De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 17 februari pagina 13

17 februari 1934 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Henriette Davids en Sylvain Poons Gewonnen slag Bioscopy L. J. Jordaan Jaap Spe J «r: De Jantjes" Tnschinskt De brave oude Justus van Teun de Nacht wacht" en Mie de Porster", moet dunkt mij zitten grinniken van voldoening in de oud-Amsterdamsche Elyseesche Slatuintjes waar hij thans zonder twijfel verwijlt. Nadat hij voor onleesbaar en ongenietbaar was verklaard, meende men dat met zijn populariteit ook die talrijke volkstypen ten grave waren gedaald, welke zijn vriendelijk maar ietwat sentimenteel oog onder de Jordaan-bewoners wist te ontdekken. Maar ziet het schijnt, dat dit soort romantiek onsterfelijk is. Midden in onzen tijd van stempelen en Hou-zee!" herrijst de volksvrouw met het hart van goud midden in het onverkwikkelijke kielzog der Zeven Provinciën" duiken de ouderwetsche Jantjes op stoere, hartige knapen, die evenmin bang zijn voor een borrel als voor een oplababber,: maar overigens trouwe en loyale kerels. Wie als schrijver dezes Bouber's tooneelstuk niet zag en aldus onvoorbereid voor deze herleving komt te staan, wrijft zich wél eenigszins verrast de oogen uit. Alles is weer present: de tantes" en de oomes" uit het Jordaan-jargon de trotsche, standvastige maar hevig belasterde verloofde de komische volkstypes, die niets menschelijks meer hebben, doch alleen maar komisch zijn de Dolle", die zijn prototypen aan Rooien" en Mottigen" opvolgt of er niets gebeurd ware en niet te vergeten de kroeg als centraal punt der handeling. Men kan er tenslotte vrede mee hebben: het geldt hier een vlucht uit een weinig opbeurende werkelijkheid naar de herbergzamer sferen der fantasie. En of dit nu geschiedt bij middel van operette-prinsen, dan wel met hulpe van Justus van Maurik's Oud-Amsterdam maakt weinig verschil. Men ziet de dingen voor een oogenblik minder gecompliceerd en minder onaangenaam dan ze zijn en dit beteekent naar het schijnt voor velen een welkome afwisseling. Maar toch: die brave, ouwe Justug. . . . wie had dat gedacht! Wat uit dit Corpus Justus" is voortgekomen mag zonder eenige reserve een knappe film heeten, die ondanks haar wat zweverige romantiek met beide beenen stevig in de technische en commercieele realiteit staat. De Jantjes" werd een kleu rige, levendige filmgeschiedenis handig en met begrip voor materiaal en publieken smaak in elkaar gezet. Bijzonderlijk het eerste deel houdt den beschouwer voortdurend bezig en geen oogenblik behoeft hij zijn welwillende belangstelling een steuntje te geven met de overweging, dat het hier om een nationaal debuut gaat. Ook als het een product van vreemde herkomst gold, zou hij het met precies dezelfde oogen aanschouwen. Dit is een belangrijk criterium misschien wel het belangrijkste dat hier in aanmerking komt. Want met een dergelijk technisch geperfectionneerd werk, dat voor het gemiddelde buitenlandsche product de vlag niet behoeft te strijken is een groote over winning bevochten. Het beteekent immers niets minder dan dat het Nederlandsche klankfilmbedrijf, onder vreezen en beven der toeschouwers uit den grond gestampt, materieel gesproken in alle op zichten paraat mag heeten. Wie een oogenblik overweegt, wat het zeggen wil met dit ontzaglijk moeilijke en gecompliceerde materiaal in het reine te komen, zóó dat het resultaat uiterlijk van geen buitenlandsch werk te onderscheiden valt die voelt zich het hart warm worden wanneer hij denkt aan de mogelijkheden, welke deze pionniersdaad opent. Hetjwil dan ook volstrekt geen onderschatting voor^Speyer's werk zeggen, wanneer ik mij zoo in het bijzonder over dit succes verheug met het oog op de toekomst. De Jantjes" is tenslotte een proefballon geworden van welks behouden reis alles afhangt. De samenstellers hebben terecht ingezien, dat deze film moest slagen en derhalve in het amusement van deze amusementsfilm een accent gezocht, dat zij, naar wij hopen, in later werk minder nadruk zullen geven. De Nederland sche filmkunst ware er geen haar minder om ge weest, wanneer b.v. het cabaretliedje door Louis Davids met talent doch volkomen overbodig gezongen, zou zijn weggelaten. Maar het Neder landsche publiek had er waarschijnlijk een attractie in gemist, die het nu des te geestdriftige!' over dit werkstuk van zijn eigen klankfilmindustrie doet denken. Men heeft kennelijk alle zeilen van den volkssmaak bij willen zetten en geen troef onbenut gelaten om dit spel te winnen. Populaire krachten als Johan Kaart, Heintje Davids en Sylvain Poons werden er voor gespannen figuren, die van zeer ongelijke waarde zijn voor de film als zoodanig, maar die de sympathie van het Hollandsen publiek stormenderhand hielpen veroveren. * * * Er zijn in deze film goedgevonden fragmenten. die onmiskenbaar duiden op een geoefende en vakmatig geschoolde hand. Ik denk bijv. aan het oogenblik, waarop Heintje Davids vertelt hoe eenmaal heel den Haag aan haar voeten lag. De peinzende blik van de camera glijdt langs haar welgedane gestalte naar beneden en toont het opgetogen publiek met n argeloos gebaar aan welke voeten het bewuste den Haag zich neer geworpen had. Zoo zijn er meer oogenblikkeii, waarop naast de obligate,en voor de film minder essentieele attracties, de met intelligentie en geest bestuurde camera aan het woord is. Opvallend is dit ook in de dialogen: de zoo uiterst moeilijke Susie Klein en Fientje de la Mar afwisseling van close-up en totaalopname, die «ver het slagen van spanning en climax in het twee gesprek beslist werd met groote rust en zeker heid uitgevoerd. Dan is daar het groote geheim van de film: een verhaal filmisch te vertellen. . . . zonder leegten. zonder horten en stooten. zonder duisterheid. Gelijk gezegd het eerste deel mag in dit opzicht nagenoeg vlekkeloos heeten. ... de tweede helft sleept en vermoeit door vele herhalingen en noodelooze inlasschen met name de ongemotiveerd uitgesponnen cabaretscène. Misschien verdient het overweging wanneer de samenstellers hun copie voor het buitenland klaarmaken dit fragment. dat van alle andere toch wel het minst tegen vreem de concurrentie opgewassen is weg te laten. Ook als de film het publiek compleet zal hebben ver overd en de makers den moed hebben aan het zuiver artistieke evenwicht van hun oeuvre te denken, lijkt mij een zorgvuldige coupure lang niet ongewenscht. Maar dit zijn bezwaren van. later orde voorloopig verheugen wij ons, dat deze Nederlandsche film een even vlot verteller blijkt te zijn als haar mededingers uit Berlijn en Hollywood. De spelers hebben niet teleurgesteld een even groot als onverwacht compliment. De vroegere prestaties van Nederlandsche filmspelers voor de camera-lens hadden in dit opzicht grond genoeg gegeven tot ern gerechten en bangen twijfel. Maar de verrassend gunstige indruk in ..Willem van Oranje" en zelfs bij sommige sujetten uit hot ongelukkige Persir'-product gewekt, werd niet beschaamd. (Slot op pag. 14) In de rimboe. Rechts (bij stok met lamp) de drie Jantjes: Kaart, Castello en Van Ee

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl