Historisch Archief 1877-1940
Voorjaarsmode
Ilse Engel
Terwijl behagelijke bontmantels en
?warme wol ons nog beschermen tegen
den kouden wind en de afwisselende
vorst en wij nog niet willen gelooven
aan het bestaan van een gloeiende
zon, lokken in de etalages reeds de
vele nieuwe aantrekkelijke dingen.
waarmee we ons in het komende
voorjaar zullen tooien.
Er is zooveel, dat doelmatigheid
en bevalligheid in zich vereenigt,
dat er geen reden is het niet te koopen.
In de eerste plaats zijn er de onbe
duidend lijkende mantelpakjes, die
Achter geen vrouw van smaak over
liet hoofd mag zien. Zij zijn jeugdig
en sportief van vorm, hebben nauw
sluitende manteltjes van een normale
lengte, zijn meestal van voren
toegeknoopt en hebben haast altijd een
ceintuur en eenige zakken. De rokken
zijn van deze costuums tamelijk kort
en maken een smallen indruk; ze
hebben echter door handig aange
brachte vouwen de noodige loopwijdte.
Deze costuums, die ongetwijfeld een
groot succes zullen hebben in het
komende seizoen, zijn meestal van
een zware kwaliteit jersey gemaakt.
Eenvoudige blouses van linnen in
donkere kleuren (donkergrijs, donker
blauw, donkerbruin) voltooien^ het
geheel. De mantelpakken zijn in over
eenstemmende kleuren of in afsteken
de, zooals beige of grijs in alle scha
keeringen gehouden. Ook de aardige
jumpers hebben nog niets van hun
populariteit verloren en zullen den
dames zeker veel aanleiding geven
om ze van fijne wol of garen zelf te
haken en te breien.
Voor de voorjaarsmantels is nog
geen vaste lijn te bepalen; alles,
wat goed staat, is toegestaan. Men
ziet ze net zoo goed driekwart in
slankmakenden rechten vorm met
wijden, losvallenden rug, dit laatste
vooral bij avondmantels, als ook
redingotes nauwsluitend en van ge
compliceerde snit. Dikwijls zijn ze
zonder kraag met een anders gekleur
de shawl ter voltooiing, doch ook
vele met kraag, die geheel naar den
S portpakje van alpaca
Middagjapon met
schuinloopende naden
smaak van de draagster aangebracht
kan worden. Heel nieuw, en een beetje
gewaagd is de cape-mantel met een
van achteren neerhangenden capu
chon, die in haast alle collecties der
modehuizen voorkomt.
Voorts zijn er weer de complets
in allerlei nieuwe vormen. Zeer ge
kleed en modern doen ze aan indien
gemaakt van alpaca, dat op het
oogeriblik een modesnufje is. De mantel
van deze complets is haast altijd
driekwart lang, in rechten, lossen
vorm en met dezelfde stof gevoerd
als die van. de bijpassende blouse of
de weer zoo geliefde casaque.
Wat de japonnen betreft wordt de
slanke lijn van het winterseizoen nog
verder doorgevoerd. Alle
schouderverbreedingen evenals de wonderlijke
afmetingen van de mouwen zijn vol
komen verdwenen; zooals zoo vaak
de mode van het eene uiterste in het
andere vervalt, wordt nu alles gedaan
om de schouders zoo smal mogelijk
te laten schijnen. Dit wordt bereikt
door schuinloopeiide naden, vooral
echter door het nauw om den hals
sluitend décolleté, dat in ontelbare
variaties voorkomt. Bij vele namiddag
en avondjaponnen is de plaats van
de plooien en klokken verplaatst
naar de rugzijde. Buitengewoon ver
rassend is bij deze japonnon de
capuchonvormige ruguitsnijding. Deze
lijn is zoo nieuw, dat ze vooral voor
avondjaponnen niet over het hoofd
mag worden gezien; verder is de snit
onveranderd, nauwsluitend over de
heupen en pas onder de knie ruim
vallend.
De voorliefde voor gestreepte stof
fen is nog sterker geworden. Schotsche
ruiten zijn nu favoriet, niet zoo zeer
bont, maar kleur op kleur gehouden.
Verder overheerschen het reeds boven
genoemde alpaca, kunstzijden jerseys,
kasha de soie en het zeer geliefde
vigoureux, taf en faille voor avond
japonnen, zeer veel gesteven en
gemêleerde stoffen en nieuwe organdies.
Blauw is ongetwijfeld als
modekleur aan te wijzen, grijsblauw en
vooral een zacht pastelblauw. Daar
naast ziet men vele naturelkleurige
stoffen, beige en zandkleurig, veel
groen in alle nuances en zooals altijd
in het voorjaar alle pastelkleuren.
Zwart is voor de correcte dracht nog
steeds onmisbaar.
In de hoedenmode wordt allerlei
nieuws voorbereid. De kapjes en
grillige mutsjes schijnen door een
serieusere mode verdrongen te worden
in verband met de nieuwe
krullencoiffure van de dames en deze mode
toont vaak bijzonder correcte model
len. Het zoo snel populair geworden
zuidwester-model schijnt slechts een
overgang te zijn naar het Bretonsche,
den ronden opgeslagen hoed en het
geheel rechte [model, dat even recht
op het hoofd wordt gezet en waarbij
deze rechtheid nog verhoogd wordt
door een rechtopstaande
lintgarneering, vaak van piquéof taf in Schotsch
patroon. Verder ziet men ook vogel
en veergarneeringen.
Onder de modieuze kleinigheden
wordt bijzonder veel aandacht ge
schonken aan shawls en handschoe
nen; de shawl aJs voltooiing van den
mantel en het mantelcostuum is haast
onvermijdelijk geworden. Heel nieuw
zijn shawls van deel m in verschillende
kleuren taf of van fluweel eri zijde
gecombineerd. De handschoen is boven
zijn practisch nut uitgegroeid en een
belangrijk modeoiiderdeel gt worden.
Het is vanzelfsprekend dat de vaak
in vorm en kleur overdreven hand
schoen van stof, zijde e.d. niet ieders
smaak is, ook hierin ziet men Schot
sche ruiten. Maar er zijn ook vele
draagbare modellen, die men zonder
aarzelen kan accepteeren.
Met gerustheid kunnen de vrouwen
den eersten lente-zonnestraal tege
moet zien.
< r <
Boekbespreking
Bij N. V. Em. Querido's Uitg.
Maatschappij Amsterdam is versche
nen van J. H. Der Kinderen-Besier
Mode-metamorphosen, de kleedij onzer
voorouders in de 16de eeuw.
Mevrouw J. H. Derkinderen-Besier
heeft in een duidelijken, prettigen
stijl, die niet van humor gespeend
is, een overzicht gegeven van de
gedaanteverwisselingen van onze voor
ouders in de 16de eeuw.
De kleedij der mannen en> der vrou
wen, zoowel die der patriciërs als die der
ambachtslieden, worden door de schrijf
ster hier op een boeiende wijze be
handeld.
Zij vertelt ons van de mode en
tijdsomstandigheden in het eerste
kwart der 16de eeuw, de periode der
ruime en ongedwongen
kleedingsvormen; van de gelijksoortige ken
merken der kleeding van mannen en
vrouwen; van den invloed die de
naderende renaissance op de kleeding
heeft; van de verandering der klee
ding in het tweede kwart der 16de
eeuw, waarin de verbreeding der
gestalte en volle kleedingsvormen
aan bod zijn. Mae West zou in dat
mode-tijdperk een onopvallende vrouw
zijn geweest.
Dan, in het derde kwart der 16de
eeuw, komen in de kleeding de opzet
telijke vergrootingen van lichaams
vormen en proporties tot uiting,
waarbij veel gebruik gemaakt wordt
van opvullingen. Buitenlandsche in
vloed is ook reeds dan te bespeuren.
De modekleur is bij voorkeur zwart,
naar het voorbeeld der stijve
Spaansche hofkleeding. In het laatste kwart
der 16de eeuw doet de Spaansche
invloed zich nog gelden, al is het
in veel mindere mate.
Al de/e behandelde thema's zijn
rijk geïllustreerd, zoodat wij een.
volledig overzicht krijgen, waarin
wij vele beroemde en bekende per
soonlijkheden uit Uien tijd terug
vinden.
Het boek is een belangrijke aan
winst op mode-gebied en inderdaad
een werk om te bezitten.
K. v. D.