De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 februari pagina 4

3 februari 1934 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 3 Februari 1934 No. 2957 De colleges van Georges Sorel Prof. Mr. G. W. de Vries Berinneringen van Prof. Mr. C. W. de Vries aan de colleges van Georges Sorel, die op het ontstaan van het fascisme veel invloed had. Het was geen officieel college aan de universiteit ran Parijs. Georges Sorel gaf in den winter 1907/1908 en 1908/1909 avond-voordrachten op den Lanker-Seine-oever voor een. groot auditorium Fransche studenten en oudere menschen (arbeiders?), Duitschers, Bussen, vooral Italianen en voor naar mijn weten een Hollander. De voordrachten werden, zoo ik mij niet vergis, ge organiseerd door het College libre des sciences eociales". De vrijheid bestond o.a. hierin, dat ik mq niet herinner ooit te hebben betaald. Eerlijk gezegd liep ik zoo maar eens binnen op aanraden ran toehoorders van de gewone colleges der juridische faculteit. Daar sprak de meest beroemde Fransche hoogleeraar Esmein voor een leege zaal. Niet ten onrechte. Esmein boog zich over zijn boek (Droit Constitutionnel) en over zijn papieren. Hij keek alleen op, na drie kwartier, en vertrok. Georges Sorel, ongeveer 60 jaar, 1) grijzend, gezet, echte Fransche rust met passie, kwam op den katheder omdat hij een missie had te vervullen. Ik herinner mij de beide factoren, waaruit ieder een hoogleeraar leert kennen: wat de studenten mij van hem zeiden en wat ik zelf van hem heb gehoord. Zonder deze twee bronnen zal- men een hoogleeraar altijdverkeerd beoordeelen. Toch zoude de eigenlijke beteekenis van Sorel's Toordrachten, ondanks de uitnemendheid mijner bronnen, mij nog zijn ontgaan, wanneer ik niet daarnaast de gelegenheid had gehad eenige uitingen van de Fransche vakbeweging praktisch en van nabij te volgen en wanneer niet het fascisme in Italiëmij steeds had herinnerd aan de uren, waarin ik gevangen heb gezeten in den ban van Sorel's rustig woord. Sorel sprak een persoonlijk woord. Hij scheen ook nog al eens hetzelfde te zeggen, hetgeen een bekend verschijnsel is bij sprekers, die meer op den katheder komen als priester dan als docent. De docent deelt zijn leerstof in over den geheelen cursus, misschien verdeeld over vele jaren. Misschien komt hetzelfde eigenlijk nooit weer. De priester komt voor zijn idealen op. Zet hij zich aan de schrijftafel dan kannen toch nog dikke boeken ontstaan. Maar op de vragende oogen die hem volgen, antwoordt hij met een spontane reactie. Hij geeft telkens den kern van zijn gedachte. Sorel sprak veel over de arbeidersbeweging, zonder daarvan een systematisch overzicht te geven. De arbeiders-vakbeweging in Frankrijk was reeds vóór de opheffing van de Internationale in Europa (1872), zonder stuur. Marx en Bakounin hadden elkaar vernietigd. De centrale organisatie vorm van Marx was niet voldoende ingeburgerd en het gedecentraliseerde stelsel van Bakounin vertoonde te wemig samenhang om een arbeidersTakbeweging in stand te houden. De vakvereenigingen, wier doel was de belangen van het vak te dienen, de economische organisaties der vak arbeiders dus, hadden zich trouwens reeds vóór het Haagsche congres daadwerkelijk uit de Inter nationale van Marx teruggetrokken. Evenals in Bngeland is nu de vrijgelaten arbeiders-vakvereeniging in Frankrijk in de jaren na 1875?1890 beperkt tot de betere handarbeiders-vakken. Marx heeft daarop geen greep meer. De labouring-poor komen pas met 1890 en dan met geweldige sta kingen opzetten. De Fransche vakvereenigingswet van 1884 (Waldeck-Bousseau) hield met deze kleine burger mans-organisatie rekening. Les syndicats professionnels de patrons ou d'ouvriers auront Ie droit d'eeter en justice". 2) De belangen, welke de syn dicaten mochten bestudeeren en verdedigen, waren in de wet omschreven. Het stakingsrecht was reeds veel eerder als een natuurlijk recht der vakbeweging erkend. Spoedig na 1884 beginnen nu echter juist de massa's der arbeiders naar de nieuwe syndicaten toe te stroomen. Deze nieuwe groepen arbeiders zijn revolutionnair gezind. Zij gevoelen voor de spontane actie. In een centraal verband weten au zich nog moeilijk te schikken. Dit gelukt eerst in 1902 en dan nog is het bestuurssysteem niet centralistisch. De leuzen zijn: de directe actie", de algemeene" staking, maar ook en vooral La mine aux mineurs". De revolutionnaire syndicalisten meenen, met elke kleine verovering, toch ook een stap te doen in de richting van den grooton omzwaai. In de periode 1900?1914 is het stakingsverschijusel algemeen; de afkondiging van de algemeene staking een uitzondering. Het is de periode van het Fransche revolutionnaire syndica lisme, geleid door de Confédération Générale du Travail, als organisatie van syndicaten van arbeiders en van besturen van arbeidsbeurzen. Naast het revolutionnair syndicalisme is ook een evolutionnair syndicalisme in actie dat nog al eens in botsing komt met de leiding van de O.G.T. Het evolutionnair syndicalisme wil den omvang eener staking gaarne beperken. Het gaat tel kens om de verovering van kleine voordeelen en het past het best bij de socialistische staat kundige gematigde richting, die aanstuurt op sociale wetten en sociale overheidsinstituten. Dit syndicalisme heeft meer het compromis karakter der politiek overgenomen. Syndicalisme en socialistische arbeiderspolitiek zijn echter in de jaren 1900?1914 niet in vast verband geor ganiseerd. Er is een revolutionnair parlementair socialistische actie (Guesde); er is een onafhanke lijke socialistische parlementaire richting (Jaurès) met- tal van neven-organisaties en neven-leiders, die allen in de kiesdistricten steun zoeken bij de syndicaten. De C.G.T. heeft echter niet als zoo danig eenige speciale socialistische vertegen woordiging. Is uit alle deze groepen nu Georges Sorel de theoreticus van het revolutionnair syndicalisme? In de literatuur wordt hij zóó behandeld. 3) Dr. Wiardi Beekman constateert terecht echter het losse verband tusschen Georges Sorel en dit praktisch revolutionnaire syndicalisme. Aan de bureaux van de C.G.T. bleek mij van eenigen samenhang met Sorel niets. Mij dunkt het intusschen toch zóó, dat de priester Sorel te hoog, te ver, althans te apart stond. Zijn boeken zijn misschien nzijdig, verward, en voor de socialisten vooral onsympathiek. Toch heeft hij in de periode rond 1910 een genialen greep gedaan. De studenten zeiden, dat Sorel vroeger parlemen tair-gezind socialist was geweest. Hij had delinksche richting in de Dreyfus-affaire gesteund. Hij scheen er nu spijt van te .hebben. Hij bestreed vooral Jaurès. Maar wanneer Prof. Anema in zijn studie: De Italiaansch-Fascistische staatsleer schrijft dat Sorel zich richtte tegen de bourgeoisie en tegen de reformistische socialisten mag ik opmerken, dat Sorel al evenzeer het gemakkelijke leven van de heeren députés bespotte, die tot de marxistische revolutionnaire richting zich rekenden. Sorel ver oordeelde elk gemakkelijk" leven, de slapte van elk compromis, de behagelijkheid van elke kleine loonsverhooging. Hij was de man der harde levens wetten. Als bijzonderheid herinner ik mij in de eerste plaats dat Sorel het goed geleide bedrijfsleven ver eerde. Het atelier mocht dan vroeger en nu tot vele misbruiken aanleiding hebben gegeven en geven, men moest aan de toekomst denken. De techniek, niet de wetgever of de socialist, zoude het bedrijfsleven hervormen. Het smerige werk zou verdwijnen, de rationalisatie zou het overbodige doen verdwijnen. Het persoonlijk bezit, de individueele eigenaar en beschikker over de productie middelen zoude wel is waar verdwijnen, maar de economische functies, ook de functie van den ondernemer, hield deze ingenieur in eere. De moderne techniek zoude die economische functies classificeeren, haar waarde voor het economisch leven bepalen en de alles omvattende arbeids prestaties, stuk voor stuk, indeeleu. Zóó alleen kon de tegenstelling ondernemer (werkgever)arbeider worden opgeheven. De arbeid bleef in stand. Voor haat tegen het atelier was dan geen ruimte. Verhalen over de vroegere exploitatie van den arbeid behoefden op het college niet te worden gedaan. In het parlement schermden de politici met de uitbuiting, maar zij deden niets voor d(* toekomst. Het