Historisch Archief 1877-1940
varen om de wereld
Hendrik Willem van Loon
Vlaardingen met palmboomen
Hier zit ik dus. Men heeft mij goed
verzorgd. Ik heb een hut ter grootte
van de eetkamer in een Hollandsch
buurhuis maar ietwat solieder ge
bouwd want als de buren twee hutten
verder niezen, dan hoor ik het al niet
meer. Deze hut is nu vol boeken en
schrijfmachines en teekentafels en ik
zal er vijf maanden in moeten wonen
met een van Lucie's Veersche toren
tjes om mij te troosten.
Het kan toch raar loopen. Twee
jaar geleden twijfelde ik er niet in. het
minst aan dat ik de rest van mijn
dagen op de rustige Kade bij de
OosterSchelde zou doorbrengen. Maar de
Hemel en de Bankiers hebben het, om
mij op zijn Hitleriaansch uit te druk
ken, ,,anders gewild". Waar twee jaar
geleden zich een heuveltje van waar
devolle papieren verhief, staat thans
plotseling dertig voet water. En zoo
ver als het oog maar reikt is er slechts
financieele modder en dan nog eens
modder en nog veel meer modder. Om
uit dien modderpoel te geraken begin
nen wij dus weer eens van voren af
aan. Maar met een klein verschil. Vroe
ger geloofde ik nog aan al die
bijeengegaarde wijsheid van sparen" en
naarstigheid en vlijt" die nog steeds
in onze spreekwoorden voortleeft. Ik
ben nog altijd voor de naarstigheid
en vlijt". Maar wat sparen" betreft,
ik denk er niet meer aan. Ik geef het
nog veel liever weg aan den een of
anderen eerlijken bedelaar. Die zegt ten
minste nog dank u".
De Groot-Meesters aan het Hof
van Pluto die ons nu eens zouden laten
zien hoe zij de boel voor mekaar kon
den brengen, als wij hen maar genoeg
zaam vertrouwden, zij geloofden zelfs
niet aan deze eenvoudige
beleefdheidsvormen.
Zij zeiden legt u het daar maar
neer" en gingen dan bij Kemper ver
gaderen.
Wij arme slokkers mochten door
de ramen kijken. En wij deden dat met
een gevoel van oprechte dankbaarheid.
Want binnenkort dan zouden wij zelf
ook daarbinnen zitten en niet langer
onze boterham op een bankje in het
Voorhout moeten eten. Da muziek
speelt thans de treurmarsen uit Saul
en ik ga mijn negentiende zakdoek
halen sedert ik van morgen aan dek
gekomen ben. Maar het weer is mooi.
Dat is na de bevriezingen van de laatste
twee weken in New York al heel wat.
Ik heb gisterenavond een schoonen
zonsondergang gezien en ,een stukje
geschiedenis beleefd. Het was tegen
zeven uur en de zon vulde den hemel
mest een vuurrood schijnsel dat zich
zoo ver en breed verspreidde dat je er
een oogenblik aan dacht dat moet
een zwerm flamingo's zijn die daar op
stijgt". Nu schijnt het dat in de tropen
alles volgens een veel haastiger tempo
gebeurt dan bij ons. Kinderen worden
zeven jaar oud, een maand of tien
voordat zij dat bij ons in het koude
Noorden doen. Meisjes worden vrou
wen en vrouwen worden moeders en
moeders worden grootmoeders lang
voordat een braaf Hollandsch meiske
haar eerste vier examens nuttige hand
werken gedaan heeft. En mooi weer,
verandert in storm en storm verandert
in mooi weer, voordat je de rommel
in je kajuit nu eindelijk van onder je
bed vandaan gevischt hebt en weer
boven op de tafel gekregen hebt. En
als de steward je zegt meneer de zon
gaat op en u moet eens komen kijken"
dan staat dezelve al lang in het zenith
voordat je nog maar halverwege ge
spoord en gelaarsd bent. Maar de
zonsondergang doet dit alles nog een
beetje vlugger. Inderdaad doet een
tropische zonsondergang mij denken
aan een van de liften in het Empire
States Building, die van de 93ste tot
de 17de verdieping afdalen, in iets
minder dan negen seconden. Daarom
verwonderde het mij ook geenszins
toen plotseling die duizenden flamin
go's van den hemel verdwenen, toen
zij, als het ware door hun eigen achter
grond opgeslokt werden en toen er
boven een zwart streepje land dat net
aan den horizon zichtbaar was een geel
licht verscheen, hetwelk de kapitein
mij aanduidde als de vuurtoren van
Watling Island.
Nu hoeft men heelemaal geen vir
tuoos in de emoties te zijn, om op een
dergelijk oogenblik plotseling te voelen,
dat de klok vijf
eeuwen terug is
geloopen en dat die
thans het uur tikt
waarop Oolumbus
op deze zelfde
plaats en op dezen
zelfden afstand een
lichtpunt zag dat
hem de nabijheid
van land deed ver
man, dien men uitlachte omdat hij de
plank zoo heelemaal mis geslagen had.
Tijdgenooten die zoo weinig van hem
afwisten, dat zij al zijn schoone ont
dekkingen naar een ander noemden,
dat zij de heele nieuwe wereld den naam
gaven van den finantieelen vertegen
woordiger van de Medici's in Spanje,
iemand die de zaak wat praktischer
en nuchterder bekijken kon dan de
dwaze Genueesche wolhandelaar.
Ik ben tien minuten geleden aan
dek gekomen. Toen stond de hemel
in brand. Nu is de hemel een egaal
en grauwachtig blauw en de vuurtoren
van Watling Island doet thans haar
plicht en schiet roode stralen over de
zee die druipt van de indigo. Het is
de eerste en de laatste keer dat ik
Guanahani zien zal. Om de waarheid
te spreken leek Guanahani heel erg
op Terschelling van een afstand van
vijf of zes mijlen of daaromtrent.
Maar ik ben dankbaar voor het stukje
geschiedenis dat er omheen zweefde.
In de rookkamer en in de salons is
er ook hevige emotie. Men begint er
aan de laatste rubbers van de eerste
ronde van een bridge Marathon. Die
Marathon zal vijf maanden lang duren.
Het schoone bridgespel is al
lang geen spel meer gebleven. Het
de beroemde ex
perts" met de re
gels en het eeuwige
veranderen van die
regels ten bate van
hun -l eigen zaak,
dreigt langzamer
hand een nationaal
en internationaal
schandaal te wor
den.
Daar buiten ligt
Guanahani met do
Columgeknoei van
moeden. Dat hij
den volgenden De belooning voor den ontdekker kwestie
morgen op een heel
klein koralen eilandje terecht zou
komen en niet in China datwaseeii
onaangename bijkomstigheid, die wij
beter begrijpen dan de arme Kris
Duif het zelf kon doen. Voor dien
nen nacht ten minste, moet hij
heusch en waarachtelijk geloofd heb
ben dat het hem gelukt was datgene
te doen wat nog nooit iemand vóór
hem gedaan had, den weg te vinden
naar de rijke landen van Goud en
Specerij. Wat hem 's morgens te wach
ten stond, een kaal zanderig strand
en een handvol sjofele en hongerige en
vieze inboorlingen, naakt als de
spreekwoordelijke poedel en zonder
eenige gouden ringen in neus of ooren,
dat was al weer een ander verhaaltje
en daar heb ik op het oogenblik niets
mee te maken. Maar dien nen nacht
moet Columbus in de vaste overtui
ging geleefd hebben dat hij nu een rijk
man was (10 percent van alles wat er
in de werelden, die hij ontdekken zou,
gevonden zou worden) en een beroemd
man (admiraal van den Oceaan) en
de vertrouweling van het Spaansche
Hof en een dankbaar schrijven van
den Paus, dat hij het Christendom den
^weg gewezen had tot zoo veel
millioenen heidensche zieltjes.
Wat er van dat alles terecht zou
komen weten wij thans maar al te
goed. Een paar ijzeren handboeien
en een monniks-pij om in begraven
te worden. Een vroeg-oud en gebroken
bus" van vijf eeu
wen geleden. Hier binnen het
bridgeconcours met de kwesties
Culbertson" en Sims" van overmorgen.
Zoo blijft de wereld aan den gang.
Hetgeen slechts is zooals het behoort.
Want waar zouden wij anders over
kunnen schrijven:'
Veertien Januari was mijn ver
jaardag. Dat blijft je heele leven
lang een dag die anders is dan alle
anderen. Al gebeurt er ook niets. Al
weet niemand dat het je verjaardag is.
