Historisch Archief 1877-1940
N o. 2957
De Groene Amsterdammer van 3 Februari 1934
Opera Studio
Constant van Wessetn
Teekening J. F. Beert»
Die Fledcrmans"
En EOO hebben wij dan deze week de tweede
prestatie van de Opera Studio gehad: de opvoe
ring van Die Fledermaus" van Johann Strauss,
in den Stadsschouwburg.
Wat den opvoeringen van de Opera Studio haar
bekoringen vooral haar kracht naar buiten geeft,
dat is de eenheid van den opzet, die steeds vast
gehouden wordt en de autoriteit inzake het bepalen
van de groote lijnen, waarnaar ieder voor zijn deel
te arbeiden heeft. Hier geen halfheden, hier werkt
niet ieder op zijn eigen houtje zooals het uitvalt,
men gaat uit van iets centraals, waarnaar alles
zich heeft te schikken. Dit centrale is de verwerke
lijking van den inhoud der muziek. Wij wezen daar
reeds eerder op, bij onze beoordeeling van de op
voering van Haendel's Julius Caesar. Ook hier
groeiden tooneelbeeld en tooneeluitdrukking uit
de innerlijke melodische en dynamische factoren
der muziek. Ongetwijfeld juist, waar bij de opera
het fcooneelbeeld de muziek dient, wanneer deze
zich niet tot louter begeleiding bepaalt.
Johan Strauss componeerde geen opera's, maar
operettes. Hij weegt zijn onderwerp niet zwaar op
de hand, hier en daar wat intrige, wat verwikke
ling en de noodige humoristische parlandi, maar
de muziek is hier souverein en de muziek is Weenen
met deszelfs levenslust, zorgelooze lichtvaardigheid
?en het tikje gemoedelijke sentimentaliteit, dat
slechts de charme van dit alles verhoogt. In
Strauss' muziek is dit als met den hoorn des
overvloeda uitgestort. Wat voor soort van melodieën
liet ook is, wals of geen wals, het blijft Weensche
geest en Weensche gratie.
Zoo heeft de Opera Studio de verwerkelijking van
den inhoud der ,,Fledermaus"-muziek ook opgezet,
zoodat er een sfeer op het tooneel zou heerschen
van sprankelenden overmoed en zorgelooze
vroolijkheid, de sfeer van het Weenen van de vorige
eeuw. Dat alles was uit te drukken in decors, in
zang, in dans, in houding, enz.
* *
*
Het is voor een Hollander wellicht niet gemakke
lijk de juiste stemming onmiddellijk te vinden en
zoo had het eerste bedrijf zijn aanloopje noodig
en verwijlde men gaarne wat langer bij het be
schouwen van de in alle soberheid toch hoogst
stemmig gekleurde en geschikte
Biedermeierentourage totdat de zangers, die dit milieu te bevolken
kregen, er ook als spelers in" zouden zijn.
Maar in het tweede bedrijf ging de kurk van de
?champagneflesch. Een gecostumeerd bal liep leeg
?over het tooneel, tusschen de gordijnen en over
de kleine logeafscheidingen kiekeboede de guitig
heid en toen uit de coulissen de witte weelde van
Darja Collin's wals met haar stoet van ingénues,
die fladderden als vlinders over het plankier,
loskwam, scheen de Muze van den Weenschen
Tvals in persoon ten tooneele verschenen, zoo werd
Alles licht en luchtig en vol zwierend gedein. Het
rwas een verrukking voor het oog, dat walsen in
den tourbillon van witte, wentelende gewaden,
?onderbroken door coquette en virtuoze dans
passen van de solodanseres, totdat alles zich op
loste in het simpele en natuurlijke walsen zooals
de menigte walst in een balzaal en de illusie, na op
baar' hoogtepunt geweest te zijn, ongemerkt in
het totale tooneelbeeld over gaat om daarna haar
OLS
VVitte Lura9ao Sec
Cnerry Brandy
M.cnthe Glaciale
C^uracao Brandy
Koopt Nederl. fabrikaat!
Gerrit Visser en Ellen Schwarz als Gabriel von Eisenstein en Rosalinde in
Die Fledermaus."
gezongen apotheose te beleven in de verrukkelijke
finale, een der meesterlijkste stukken, die Strauss
ooit componeerde. Qua tooneelverwerkelijking waren
deze momenten de schoonste van den avond: de
champagne schuimde hier over den hals van de
ontkurkte flesch.
En in de laatste acte namen de zangers ook als
spelers volop revanche, de actie was nu geheel los
en ongedwongen geworden, de kwinkslagen vlogen
over het tooneel en het geheel kreeg door de
ontknooping van alle vergissingen en verwarringen
binnen de wanden van de ,,f ideële" gevangenis,
waarin het gezelschap feestgangers was opgesloten,
een vermakelijk en brillant einde.
Ook deze tweede prestatie van de Opera Studio
werd als tooneelopvoering een zeer verdiend succes.
Uit alles bleek, dat er hard en ernstig was gewerkt,
de decorateur Klein, de regisseur Van der Vies,
de danseres Darja Collin» zij moeten naast den
dirigent Paul Pella, de zangeres van de
Rosalindepartij, Ellen Schwarz en de Adèle van Lia
Fuldauer met allen lof genoemd worden. De mannelijke
rollen waren over het algemeen wat het spel
betreft, niet zoo gelukkig bjezet en de beenen bleven
voor den luchtigen geest der muziek vaak wat te
zwaar. De cipier van Erwin Parker vond ik ondanks
zijn succes bij het publiek wat te cliché-achtig
in zijn humor.
Het orkest, het Arnhemsche, was, na de wat te
pootig" gespeelde ouverture, waarbij de melo
dieën van hun charme inboetten, mede dooreen
te energieke leiding van Pella, die kennelijk er
op gericht was er vaart in te zetten, den geheelen
verderen avond uitstekend.
Jonge IVederlandsche componisten
Een groep van jonge Nederlandsche componis
ten gaf in het Muzieklyceuni een avond van nieuwe
Nederlandsche muziek. Het program bevatte
werk van Wolfgang Wijdeveld, Julius Hijmari.
Van Otterloo, Felderhof en Henk Badings.
De muzikale verscheidenheid van dezen avond
gaf aan, dat de jonge Nederlandsche componisten
niet meer zich slaafs blijven richten naar de
mode van het moderne, die vanuit de
Oostenrijksche groep een tijdlang ook onze muzikale productie
heeft overheerscht. Alleen de sonate voor viool en
piano van Julius Hijman bleek nog een specimen
van dat voor mij antipathieke soort muziek,
waarbij de componist vanuit de hoogte ons on
begrip" schijnt te willen hoonen. met wat au fond
niets anders is dan eigen onmacht om met een war
winkel van zwaar op de handsche noten en klanken
aan zijn bedoelingen vorm en uitdrukking te geven.
De drie muzieken voor piano van Wolfgang
Wijdeveld, hoewel nog kennelijk jong werk.
bekoorden door iets oprechts en juveniels. vooral
de Variaties heb ik kunnen waardeeren als een spel
van invallen, voortfantaseerend opj:de_^.enkelo
toonenvan het thema, die te zamen een klank
omspannen.
Het strijktrio van Van Otterloo. naast de reeds
bekende viool- en pianosonate van Henk Badings,
het beste van den avond, meldde zich weer onom
wonden aan als muziek", het had charme van
melodie en lijn en sprak weer een muzikale taal,
die zich om het begrip van den toehoorder bekom
mert, onbevreesd zich daardoor voor de bonzen
der moderniteit een minderwaardigheidsbrevet
te geven.
De vijf liederen van Felderhof zijn als liederen
niet goed gecomponeerd of liever gezegd zij hehben
verkeerde teksten ter verklanking uitgekozen, die
de componist naar zijn uitdrukkingsvermogen niet
in staat bleek tot liederen om te scheppen.
De sonate van Badings, die het concert besloot,
bewees, dat het moderne niet noodzakelijk een
onbegrijpelijke taal behoeft téspreken om modern
te wezen en dat men, evenals in een vreemde taal,
door zekere accenten en dynamische regelingen
in de uitdrukking, zijn toehoorder toch kan laten
voelen wat gemeend is als men deze reëele eigen
schappen der muziek niet verwaarloost.
Alles bij elkaar een avond, waarvan het ons
verblijdt, dat onze jongere componisten zich van
muziek nog iets anders voorstellen dan het cere
brale genoegen van noten, alleen op het papier
interessant.
GORDIJN
S T O F F EN
EEN NIEUW KARAKTER
KLEURECHT
PER MTR.
1 2 O BR.
0.85
XNDER
ZONEN