evolutionnair fatalisme der socialis tische politiek had voor Sorel geenerlei perspectief. Hun propaganda leefde van het opwekken van haat tegen het atelier; zijn geest bouwde een nieuw, door indeeling van functies beheerscht, bedrijfs leven. Dat Sorel in deze lijn in het bijzonder aan de opkomst der groot-industrie, in 1910 toch in vollen gang, aandacht gaf, herinner ik mij niet. Maar in de economische belangengemeenschap is toch een leiding, niet gegrond op persoonlijk bezit of op persoonlijke voorrechten, noodzakelijk zoo goed als in het laboratorium. Ik geloof dan ook niet zooals o.a. door Dr. Wiardi Beekman is beweerd dat Sorel minachting voor de massa" toonde of verkondigde. De theorie van den leider, die de massa minacht, heeft Mussolini van Sorel niet kunnen leeren en Mussolini toont die ook niet. Sorel zal eerder hebben gedacht, dat de parlements leden die leven van de belangenbehartiging derarbeiders, aan die functie te veel eer en voordeel ontlcenen. Minachting voor de massa" zoude een. student toch zoo snel hebben bespeurd of aan gevoeld. Het is nooit in mij opgekomen. Ook het fascisme als aristocratische beweging in Itali isniet op de minachting voor de massa, het profanum vulgus, opgetrokken. Daarvoor was Sorel ook te zeer een vereerder van de deugd. Juist als Mussolini , De interpretatie door dr. Wiardi Beekman vaii. Sorel's standpunt (pag. 103) gegeven, lijkt mij geheel gelegen naast Sorel's bedoeling. Het is de deugd. welke, naar Sorel's opvatting, de violence bepaalt. Ten onrechte spreekt Anema in dit verband van. geweldpolitiek". Geweld lijkt mij een verkeerde vertaling van Sorel's violence. Ook Mussolini eert meer de krachtdadige beweging als strijdmiddel. zooals de vloed komt opzetten alles medespoelend, dan het begrip geweldpolitiek". Geweldpolitiek kan niet deugdzaam zijn. Geweldpolitiek geeft mij een reflex van een daad op vernietiging gericht. Violence beteekent opbouw. Sorel heette op het college een anti-démocrate de gauche". Is dit niet beter dan Michael Freund's samenvatting: Georges Sorel, der revolutionareKonservatismus 1932. De titel klinkt mij te Duitsch. Het Konservatisme is ook voor Sorel te etatistisch. De syndicalistische maatschappij, deindustrieele republiek, de georganiseerde productie groepen liggen Sorel beter dan de directe staats bemoeienis. Mussolini zegt het later ook : Wij hebben. er genoeg van, van het staats-socialisme. Maar toen. Mussolini in 1920 wel de stakingen leidde en den revolutionnairen geest aanwakkerde, toen deed hij den meest gemalen greep van zijn leven om debeweging in gang te houden. De absolute staat moest aan de beweging worden gesnoerd. Dan bij de uitwerking snoert de Staat de beweging. Tot hoe lang? Is het nieuwe jaar, aangevangen 28 October 1933, bestemd de corporatie meer zelfstandig te maken? Gaat het vrije bedrijfsleven, georganiseerd in de corporatie meer zijn loop vervolgen? Is ook daar de staatsomknelling voor de corporaties te machtig geworden? Staat dit alles buiten Sorel? Toch in n op zicht niet. Hoewel Sorel in de jaren, waarin. hij invloed had op Mussolini (1908 1910) was en bleef een anti démocrate de gauche", trok zijn. college ook de jeugd van de Action Franc. aise. Want er was in zijn toon toch ook iets van het nationale, dat ik voor chauvinisme hield. Met klaarblijkelijke instemming werd het parlementarisme verfoeid. En nu werd wel niet de monarch maar wel de natie geëerd. Dit was een protest tegen het internationale marxisme en tegen de internationale vrijheidsbeweging. Heeft Mussolini in dezen nationalen toon wellicht Italië" gehoord i Op het college van George Sorel zaten Span jaarden, Zuid-Amerikanen, Italianen. Het I^atijnsche ras was daar in de leer. Een Italiaan met een Napoleon-kop zat naast mij, maar hij droeg een snor, die hem slecht stond. Hij toekende in mijn cahier een molentje, een figuur. Hij schoot mij zijn papier toe. Ik schreef: BOM A AETKBNA. Mussolin keek verrukt. 1) Geb. 1847 ovcrl. 1922. 2) Quack: De Socialisten, Deel VI. 3) Dr. H. B. Wiardi Beekman 1931. Hel tymlicalisme in Frankrijk.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl