De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 februari pagina 16

3 februari 1934 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

l De ziekteverschijnselen van het kapitaal J. Waterman Antwoord aan den beer Klaasse Zooals in zooveel polemieken, blijkt het ook hier weer, dat de heer Klaasse en ik langs elkaar heen redeneeren. Maar er blijkt nog meer. Het blijkt, dat wij het eens zullen worden. Allereerst komt de heer Klaasse aan met het eenigszins overdreven maar in den grond toch niet zoo kettersche verhaal van den heer Keynes, die betoogde, dat de ver nietiging van het kapitaal niet zoo erg was en vaak juist een middel om nieuwe arbeidsgelegenheid te scheppen. Wanneer half Londen afbrandde, zou de herbouw aan zooveel handen arbeid en aan zooveel monden brood geven, dat dit misschien wel een zegen zou zijn. De juistheid van deze bewering laat ik daar, een grond van waarheid is er wel in. Maar een dergelijke kunstmatige kapitaals vernietiging bedoel ik niet. De tegenwoordige depressie geeft voorbeelden van een zelfvernietiging van het kapitaal, waarvan de consequenties niet zijn, dat er nieuwe arbeidsgelegenheden geschapen worden, maar dat oude arbeidsgelegenheden weg vallen. Een dergelijk afsterven van looten van het gewas van het economisch leven heeft voortdurend plaats. Telkens sterven er kleine takjes af en groeien er nieuwe, meestal grootere, voor in de plaats. En de boom wordt hoe langer hoe dikker, tenminste in den loop der eeuwen. De depressie heeft echter andere verschijnselen in het leven geroepen dan wij vroeger kenden en wij zien nu, dat er zwaar bebladerde takken dreigen af te sterven, die wij niet zouden willen missen en waar van wij ernstig betwijfelen of zij door jonge looten kunnen worden vervangen. Het is daarom, dat ik wees op sommige verstar ringen, die in de vorige conjunctuurperiode waren opgetreden en die bepaalde kapitaalgoederen onder een soort van schijndood haddetf doen lijden. Dergelijke verstarringen treden ook nu op en wij hebben alle redenen, om aan. te nemen, dat die van tijdelijken aard zijn. Nu wil ik opnieuw tegenover elkaar stellen het spoorwegbedrijf en het vrachtautobedrijf. De heer Klaasse beweert, dat beide bedrijven onder de zelfde conjunctuursomstandigheden kwijnen en bloeien. Immers de lage benzineprijzen loopen parallel met de lage kolenprijzen. Dit snijdt geen hout. Hier komt juist dit verschil naar voren, waar ik op gewezen heb. Het eene bedrijf is in gericht met reusachtige investeeringen, het andere niet. Het autobedrijf profiteert van bepaalde on gunstige conjunctuursverschijnselen. Een wille keurige wilde vrachtrijder kan tegenwoordig voor een appel en een ei een tweedehandsch auto op den kop tikken. Zijn onkosten aan bedrijfsmidde len (die op dit oogenblik net als voor de Spoor wegen zeer laag geprijsd zijn) maken een geweldig deel van zijn budget uit. Sociale lasten, investee ringen en afschrijvingen een zeer gering deel precies andersom als bij de Spoorwegen. Telt men deze twee factoren bij elkaar, dan blijken zij voor den een voordeelige omstandigheden te scheppen en voor den ander nadeelige. Quod erat demonstrandum! Nu zou het natuurlijk veel logischer zijn, om voor een behoorlijk sociale wetgeving op het autogebied te zorgen en voor een doelmatige wegenbelasting. Iemand, die goederen verzendt per spoor, betaalt het pensioen van een machinist, maar als hij dezelfde goederen ver zendt met een willekeurigen vrachtrijder, bekom mert hij zich niet om diens pensioen. Aan den anderen kant profiteert een vrachtrijder op enorme manier van de wegen, waarin zijn bijdrage nauwe lijks meer is dan die van een toerist met een licht wagentje, die niet half zooveel rijdt. Om kort te gaan, het motorvrachtbedrijf is feitelijk totaal ongereglementeerd en verkeert daardoor econo misch in een verbazend gunstige concurrentie positie een positie, die er echter niet zoo sterk op vooruit zal gaan wanneer er een verbetering in de conjunctuur intreedt. En nu ben ik het weer met den heer Klaasse eens, dat, aangenomen dat eenige reglementeering, vooral van socialen aard in het vrachtautogebied zijn intrede zou doen, het aanbeveling zou verdienen, om de Spoorwegen op een geheel andere manier te hulp te komen, nl. door credieten. Daarop wees ik reeds in mijn eerste artikel. Maar daar aijn wij nog in het geheel niet aan toe. Waar zouden die geweldige credieten eenige honderden millioenen vandaan moeten komen? Wil de heer Klaasse hier mis.schien eens een antwoord op geven? Maar liever in het algemeen, niet beperkt tot Spoorwegpolitiek. Ik geloof, dat wij hier die psychologische factoren in het economisch denken raken, die er voornamelijk de schuld van zijn, dat dat befaamde boekje" ons ten slotte niet bleek te kunnen helpen. Wij zitten aan allerlei ideeën vast omtrent geldomloop, getolereerdheid van credieten, dek king van de circulatie, die ons op dit oogenblik ontzeggen om met het noodige crediet te komen aandragen en die voor alles den Staat ontzeggen dergelijke credieten te maken, zoonoodig te fabriceeren. Wij hebben er angst voor, een doodgewonen psychologi schen angst. Als wij het toch doen worden wij bang; en internationaal gezien hier in dit kleine en verscheurde Europa. kunnen wij het niet doen, Jcunnen wij ons niet permitteeren over dezen angst heen te stappen. De onderlinge concurrentie van de verschillende landen om hun crediet- en circulatiestelsels zoo economisch mogelijk" te houden, in den zin van zoo zuinig mogelijk, zou er de oorzaak van zijn, dat het land dat op zijn eentje tot dergelijke radicale reconstructies overging, van het goud afgedrongen werd, en ook verderleelijk op het hellend vlak kwam. En toch, Amerika zal het ons leeren, dien kant moeten wij uit. Daarom heb ik niet zooveel dank baarheid de beschouwingen van den heer Klaasse over spoorwegfinanciering aangegrepen omdat juist die bedrijfscomplexen, die zich door een zoo grooten bovenbouw van investeeringen ken merken, zulke prachtige school-voorbeelden zijn voor de crisis-verschijnselen van onzen tijd I Wij moeten wat durven, anders komen we er niet. Maar we moeten, po'.iüek en psychologisch, zoover zijn dat we kunnen en mogen durven". En zoover, dat we die economie die de wijsheid bedriegt. kunnen loslaten. Mozart . . . onmiskenbaar Mozart! Vier maten en U weet het: Mozart! Dat is het wonder van den stijl. Zet 10 moderne meu bels naast elkaar, U haalt er onmiddellijk Reens" uit. Reens' meubelen zijn meubels, die in al de strengheid van hun mo dernen stijl, eigen wezen en eigen karakter aan Uw kamer geven. Het is goed en vredig wonen in een interieur, dat wij voor U verzorgd hebben. Als U plannen hebt, laten wij U dan eens van advies dienen. REENS AMSTERDAM* * DEN HAAG Heiligeweg 49-51 * * Passage 76

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl