlandsche houders dezer obligatiën betrelt was de practische beteekenis van deze kwestie niet zoo heel groot, want ingevolge de door de regeering getroffen scripregeling konden zij immers de l December coupon toch voor 100 % verzilveren. Maar anders wa.s het voor hov.dors buiten Nederland en. Zwitserland men denke b.v. aan Fransche houd srs terwijl ook met het oog op de mogelijkheid dat in de toekomst nie weer zulk een regeling, althans wellicht niet zulk een voordeelige, kan worden getroffen reeds thans principieel diende te worden uitgemaakt of men stelling moest nemen tegen dozo wjze van betaling. Opdat niet later wanneer andsre omstandigheden golden de Fransche garanten de acceptatie van nu als precedent, zouden kunnen aanmerken, en daar uit de instemming met de nu gevolgde methode konden afleiden. De trustee stelde zich, terecht, op het standpunt dat de storting van marken in de Konversionskasse door Garolus Magnus geen bevrijdende betaling kon zijn voor de rentebetaling dezer guldensleening. De Fransche .garanten beweerden het tegendeel, maar voelden zich daarbij blijkbaar toch niet sterk, Zij bleken bereid te zijn te zijner tijd het tekort na realisatie van het scripgedeelte der betaling bij de Konversionskasse tegen zoo voordeelig moge lijke voorwaarden aan te vullen, maar wilden zich «laarbij niet aan een termijn binden. ,,TJb immer Treue und Redlichkeit" is het devies dat de Franschen den Duitschen debiteur scham per plegen voor oogen te houden. Waartegenover ik eens een Duitscher, een Fransch antagonist, doelend op de oorlogsschuldenkwestie, heb hooren tegenwerpen: bij jelui beteekent de Schuldnertreue toch ook niet anders dan dat gij bereid zijt n mark aan je crediteuren te betalen, wanneer uw eigen debiteuren twee mark betalen, maar heelemaal met betalen ophouden wanneer die twee mark niet meer binnen komen. Dat is wel een beetje over dreven, maar de trouw van deze Fransche maat schappijen aan het gegeven woord kan toch niet bar bewonderd Worden. Trouwens de Nederland sche belegger heeft meer onaangename herinnerin gen aan Fransche borgen van obligatie-leeningen. Toch moet n argument worden aangevoerd dat de houding der garanten wel geenszins recht vaardigt, maar toch begrijpelijk maakt wat ten slotte tot die houding heeft gevoerd. De betrokken maatschappijen zijn nl. niet alleen eenige eigenaars der Gewerkschaft maar tevens de voornaamste, zoo niet de eenige, afnemers der geproduceerde kolen. Die kolen koopen zij van deze haar dochter maatschappij en betalen ze ook hetzij in francs of in vrije marken. Uit deze verkoopen put de Gewerk schaft haar bruto-iukomen dat na dekking der exploitatielasten voldoende netto-inkomen over laat om den rentelast op de onderhavige guldensleening te betalen. Het lijkt geenszins uitgesloten, dat te dien einde de Fransche ondernemingen de kolen tegen een hooger prijs moeten koopen dan marktprijs. Maar hoe dit ook zij, vast staat dat de garanten de middelen verschaffen en wel in buitenlandsche valuta waardoor de Carolusmijn de rente kan betalen. De mijn levert de devie zen af bij de Beichsbank, en wanneer het er nu op aankomt een deel daarvan weer aan te wenden om de obligatierente te voldoen, dan zegt de Beichsbank: stop, niet meer dan de helft van die rente mag op deze wijze worden betaald, de rest blijft geblokkeerd. En dan komt de trustee der obligatiehouders bij de Fransche maatschappijen en verlangt dat indien en voorzoover die scrip niet voor de volle tegenwaarde te verzilveren is het verschil wordt bijgepast. Waardoor dus de garan ten feitelijk tweemaal betalen. Eén keer deden zij dat in den vorm van koopprijs der betrokken kolen, en de tweede maal voor de coupon, die uit die kolenopbrengst reeds gedekt kon worden. In de Carolus-zaak is echter plotseling een gunstige wending gekomen. Enkele dagen geleden werd nl. door de trustee meegedeeld, dat de volle lOG^/g der coupon ont vangen was doordat ook de volle tegenwaarde van de scrip binnen was gekomen. Men moet daaruit afleiden dat de Konversionskasse dit geld in deviezen heeft vrijgegeven, en wel niet ingevolge de Nederlandsche scripregeling, want dan zou immers aan die vrijgave of juister: koop door de Golddiskontbank het lange proces der nationaliseering van de scrips voorafgegaan moeten zijn. Dit laatste is niet gebeurd, de coupon kan vol worden uitbetaald aan eiken houder, zoodat hier de Beichsbank een uitzondering moet hebben gemaakt .Wellicht is dit geschied onder den druk van een actie der Fransche garanten met betrekking tot de afname van kolen of de voorwaarden waar tegen dat geschiedt. Of zij daartoe instaat waren hangt mede af van de contractueele verhouding welke hen te dien aanzien aan de Carolus-mijn bond. Wellicht heeft men tenslotte het geval aldus geconstrueerd dat de verkoopen door de mijn aan de Fransche maatschappijen als zusatzliche Export wordt beschouwd waartegen dan de scrips op de obligatieleening worden verrekend. Maar men moet afwachten of bij een volgende coupon die houding niet verandert, zoodat terecht besloten werd om de trustee der leening mede aan de garanten kennis te doen geven van het feit dat men het geval door acceptatie van de betaling dit keer niet geprejudicieerd acht. Donderdag l Februari Boosevelt houdt van verrassingen. Pas is de goudwet aangenomen, volgens welke nog geen stabilisatie noodig is, terwijl integendeel door het vaststellen van de norm van de uiteindelijke devaluatie tusscheii 50 pCt. en (>0 pCt. van de oude goudwaarde de indruk wordt gevestigd, dat men zich nog niet definitief wil vastleggen doch een speelruimte van 10 pCt. wil houden, on vlak daarop komt een proclamatie die althans den indruk maakt, dat een stabilisatie van den dollar heeft plaats gevonden. Nu moet men met de Yankees erg voorzichtig zijn en het ware voorbarig den j angsten maatretjel aan te zien als een definitieve stabilisatie. Het is zeer goed mogelijk, dat zij tenslotte definitief zal blijken, maar er zijn nog slagen om den arm. Dat de goudpr'.js op 35 cents per ounce wordt vastgesteld, is een maatregel die volkomen in overeenstemming zou zijn met de vorengenoemde goudwet, zonder dat van stabilisatie sprake is. Maar er geschiedt meer: tot nu toe was de goudaankooppolitiek slechts een middel om te zorgen, dat de dollar niet hooger steeg dan een bepaald punt. De nieuwe wet gaf in het wissislkoersnivelleeringsfonds een middel om ook naar beneden toe den koers te begrenzen. En nu kan men de mededeeling, dat goud zal worden afgegeven indien het goudexportpunt wordt bereikt", beschouwen als de technische tenuitvoerlegging van de koersnivelleering door het bedoelde fonds. En dan beteekent de jongste proclamatie niets anders dan een voorloopige ,,defacto-stabiliseering". Maar aan den anderen kant is daar de overneming der monetaire goudvoor raden door de regeering en het terugbrengen van den goudinhoud van den dollar in overeen stemming mot de genoemde wisselkoersstabilisatie. Zoodat men hier een eigenaardig novum heeft van combinatie eener stabilisatie de jure en de facto. Beide kunnen natuurlijk voorloopig zijn en de de - jure - vermindering - van - de - dollargoudwaarde hoeft men ook weer niet als stabilisatie te be schouwen, omdat zij is vastgelegd in de juist aan genomen goudwet dio allerminst een stabilisatie inhield. Als men dan bovendien nog bedenkt dat bij de vaststelling van den goudaankoopprijs op 35 dollar-cents reeds dadelijk gezegd is, dat deze geldt tot nader order, dan blijkt wel dat deze stabilisatie, indien ze al zoo te noemen is, toch wel principieel afwijkt van wat men gemeenlijk daaronder pleegt te verstaan. Dat voor den dollar een nieuwe goudinhoud van 15S/21 grein met 0.9 gehalte is vast gesteld, i-s tenslotte een noodzakelijk uitvloeisel van de goudwei en hei vaststellen van de maximumdevaluatiegrens op 00 pCt en behoeft ook geenszins per se stabilisatie te involveeren. Zou men den goudinhoud van den dollar niet veranderd hebben, dan zou hè;- niet mogelijk geweest zijn de ,, winst op den goudvoorraad" te constateeren ! Zoodat alles bij elkaar genomen deze stabili satie" met een stevigen korrel zout moet worden genoten. Eigenaardig is, dat do dollarkoers zich hier nog op ongeveer / 1.52 houdt, terwijl toch de nieuwe althans voorloopige goudpariteit rond ? 1.47 loopt. Blijkbaar durft de internationale goud arbitrage het nog niet aan, op ruime mate goud naar de V.S. te zenden. Een interessante vraag' is ook of nu do Nederlandsche JBank weer goud voor export naar Amerika gaat afgeven, nu toch daar volgens mededeeling van Morgenthau ook weer goud wordt afgegeven indien de koers boven het exportpunt stijgt ! Maar in elk goval blijft goud beweging via Frankrijk mogelijk, en men moet dan ook op een koersdaling van don dollar tot circa / 1.48 bedacht zijn. Terwijl men wat het pond betreft ook op een verdere koersdaling moet rekenen ! G. K. HOOFIEN'S ROOMBOTER WORDT SPECIAAL BEREID

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl