Historisch Archief 1877-1940
20
De Groene Amsterdammer van 10 Februari 1934
N o. 2958
Muziek van de week
Constant van Wessem
De mnziek van Wolfgang Wijdeveld
bij het Ballet Mogroby
Het is begrijpelijk, dat na de belangstelling, die
de jonge componist en pianist Wolfgang Wijdeveld
met een drietal korta klavierstukken onlangs heeft
kunnen wekken, men benieuwd was hem als com
ponist van balletmuziek te leeren kennen, waartoe
een. opvoering van het ballet Mogobry, een com
binatie van jonge Hollandsche kunstenaars, ge
legenheid gaf.
Het ballet Mogobry streeft naar homogeniteit
van decor, costuum, dans en muziek; de muziek
is bjj de handeling betrokken, doordat de musicus
zich op het tooneel beweegt en deelneemt aan het
gebeuren" (aldus de inleiding van het programma).
Allemaal goed en wel, maar wat is nu de taak
van den musicus als componist? De opvattingen
omtrent het ballet zijn in den loop der tijden nog
al eens veranderd, van het statige flaneeren der
Lodewijkenballetten is het in de 19e eeuw een
soort eutre-acte van de opera geworden, met
Spitzentanz en kort rokje. Zelfs wanneer het als
een zelfstandigheid optrad, zooals bij de balletten
Coppelia" en Sylvia", die Delibes beroemd
maakten, bleef het operaballet, d.w.z. een reeks
dansnummers, aaneengereid door een verhaaltje.
Eerst op het eind van de 19e eeuw en vooral in
de 20ste eeuw door Strawinsky wordt het ballet
een bestanddeel der symphonische muziek, d.w.z.
een uit de muziek opgebouwd geheel, gedanst
muziekdrama, waarbij het rythme de stuwende en
grondleggende factor vormt. Strawinsky's Sacre
du Printemps" is door zijn formidable en veel
vormige rhythmiek in de ontwikkeling van den
symphonischen dansvorm van het ballet een
mijlpaal geworden.
Het komt mij voor, dat wat het ballet Mogroby
geeft, feitelijk weer teruggaat naar het operaballet:
dansnummers, aaneengereid door een verhaaltje.
Hier is in wezen niets tegen, alleen, wij zijn het niet
meer gewend, dat het ballet weer dans-speZ met
begeleidende muziek wordt. Het is waar, er zijn
meer verschijnselen, die er op wijzen, dat de ont
wikkeling van het ballet deze richting uitgaat.
Misschien is het echter toch niet heelemaal de
bedoeling van het ballet Mogobry geweest. Men
heeft zich wellicht toch wel een grootere homo
geniteit tot een symphonie van dansbeweging,
tooneelmimiek en muziek gedacht dan wij bij de
opvoering Maandagavond in den Stadsschouwburg
meemaakten. Maar dan ligt het aan de te zwakke
krachten zoowel van de dansers als van den com
ponist. Aan ideeën is de leider van het ensemble,
Ulco Kooistra, rijk. Fantasie en vindingskracht
ontbreken niet, de opzet heeft genoeg in zich om
een streven als aangegeven staat in de inleiding
te verwerkelijken. Maar de verwerkelijking was
er nog niet. Over den dans spreek ik thans niet
ook niet over de decors en costuums, die volgens
mij het besta waren wat de avond bracht, het be
treft thans de muziek. Wil de muziek een behoorlijke
homogeniteit met het ensemble bereiken, dan moet
zij ten slotte toch het dragende, het omvattende
het toon aangevende" element in het ballet
blijven, m. a. w. zij moet ook muzikaal zich tot
een geheel ontwikkelen en niet alleen, zooals hier
maar al te vaak het geval was, de muziek voor
eenige dansnummers leveren, die het geheel het
aanschijn geven van dansnummers van een supe
rieur cabaret. De componist Wijdeveld heeft kenne
lijk zijn muziek ondergeschikt moeten maken aan
wat de dans wilde uitbeelden, zijn composities
hebben, in den tijd, lengten, leegten en zwakten
aan uitdrukkingskracht, waartoe het verhalende
ballet ze noode dwong. Uitstekende muzikale
invallen, van vaak plastische kracht, verloren
daardoor hun effect, de componist moest tijd aan
vullen, die het ballet noodig heeft om zich uit te
spelen (ik zeg met opzet niet: zich uit te dansen,
want dan zou het zich hebben moeten onder
werpen aan den tijdduur, dien de muziek voor
schreef). Als homogeniteit van dans en muziek
was het z.g. mechanische nummer Mensch of
nummsr" (afgescheiden van de strekking) onge
twijfeld het meest geslaagd. Met overigens muzikaal
niet buitengewoon gevonden effecten werd hier
toch de indruk van een wezenlijk ballet bereikt.
De andere nummers, De muziekliefhebber" en
Een Zondag", bleven oe zeer cabaret-nummers,
onderhoudend, aardig ge vonden wat de ideeënvan
den leider betreft, maar zij werden geen balletten,
mede door den geringen onderlingen samenhang in
de muzikale compositie, die een Zondag gaf zonder
Zondagsstemming. Wijdeveld, zelf ten tooneele,
vertoonde vooral zijn vaardigheid als pianist.
De muziek voor het eerste nummer
OudHollandsche dansen" was van Arnold Juda. In
een milieu, als weggeloopen uit een
oud-HoIIandsche Breugheliaansche boerenherberg, spelen een
fluitist en een violist de dansmuziek, schrale,
archaïseerende en in mineur gestemde wijsjes.
Ik kan niet heelemaal verklaren waarom ik den
indruk daarvan eigenlijk uitstekend vond, men
zou zich uitbundiger muziek hebben gedacht, maar
het leek mij homogeen met die plompe boeren
vroolijkheid op zulke oud-Hollandsche schilde
rijen, die mij iets triests geven in de kleuren van
den schilder.
De opvatting over de uitvoering van Bach's
muziek wijzigt zich nog al eens in den loop der
tijden. Historisch is deze niet twijfelachtig, bij de
meeste werken is de bezetting aangegeven. Maar
de instrumenten waar Bach voor schreef bestaan
niet meer, althans worden niet meer vervaardigd,
en zijn hoogstens nogmaals gereconstrueerd voor
een groep van liefhebbers, zooals bijv. de leden
van de Instruments anciens".
In de 19e eeuw kwam de opvatting op, dat Bach
monumentaal" was, derhalve zijn muziek in
de breedte moest worden getrokken, groote klank
ontwikkeling. orgel, massale zangkooren. Toen
kwam de rage voor het cembalo. Het cembalo was
e e r t ij d s de
Scène uit het ballet
Mogroby
drager van
het orkest,
vandaar ging
de leiding
van den
diri gent a a n
het klavier
uit, het cem
balo bege
leidde de
recitatieven,
de klank
verdroeg zich
instrument a a l beter
met de or
kestinstru
menten dan
het moderne
klavier. Het
ZUFER5iG>
KALVERSTR: 10
AMSTERDAM
ZEER RUI M
MODELMUI5 MET VELE
APARTE INTERIEURS
TEGEN PRUZEN VAN
HET MASSAPRODUCT.
cembalo werd een curiositeit, ook in de
coacerten voor orkest vervulde het zijn taak als
ondersteuner van den bas. Men keerde tot den
kleinen" klank terug, bezette de werken
licht, met een gering aantal instrumenten.
zoo meende men den historischen Bach te
herstellen. Als reactie op veel overdreven
monumentaals," dat zelfs de onderlinge verhou
dingen uit het verband rukte (Mengelberg's
Matthaeus Passion !) was het begrijpelijk en ver
dedigbaar, maar muzikaal is er veel tegen te zeggen.
Want wanneer er n componist is, wiens werk
kennelijk het minst afhankelijk is van zijn instru
ment, dan is het Bach. Is Bach meer Bach op een
cembalo dan op een vleugel-piano? En heeft Bach
zelf ooit in zijn werken bewezen, dat hij zijn muziek
onafscheidelijk verbonden achtte aan het instru
ment, waarvoor hij ze aanvankelijk opschreef?
Hij transponeerde vioolconcerten voor klavier !
Beethoven heeft dat ook gedaan met zijn viool
concert, maar ik heb er nimmer van gehoord, dat
eenig pianist het ooit gewaagd heeft deze letterlijke
omwerking tot pianoconcert in het openbaar te
spelen. Men hoeft het niet te hooren om te weten,
dat het een onding moet wezen, een onbegrijpelijke
aberratie van Beethoven. Maar Bach kan men
veilig transponeeren, de aard van zijn muziek ver
draagt zulks best. Liszt, Busoni en anderen hebben
dat met zijn orgelmuziek gedaan, die zij voor piano
arrangeerden.
Waarom, luidt thans de vraag, moet Bach weer
verbannen worden naar dat onzalige cembalo,
waarvan hij zelf gaarne verlost had willen zijn
als er maar een beter toetseninstrument in zijn tijd
was geweest? In den Bachcyclus, die thans in de
Kleine Zaal van het Concertgebouw loopt kan men
vaak een geheelen avond lang Bach op het cembalo
hooren en ik verzeker u, dat het aandoet als een
verbleekte teekening, waarvan men gaarne de
lijnen door retoucheering wat zou willen op
halen. Hoe voortreffelijk ook gespeeld en dat
Alice Elders, Gertrud Wertheim en, in mindere
mate, ook Hans Brandts Buys voortreffelijke
cembalisten zijn kan men hooren, Bach's muziek
klinkt meer als een echotoon van Bach dan als
Bach zelf, het zoemt, het ruischt, het tinkelt dat
het een aard heeft en het onbevredigend resultaat
werkt, een geheelen avond lang
bijgewoond,werkelijkenerveerend, temeer wanneer men de cembalo
concerten met strijkers en blazers van modern en
plastisch klankgehalte begeleidt, zooals men op
die avonden van den Bachcyclus doet en daarmede
toch feitelijk de idee van een historischen Bach
niet volhoudt. De curiositeit van Bach op het
cembalo gaat er gauw af wanneer het geen curio
siteit meer wil wezen. Enkele der kleinere stukken
verdraagt men nog bij het aanhooren, het geluid
heeft iets kleurigs bij muziek in dansbeweging,
maar bij breeder opgezet en gecomponeerd werk
krijgt het geluid iets onmachtigs en weinig
overtuigends. Alleen een Wanda Landowska, diéeen
geheel eigen speeltechniek heeft en ook een geheel
eigen speciaal voor liaar gebouw cembalo bespeelt,
kan men als ccmbaliste met genoegen aanhooren.
maar hier wordt ook een veel grootere plastiek in
den klank bereikt, die op het ouderweteche cem
balo niet mogelijk is.
Neen, het teveel aan cembalo-klank, dat de
tegenwoordige Bach-cyclus laat hooren, kan ons
moeilijk tot bekeerlingen voor een cembalo-Bacli
maken. Hot maakt Bach veroudorder dan hij ver
dient !