Al krijg je zelfs geen enkele briefkaart
met ..mag ik u wel enz. enz." die
dag is toch anders dan alle andere
dagen. Stel je nu voor dat je dien
morgen om zes uur wakker wordt
en uit je ramen kijkt (ik heb geen
patrijspoorten maar echte ramen, die
je heusch op en neer kunt schuiven
als je er een paar nagels voor over
hebt) en in hevigen schrik roep je
je vrouw toe: mijn hemel Jimmie,
de schipper heeft zich vergist. Hij is
het Veersche Gat binnen gevaren en
daar ginds ligt Noord-Beveland".
\Vaarop Jimmie dan, na eerst een
sigaret gevonden te hebben, zegt: Ja
je hebt gelijk en dadelijk komt Hein
met de Ve. 3 langszij."
Nu bleek het echter, toen ik aan dek
kwam. dat ik maar n kant van het
Prachtige haven, verder niets
geval gezien had. Naar den Oceaan toe
lijkt Jamaica inderdaad precies op
Zuid-Beveland. Maar dat is alleen
maar een smalle landtong die de eigen
lijke haven tegen stormen en piraten
beveiligt. Aan den anderen kant ligt
een serie hooge bergen, die datgene
doen wat bergen meestal doen, die
precies op bergen lijken. Overigens
moet ik bekennen, dat mijn eerste
tropische stad toch eigenlijk wel een
teleurstelling was. De stad die voor
ons lag en die volgens ons spoorboekje
Kingston moest zijn, leek heel erg op
Vlaardingen met een paar extra
palmboomen om het geheel wat vroolijker
te maken. Er waren scheepswerven
en er waren schoorsteenen en
fabrieksschoorsteenen en hier en daar een be
scheiden kerktorentje en daar boven
uit een dozijn palmboomen die ze in
Artis hadden kunnen leenen en die er
niet erg echt" uitzagen.
Ik zal, wat Jamaica betreft, niet in
details vervallen want ik ben er maar
n dag geweest en als ik het
eenigszins kan, zal ik er nooit weer heen
gaan. Niet dat het eiland Jamaica dan
ook maar in eenig opzicht te kort doet
aan de beschrijvingen in de diverse
reisgidsen, die ik geraadpleegd heb,
maar ik geef nu eenmaal heel weinig'
om het landschap" als zoodanig en
heel veel om de menscheri die het
landschap bevolken. Ik ben al tevreden
als ik een fraai landschap gezien heb
en. dan weet, dat ik voortaan zeggen
kan o, de Apenbaai. . . . ken ik op
mijn duimpje als de Veersche Haven''
of de (Jouden Hoorn. . . . Mevrouw
daar ging ik elk jaar mijn sigaretten
koopen." Maar liet landschap alleen
is voor mij niet genoeg. Ik moet
menschen hebben. Want een land
schap zonder menschen is voor mij
zooiets als rijst met pruimen zonder
pruimen. En in al deze eilanden en
eilandjes van de Karaïbische Zee
druipt de geestelijke verveling van
de boomen, en vult de huizen en de
tuintjes met hun namen, die aan nog
vervelender plaatsjes in het binnen
land van Engeland doen denken. Daar
door heb je onmiddellijk het gevoel
dat je na eeri enkele week van lande
lijke en punchelijke geneugten in Ja
maica of Barbadoes of Guadeloupe
toch maar liever met een terugkee
renden walvischvaarder naar
Hammerfest zoudt willen reizen. Want hoewel
het daar in het Noorden nat en koud
is en ietwat naar visch riekt heb je
er toch een vrij goeden boekwinkel
en tenminste een paar menschen om
mee te praten.
Deze WTest-Indische eilanden zijn
alleen maar goed voor den modernen
zakenman die via golf en bridge weer
nieuwe kracht moet vinden om den
strijd om een andermans bestaan
verder voort te zetton. En alle hotels
zijn ingesteld op juist dit ne type.
Zij zijn heel erg duur zoodat de
gast het gevoel heeft- waar voor
zijn geld te hebben gekregen. Je
kunt toch moeilijk naar huis gaan
en zeggen ik heb daar in Jamaica
maar drie dollar per dag betaald."