Historisch Archief 1877-1940
N o. 2958
De Groene Amsterdammer van 10 Februari 1934
23
Uit het kladschrift van Jantje
Wij varen om de wereld
Hendrik Willem van Loon
r. Het vertrek
Reizigers naar Indiëhebben het
eigenlijk beter. Die nemen afscheid
aan het station. Dat is, weliswaar, een
operatie zonder verdooving, maarzij
duurt niet lang. De trein komt het
station binnen, men wil wat zeggen
en probeert wat te zeggen, maar de
locomotief heeft het hoogste woord
en daar is niet tegen te praten. De
deuren slaan dicht en het is voorbij.
Pijnlijk maar kort.
Het is weer heel wat anders als je
per boot vertrekt. Dan heb je ook
niet de minste kans er zoo
eenvoudigjes van af te komen. Want weken
lang te voren weten vrienden en
begunstigers al: Negen Januari is de
dag" en op negen Januari zijn ze
aan boord, al heb je iedereen, minstens
twintig keer, uitdrukkelijk verzocht er
maar liever niets van te maken. Neen,
dat zou te onvriendelijk zijn. We
moeten even komen". En dus staan
ze je al op te wachten als je eindelijk
met zevenentwintig handkoffers, va
liezen, schrijfmachines en machine
geweren (je kunt nooit weten, daar
in de buurt van Mexico) en een dozijn
stewards de valreep bestijgt. Geen
van allen kwamen zij met eege han
den. Ze brachten allemaal ten minste
een paar bloemetjes mee. Die bloe
metjes zijn eerst op een kouden
Januariavond aan de temperatuur
van een New Yorksch dok blootgesteld
geweest. Er was, geloof ik, in Hol
land een professor in de natuurkunde
die den Nobelprijs gekregen heeft voor
de laagst mogelijk temperatuur".
De laagst mogelijk temperatuur is
niet in een laboratorium ergens in
Leiden ontdekt. De laagste mogelijke
temperatuur vindt men op een New
Yorksch dok, nadat het buiten een
paar weken lang gevroren heeft. Dan
komt het voor dat vaten met alkohol
n stuk ijs worden. Dan bevriest de
tong van den douane-meneer, die
een zegeltje op uw kodak Wil plakken,
terwijl hij dat zegeltje belikt. Ik
kon u nog erger vertellen van mijn
hond Noodle die op een goeden dag
op zoo'n dok een heel enkel oogenblik
vergat waar hij was. Welnu, de
bloemen die zoo juist aan die tempe
ratuur blootgesteld werden zijn na
tuurlijk niet geschikt voor de
binnenscheepsche atmosfeer, want die is
zelden minder dan 200 graden. Dat
valt te begrijpen. De
stoomvaartmaatschappij wil een goeden indruk
maken en stuurt dus een boodschap
naar de machine-kamer zet er de
druk maar op". Alle radiateuren
gloeien dus als het vaderlandsche hart
in Tollens' verheven poëem en men
heeft het
gevoeldatmenindenBuitenzorgschen plantentuin een broeikas
binnen komt. Maar in die Indische
broeikas is er dan hoogstens misschien
een enkele tuinman terwijl er hier op
zijn minst drie duizend menschen zijn
die drie honderd andere menschen een
goede reis komen wenschen. Die drie
duizend burgers vullen alle kamers en
hutten en gezelschapzalen, maar zij
hebben het bij voorkeur voorzien op
uw eigen hut. Daar zitten zij op stoelen
en tafels en sofa's en waschtafels en
in en op den rand van het bad en op
de bedden en op mekaar's schoot en
diegenen die geen plaatsje meer
konden vinden hebben uw hoofd
kussens genomen en zetelen daarop,
op den vloer. De bloem-offerandes op
het Heilige Altaar der Vriendschap,
thans volkomen verlept, vullen de
hutten en kamers met die onaange
name en onvergetelijke en
onvergeetbare reuk die men onthoudt van zeer
deftige begrafenissen waarbij men
lange speeches hield. En in dat
gedoetje zult gij zoometeen een
heele week lang (want bloemen
weten zich te wreken) mogen slapen.
Als ge ten minste slapen kunt. Maar
dat is juist de aardigheid van het
geval. Gij zult twee heele weken lang
niet kunnen slapen. Want die vrienden
kwamen niet alleen. Zij brachten on
zichtbare billioenen, trillioenen en
quadrillioenen mikroben en
mikrobetjes mee. Die hebben zij onder veel
genies en geproest en na ontelbare
omhelzingen dusdanig over de paar
kubieke meter inhoud uws huts (heel
eventjes laten zien dat ik het nog
doen kan) verspreid, dat de
scheepsdokter een maand lang niets anders te
doen zal hebben dan bronchtissen en
laryngitissen en andere respiratoire
ongemakken te genezen. Van tijd tot
tijd zullen die dreigen het heele schip
tot n groot drijvend hospitaal te
maken.
Dat was nu niet zoo heel erg
als de reis naar dat klimaat ging
wat men in de schoolboeken het
gematigde" noemt. Maar wij rollen
zóó den aardbol af en pardoes in het
zilte natte van de sub- en de volkomen
tropen. En een week daarna (want
dergelijke reizen, die van JanHuygen
Linschoten toch maar een kind maken
spelen zoo met de naaste afstanden)
dan zitten Wij weer in een dikke over
jas in Los Angeles. Ondertusschen
vieren de mikroben een Bruegelsche
boerenkermis in uw brein. En wat
doe je' er aan? Niets. Want in Los
Angeles komen er weer drie duizend
vrienden en begunstigers en zoo gaat
het den ganschen aardkloot omme en
terug. Mocht er daarom hier of daar
eens wat aan deze ontboezemingen
haperen, weest dan geduldig, o wel
gezinde lezer. Gij hebt alleen maar
met de Hollandsche verkoudheid te
maken. Ik moet die in vijf
werelddeelen verniezen en verhoesten.
Waarom ik deze reis eigenlijk maak
weet ik niet precies. Men heeft er mij
zoo'n beetje ingepraat. Daar had ik
nu dikke aardrijkskunde-boeken ge
schreven en wat had ik van de wereld
gezien? Een bijster klein beetje. Een
paar stukjes van den heiligen grond der
vaderen, want behalve Dokkum ken
ik elke stad en vlek van de elf pro
vinciën. Dan een enkel Zwitsersch
bergje en een paar Oostenrijksche
meren en eenige Italiaansche musea
en een paar Parijsche restaurants.
Het werd tijd het overige ook eens
te bezoeken voordat de dollar het
eeuwige ganschelijk met het tijdelijke
zou hebben verwisseld en je met
duizend dollar nog hoogstens van
Utrecht naar Driebergen kan reizen.
Maar de doorslag gaf het argument
dat je als amateur-geograaf deze
planeet toch eindelijk eens met eigen
oogen moest zien. Stel je voor dat
Australië, waarover je zoo mooi hebt
geschreven, dat soepborden-wereld
deel, dat zoo oud is, dat het in het
midden heelemaal in mekaar gezakt
is, zoodat het arme land gedoemd is
tot een eeuwige droogte, stel je voor,
dat dat werelddeel nu eens niet op
een soepbord gelijkt maar op dat
oude pannenkoeken-bord dat nog bij
je grootmoeder gebruikt werd en dat
in het midden juist zoo veel hoogcr
was dan langs de randen? En
daar is Nieuw Guinea, dat na Groen
land het allergrootste eiland van deze
wereld is. Hoe durf je eigenlijk zoo
iets te schrijven als je Groenland en
Nieuw Guinea niet allebei gezien hebt
zoodat je zelf kunt oordeelen, ja,
Groenland is toch wel een heel stuk
dikker, zoo in de midden-moot". En
heb je daar niet ergens durven ver
tellen dat er in het aardsche Paradijs
van broeder Ghandi niet minder dan
2700 kasten" zijn, hetgeen toch
altijd weer een heele boel meer is dan
Holland, waar men het, hoe hevig
men ook geprobeerd heeft, toch nooit
tot meer dan 2133 diverse standen en
standjes heeft kunnen brengen. Maar
die wijsheid was niet uit liet eigen
brein gesproten. Die wijsheid had je
uit een boekje gehaald. En neem nu
eens aan dat je na 24 uren iu Madras
ontdekt dat er in Britsch Indi
slechts 2132 kasten" zijn en dat
het vaderland dus wel het wereld
record houdt voor sociale verdeeling
en onder-verdeeling. Neen, het was
beter nu de koe maar eens meteen bij
de horens aan te vatten en de
Cunard te laten weten dat ze op een
erg lang bed moesten rekenen.
Aan boord van de Franconia,
Januari 1934