De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 10 februari pagina 9

10 februari 1934 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

Voorjaarsmode Ilse Engel Terwijl behagelijke bontmantels en ?warme wol ons nog beschermen tegen den kouden wind en de afwisselende vorst en wij nog niet willen gelooven aan het bestaan van een gloeiende zon, lokken in de etalages reeds de vele nieuwe aantrekkelijke dingen. waarmee we ons in het komende voorjaar zullen tooien. Er is zooveel, dat doelmatigheid en bevalligheid in zich vereenigt, dat er geen reden is het niet te koopen. In de eerste plaats zijn er de onbe duidend lijkende mantelpakjes, die Achter geen vrouw van smaak over liet hoofd mag zien. Zij zijn jeugdig en sportief van vorm, hebben nauw sluitende manteltjes van een normale lengte, zijn meestal van voren toegeknoopt en hebben haast altijd een ceintuur en eenige zakken. De rokken zijn van deze costuums tamelijk kort en maken een smallen indruk; ze hebben echter door handig aange brachte vouwen de noodige loopwijdte. Deze costuums, die ongetwijfeld een groot succes zullen hebben in het komende seizoen, zijn meestal van een zware kwaliteit jersey gemaakt. Eenvoudige blouses van linnen in donkere kleuren (donkergrijs, donker blauw, donkerbruin) voltooien^ het geheel. De mantelpakken zijn in over eenstemmende kleuren of in afsteken de, zooals beige of grijs in alle scha keeringen gehouden. Ook de aardige jumpers hebben nog niets van hun populariteit verloren en zullen den dames zeker veel aanleiding geven om ze van fijne wol of garen zelf te haken en te breien. Voor de voorjaarsmantels is nog geen vaste lijn te bepalen; alles, wat goed staat, is toegestaan. Men ziet ze net zoo goed driekwart in slankmakenden rechten vorm met wijden, losvallenden rug, dit laatste vooral bij avondmantels, als ook redingotes nauwsluitend en van ge compliceerde snit. Dikwijls zijn ze zonder kraag met een anders gekleur de shawl ter voltooiing, doch ook vele met kraag, die geheel naar den S portpakje van alpaca Middagjapon met schuinloopende naden smaak van de draagster aangebracht kan worden. Heel nieuw, en een beetje gewaagd is de cape-mantel met een van achteren neerhangenden capu chon, die in haast alle collecties der modehuizen voorkomt. Voorts zijn er weer de complets in allerlei nieuwe vormen. Zeer ge kleed en modern doen ze aan indien gemaakt van alpaca, dat op het oogeriblik een modesnufje is. De mantel van deze complets is haast altijd driekwart lang, in rechten, lossen vorm en met dezelfde stof gevoerd als die van. de bijpassende blouse of de weer zoo geliefde casaque. Wat de japonnen betreft wordt de slanke lijn van het winterseizoen nog verder doorgevoerd. Alle schouderverbreedingen evenals de wonderlijke afmetingen van de mouwen zijn vol komen verdwenen; zooals zoo vaak de mode van het eene uiterste in het andere vervalt, wordt nu alles gedaan om de schouders zoo smal mogelijk te laten schijnen. Dit wordt bereikt door schuinloopeiide naden, vooral echter door het nauw om den hals sluitend décolleté, dat in ontelbare variaties voorkomt. Bij vele namiddag en avondjaponnen is de plaats van de plooien en klokken verplaatst naar de rugzijde. Buitengewoon ver rassend is bij deze japonnon de capuchonvormige ruguitsnijding. Deze lijn is zoo nieuw, dat ze vooral voor avondjaponnen niet over het hoofd mag worden gezien; verder is de snit onveranderd, nauwsluitend over de heupen en pas onder de knie ruim vallend. De voorliefde voor gestreepte stof fen is nog sterker geworden. Schotsche ruiten zijn nu favoriet, niet zoo zeer bont, maar kleur op kleur gehouden. Verder overheerschen het reeds boven genoemde alpaca, kunstzijden jerseys, kasha de soie en het zeer geliefde vigoureux, taf en faille voor avond japonnen, zeer veel gesteven en gemêleerde stoffen en nieuwe organdies. Blauw is ongetwijfeld als modekleur aan te wijzen, grijsblauw en vooral een zacht pastelblauw. Daar naast ziet men vele naturelkleurige stoffen, beige en zandkleurig, veel groen in alle nuances en zooals altijd in het voorjaar alle pastelkleuren. Zwart is voor de correcte dracht nog steeds onmisbaar. In de hoedenmode wordt allerlei nieuws voorbereid. De kapjes en grillige mutsjes schijnen door een serieusere mode verdrongen te worden in verband met de nieuwe krullencoiffure van de dames en deze mode toont vaak bijzonder correcte model len. Het zoo snel populair geworden zuidwester-model schijnt slechts een overgang te zijn naar het Bretonsche, den ronden opgeslagen hoed en het geheel rechte [model, dat even recht op het hoofd wordt gezet en waarbij deze rechtheid nog verhoogd wordt door een rechtopstaande lintgarneering, vaak van piquéof taf in Schotsch patroon. Verder ziet men ook vogel en veergarneeringen. Onder de modieuze kleinigheden wordt bijzonder veel aandacht ge schonken aan shawls en handschoe nen; de shawl aJs voltooiing van den mantel en het mantelcostuum is haast onvermijdelijk geworden. Heel nieuw zijn shawls van deel m in verschillende kleuren taf of van fluweel eri zijde gecombineerd. De handschoen is boven zijn practisch nut uitgegroeid en een belangrijk modeoiiderdeel gt worden. Het is vanzelfsprekend dat de vaak in vorm en kleur overdreven hand schoen van stof, zijde e.d. niet ieders smaak is, ook hierin ziet men Schot sche ruiten. Maar er zijn ook vele draagbare modellen, die men zonder aarzelen kan accepteeren. Met gerustheid kunnen de vrouwen den eersten lente-zonnestraal tege moet zien. < r < Boekbespreking Bij N. V. Em. Querido's Uitg. Maatschappij Amsterdam is versche nen van J. H. Der Kinderen-Besier Mode-metamorphosen, de kleedij onzer voorouders in de 16de eeuw. Mevrouw J. H. Derkinderen-Besier heeft in een duidelijken, prettigen stijl, die niet van humor gespeend is, een overzicht gegeven van de gedaanteverwisselingen van onze voor ouders in de 16de eeuw. De kleedij der mannen en> der vrou wen, zoowel die der patriciërs als die der ambachtslieden, worden door de schrijf ster hier op een boeiende wijze be handeld. Zij vertelt ons van de mode en tijdsomstandigheden in het eerste kwart der 16de eeuw, de periode der ruime en ongedwongen kleedingsvormen; van de gelijksoortige ken merken der kleeding van mannen en vrouwen; van den invloed die de naderende renaissance op de kleeding heeft; van de verandering der klee ding in het tweede kwart der 16de eeuw, waarin de verbreeding der gestalte en volle kleedingsvormen aan bod zijn. Mae West zou in dat mode-tijdperk een onopvallende vrouw zijn geweest. Dan, in het derde kwart der 16de eeuw, komen in de kleeding de opzet telijke vergrootingen van lichaams vormen en proporties tot uiting, waarbij veel gebruik gemaakt wordt van opvullingen. Buitenlandsche in vloed is ook reeds dan te bespeuren. De modekleur is bij voorkeur zwart, naar het voorbeeld der stijve Spaansche hofkleeding. In het laatste kwart der 16de eeuw doet de Spaansche invloed zich nog gelden, al is het in veel mindere mate. Al de/e behandelde thema's zijn rijk geïllustreerd, zoodat wij een. volledig overzicht krijgen, waarin wij vele beroemde en bekende per soonlijkheden uit Uien tijd terug vinden. Het boek is een belangrijke aan winst op mode-gebied en inderdaad een werk om te bezitten. K. v. D.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl