Historisch Archief 1877-1940
Henriette Davids en Sylvain Poons
Gewonnen slag
Bioscopy L. J. Jordaan
Jaap Spe J «r: De Jantjes" Tnschinskt
De brave oude Justus van Teun de Nacht
wacht" en Mie de Porster", moet dunkt mij
zitten grinniken van voldoening in de
oud-Amsterdamsche Elyseesche Slatuintjes waar hij thans
zonder twijfel verwijlt. Nadat hij voor onleesbaar
en ongenietbaar was verklaard, meende men dat
met zijn populariteit ook die talrijke volkstypen
ten grave waren gedaald, welke zijn vriendelijk
maar ietwat sentimenteel oog onder de
Jordaan-bewoners wist te ontdekken.
Maar ziet het schijnt, dat dit soort romantiek
onsterfelijk is. Midden in onzen tijd van stempelen
en Hou-zee!" herrijst de volksvrouw met het
hart van goud midden in het onverkwikkelijke
kielzog der Zeven Provinciën" duiken de
ouderwetsche Jantjes op stoere, hartige knapen, die
evenmin bang zijn voor een borrel als voor een
oplababber,: maar overigens trouwe en loyale kerels.
Wie als schrijver dezes Bouber's tooneelstuk
niet zag en aldus onvoorbereid voor deze herleving
komt te staan, wrijft zich wél eenigszins verrast
de oogen uit. Alles is weer present: de tantes" en
de oomes" uit het Jordaan-jargon de trotsche,
standvastige maar hevig belasterde verloofde
de komische volkstypes, die niets menschelijks
meer hebben, doch alleen maar komisch zijn de
Dolle", die zijn prototypen aan Rooien" en
Mottigen" opvolgt of er niets gebeurd ware en
niet te vergeten de kroeg als centraal punt der
handeling.
Men kan er tenslotte vrede mee hebben: het
geldt hier een vlucht uit een weinig opbeurende
werkelijkheid naar de herbergzamer sferen der
fantasie. En of dit nu geschiedt bij middel van
operette-prinsen, dan wel met hulpe van Justus
van Maurik's Oud-Amsterdam maakt weinig
verschil. Men ziet de dingen voor een oogenblik
minder gecompliceerd en minder onaangenaam dan
ze zijn en dit beteekent naar het schijnt voor velen
een welkome afwisseling.
Maar toch: die brave, ouwe Justug. . . . wie had
dat gedacht!
Wat uit dit Corpus Justus" is voortgekomen
mag zonder eenige reserve een knappe film heeten,
die ondanks haar wat zweverige romantiek met
beide beenen stevig in de technische en
commercieele realiteit staat. De Jantjes" werd een kleu
rige, levendige filmgeschiedenis handig en met
begrip voor materiaal en publieken smaak in elkaar
gezet. Bijzonderlijk het eerste deel houdt den
beschouwer voortdurend bezig en geen oogenblik
behoeft hij zijn welwillende belangstelling een
steuntje te geven met de overweging, dat het hier
om een nationaal debuut gaat. Ook als het een
product van vreemde herkomst gold, zou hij het
met precies dezelfde oogen aanschouwen. Dit is
een belangrijk criterium misschien wel het
belangrijkste dat hier in aanmerking komt. Want
met een dergelijk technisch geperfectionneerd werk,
dat voor het gemiddelde buitenlandsche product
de vlag niet behoeft te strijken is een groote over
winning bevochten. Het beteekent immers niets
minder dan dat het Nederlandsche klankfilmbedrijf,
onder vreezen en beven der toeschouwers uit den
grond gestampt, materieel gesproken in alle op
zichten paraat mag heeten. Wie een oogenblik
overweegt, wat het zeggen wil met dit ontzaglijk
moeilijke en gecompliceerde materiaal in het
reine te komen, zóó dat het resultaat uiterlijk van
geen buitenlandsch werk te onderscheiden valt
die voelt zich het hart warm worden wanneer hij
denkt aan de mogelijkheden, welke deze
pionniersdaad opent.
Hetjwil dan ook volstrekt geen onderschatting
voor^Speyer's werk zeggen, wanneer ik mij zoo
in het bijzonder over dit succes verheug met het
oog op de toekomst. De Jantjes" is tenslotte een
proefballon geworden van welks behouden reis
alles afhangt. De samenstellers hebben terecht
ingezien, dat deze film moest slagen en derhalve
in het amusement van deze amusementsfilm een
accent gezocht, dat zij, naar wij hopen, in later
werk minder nadruk zullen geven. De Nederland
sche filmkunst ware er geen haar minder om ge
weest, wanneer b.v. het cabaretliedje door Louis
Davids met talent doch volkomen overbodig
gezongen, zou zijn weggelaten. Maar het Neder
landsche publiek had er waarschijnlijk een attractie
in gemist, die het nu des te geestdriftige!' over dit
werkstuk van zijn eigen klankfilmindustrie doet
denken. Men heeft kennelijk alle zeilen van den
volkssmaak bij willen zetten en geen troef onbenut
gelaten om dit spel te winnen. Populaire krachten
als Johan Kaart, Heintje Davids en Sylvain Poons
werden er voor gespannen figuren, die van zeer
ongelijke waarde zijn voor de film als zoodanig,
maar die de sympathie van het Hollandsen publiek
stormenderhand hielpen veroveren.
* *
*
Er zijn in deze film goedgevonden fragmenten.
die onmiskenbaar duiden op een geoefende en
vakmatig geschoolde hand. Ik denk bijv. aan het
oogenblik, waarop Heintje Davids vertelt hoe
eenmaal heel den Haag aan haar voeten lag. De
peinzende blik van de camera glijdt langs haar
welgedane gestalte naar beneden en toont het
opgetogen publiek met n argeloos gebaar aan
welke voeten het bewuste den Haag zich neer
geworpen had. Zoo zijn er meer oogenblikkeii,
waarop naast de obligate,en voor de film minder
essentieele attracties, de met intelligentie en geest
bestuurde camera aan het woord is. Opvallend is
dit ook in de dialogen: de zoo uiterst moeilijke
Susie Klein en Fientje de la Mar
afwisseling van close-up en totaalopname, die «ver
het slagen van spanning en climax in het twee
gesprek beslist werd met groote rust en zeker
heid uitgevoerd.
Dan is daar het groote geheim van de film: een
verhaal filmisch te vertellen. . . . zonder leegten.
zonder horten en stooten. zonder duisterheid.
Gelijk gezegd het eerste deel mag in dit opzicht
nagenoeg vlekkeloos heeten. ... de tweede helft
sleept en vermoeit door vele herhalingen en
noodelooze inlasschen met name de ongemotiveerd
uitgesponnen cabaretscène. Misschien verdient
het overweging wanneer de samenstellers hun
copie voor het buitenland klaarmaken dit fragment.
dat van alle andere toch wel het minst tegen vreem
de concurrentie opgewassen is weg te laten. Ook
als de film het publiek compleet zal hebben ver
overd en de makers den moed hebben aan het
zuiver artistieke evenwicht van hun oeuvre te
denken, lijkt mij een zorgvuldige coupure lang
niet ongewenscht. Maar dit zijn bezwaren van.
later orde voorloopig verheugen wij ons, dat
deze Nederlandsche film een even vlot verteller
blijkt te zijn als haar mededingers uit Berlijn en
Hollywood.
De spelers hebben niet teleurgesteld een even
groot als onverwacht compliment. De vroegere
prestaties van Nederlandsche filmspelers voor de
camera-lens hadden in dit opzicht grond genoeg
gegeven tot ern gerechten en bangen twijfel. Maar
de verrassend gunstige indruk in ..Willem van
Oranje" en zelfs bij sommige sujetten uit hot
ongelukkige Persir'-product gewekt, werd niet
beschaamd.
(Slot op pag. 14)
In de rimboe. Rechts (bij stok met lamp) de drie Jantjes: Kaart, Castello en Van Ee