De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 17 februari pagina 17

17 februari 1934 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

varen om de wereld Hendrik Willem van Loon Vlaardingen met palmboomen Hier zit ik dus. Men heeft mij goed verzorgd. Ik heb een hut ter grootte van de eetkamer in een Hollandsch buurhuis maar ietwat solieder ge bouwd want als de buren twee hutten verder niezen, dan hoor ik het al niet meer. Deze hut is nu vol boeken en schrijfmachines en teekentafels en ik zal er vijf maanden in moeten wonen met een van Lucie's Veersche toren tjes om mij te troosten. Het kan toch raar loopen. Twee jaar geleden twijfelde ik er niet in. het minst aan dat ik de rest van mijn dagen op de rustige Kade bij de OosterSchelde zou doorbrengen. Maar de Hemel en de Bankiers hebben het, om mij op zijn Hitleriaansch uit te druk ken, ,,anders gewild". Waar twee jaar geleden zich een heuveltje van waar devolle papieren verhief, staat thans plotseling dertig voet water. En zoo ver als het oog maar reikt is er slechts financieele modder en dan nog eens modder en nog veel meer modder. Om uit dien modderpoel te geraken begin nen wij dus weer eens van voren af aan. Maar met een klein verschil. Vroe ger geloofde ik nog aan al die bijeengegaarde wijsheid van sparen" en naarstigheid en vlijt" die nog steeds in onze spreekwoorden voortleeft. Ik ben nog altijd voor de naarstigheid en vlijt". Maar wat sparen" betreft, ik denk er niet meer aan. Ik geef het nog veel liever weg aan den een of anderen eerlijken bedelaar. Die zegt ten minste nog dank u". De Groot-Meesters aan het Hof van Pluto die ons nu eens zouden laten zien hoe zij de boel voor mekaar kon den brengen, als wij hen maar genoeg zaam vertrouwden, zij geloofden zelfs niet aan deze eenvoudige beleefdheidsvormen. Zij zeiden legt u het daar maar neer" en gingen dan bij Kemper ver gaderen. Wij arme slokkers mochten door de ramen kijken. En wij deden dat met een gevoel van oprechte dankbaarheid. Want binnenkort dan zouden wij zelf ook daarbinnen zitten en niet langer onze boterham op een bankje in het Voorhout moeten eten. Da muziek speelt thans de treurmarsen uit Saul en ik ga mijn negentiende zakdoek halen sedert ik van morgen aan dek gekomen ben. Maar het weer is mooi. Dat is na de bevriezingen van de laatste twee weken in New York al heel wat. Ik heb gisterenavond een schoonen zonsondergang gezien en ,een stukje geschiedenis beleefd. Het was tegen zeven uur en de zon vulde den hemel mest een vuurrood schijnsel dat zich zoo ver en breed verspreidde dat je er een oogenblik aan dacht dat moet een zwerm flamingo's zijn die daar op stijgt". Nu schijnt het dat in de tropen alles volgens een veel haastiger tempo gebeurt dan bij ons. Kinderen worden zeven jaar oud, een maand of tien voordat zij dat bij ons in het koude Noorden doen. Meisjes worden vrou wen en vrouwen worden moeders en moeders worden grootmoeders lang voordat een braaf Hollandsch meiske haar eerste vier examens nuttige hand werken gedaan heeft. En mooi weer, verandert in storm en storm verandert in mooi weer, voordat je de rommel in je kajuit nu eindelijk van onder je bed vandaan gevischt hebt en weer boven op de tafel gekregen hebt. En als de steward je zegt meneer de zon gaat op en u moet eens komen kijken" dan staat dezelve al lang in het zenith voordat je nog maar halverwege ge spoord en gelaarsd bent. Maar de zonsondergang doet dit alles nog een beetje vlugger. Inderdaad doet een tropische zonsondergang mij denken aan een van de liften in het Empire States Building, die van de 93ste tot de 17de verdieping afdalen, in iets minder dan negen seconden. Daarom verwonderde het mij ook geenszins toen plotseling die duizenden flamin go's van den hemel verdwenen, toen zij, als het ware door hun eigen achter grond opgeslokt werden en toen er boven een zwart streepje land dat net aan den horizon zichtbaar was een geel licht verscheen, hetwelk de kapitein mij aanduidde als de vuurtoren van Watling Island. Nu hoeft men heelemaal geen vir tuoos in de emoties te zijn, om op een dergelijk oogenblik plotseling te voelen, dat de klok vijf eeuwen terug is geloopen en dat die thans het uur tikt waarop Oolumbus op deze zelfde plaats en op dezen zelfden afstand een lichtpunt zag dat hem de nabijheid van land deed ver man, dien men uitlachte omdat hij de plank zoo heelemaal mis geslagen had. Tijdgenooten die zoo weinig van hem afwisten, dat zij al zijn schoone ont dekkingen naar een ander noemden, dat zij de heele nieuwe wereld den naam gaven van den finantieelen vertegen woordiger van de Medici's in Spanje, iemand die de zaak wat praktischer en nuchterder bekijken kon dan de dwaze Genueesche wolhandelaar. Ik ben tien minuten geleden aan dek gekomen. Toen stond de hemel in brand. Nu is de hemel een egaal en grauwachtig blauw en de vuurtoren van Watling Island doet thans haar plicht en schiet roode stralen over de zee die druipt van de indigo. Het is de eerste en de laatste keer dat ik Guanahani zien zal. Om de waarheid te spreken leek Guanahani heel erg op Terschelling van een afstand van vijf of zes mijlen of daaromtrent. Maar ik ben dankbaar voor het stukje geschiedenis dat er omheen zweefde. In de rookkamer en in de salons is er ook hevige emotie. Men begint er aan de laatste rubbers van de eerste ronde van een bridge Marathon. Die Marathon zal vijf maanden lang duren. Het schoone bridgespel is al lang geen spel meer gebleven. Het de beroemde ex perts" met de re gels en het eeuwige veranderen van die regels ten bate van hun -l eigen zaak, dreigt langzamer hand een nationaal en internationaal schandaal te wor den. Daar buiten ligt Guanahani met do Columgeknoei van moeden. Dat hij den volgenden De belooning voor den ontdekker kwestie morgen op een heel klein koralen eilandje terecht zou komen en niet in China datwaseeii onaangename bijkomstigheid, die wij beter begrijpen dan de arme Kris Duif het zelf kon doen. Voor dien nen nacht ten minste, moet hij heusch en waarachtelijk geloofd heb ben dat het hem gelukt was datgene te doen wat nog nooit iemand vóór hem gedaan had, den weg te vinden naar de rijke landen van Goud en Specerij. Wat hem 's morgens te wach ten stond, een kaal zanderig strand en een handvol sjofele en hongerige en vieze inboorlingen, naakt als de spreekwoordelijke poedel en zonder eenige gouden ringen in neus of ooren, dat was al weer een ander verhaaltje en daar heb ik op het oogenblik niets mee te maken. Maar dien nen nacht moet Columbus in de vaste overtui ging geleefd hebben dat hij nu een rijk man was (10 percent van alles wat er in de werelden, die hij ontdekken zou, gevonden zou worden) en een beroemd man (admiraal van den Oceaan) en de vertrouweling van het Spaansche Hof en een dankbaar schrijven van den Paus, dat hij het Christendom den ^weg gewezen had tot zoo veel millioenen heidensche zieltjes. Wat er van dat alles terecht zou komen weten wij thans maar al te goed. Een paar ijzeren handboeien en een monniks-pij om in begraven te worden. Een vroeg-oud en gebroken bus" van vijf eeu wen geleden. Hier binnen het bridgeconcours met de kwesties Culbertson" en Sims" van overmorgen. Zoo blijft de wereld aan den gang. Hetgeen slechts is zooals het behoort. Want waar zouden wij anders over kunnen schrijven:' Veertien Januari was mijn ver jaardag. Dat blijft je heele leven lang een dag die anders is dan alle anderen. Al gebeurt er ook niets. Al weet niemand dat het je verjaardag is. Al krijg je zelfs geen enkele briefkaart met ..mag ik u wel enz. enz." die dag is toch anders dan alle andere dagen. Stel je nu voor dat je dien morgen om zes uur wakker wordt en uit je ramen kijkt (ik heb geen patrijspoorten maar echte ramen, die je heusch op en neer kunt schuiven als je er een paar nagels voor over hebt) en in hevigen schrik roep je je vrouw toe: mijn hemel Jimmie, de schipper heeft zich vergist. Hij is het Veersche Gat binnen gevaren en daar ginds ligt Noord-Beveland". \Vaarop Jimmie dan, na eerst een sigaret gevonden te hebben, zegt: Ja je hebt gelijk en dadelijk komt Hein met de Ve. 3 langszij." Nu bleek het echter, toen ik aan dek kwam. dat ik maar n kant van het Prachtige haven, verder niets geval gezien had. Naar den Oceaan toe lijkt Jamaica inderdaad precies op Zuid-Beveland. Maar dat is alleen maar een smalle landtong die de eigen lijke haven tegen stormen en piraten beveiligt. Aan den anderen kant ligt een serie hooge bergen, die datgene doen wat bergen meestal doen, die precies op bergen lijken. Overigens moet ik bekennen, dat mijn eerste tropische stad toch eigenlijk wel een teleurstelling was. De stad die voor ons lag en die volgens ons spoorboekje Kingston moest zijn, leek heel erg op Vlaardingen met een paar extra palmboomen om het geheel wat vroolijker te maken. Er waren scheepswerven en er waren schoorsteenen en fabrieksschoorsteenen en hier en daar een be scheiden kerktorentje en daar boven uit een dozijn palmboomen die ze in Artis hadden kunnen leenen en die er niet erg echt" uitzagen. Ik zal, wat Jamaica betreft, niet in details vervallen want ik ben er maar n dag geweest en als ik het eenigszins kan, zal ik er nooit weer heen gaan. Niet dat het eiland Jamaica dan ook maar in eenig opzicht te kort doet aan de beschrijvingen in de diverse reisgidsen, die ik geraadpleegd heb, maar ik geef nu eenmaal heel weinig' om het landschap" als zoodanig en heel veel om de menscheri die het landschap bevolken. Ik ben al tevreden als ik een fraai landschap gezien heb en. dan weet, dat ik voortaan zeggen kan o, de Apenbaai. . . . ken ik op mijn duimpje als de Veersche Haven'' of de (Jouden Hoorn. . . . Mevrouw daar ging ik elk jaar mijn sigaretten koopen." Maar liet landschap alleen is voor mij niet genoeg. Ik moet menschen hebben. Want een land schap zonder menschen is voor mij zooiets als rijst met pruimen zonder pruimen. En in al deze eilanden en eilandjes van de Karaïbische Zee druipt de geestelijke verveling van de boomen, en vult de huizen en de tuintjes met hun namen, die aan nog vervelender plaatsjes in het binnen land van Engeland doen denken. Daar door heb je onmiddellijk het gevoel dat je na eeri enkele week van lande lijke en punchelijke geneugten in Ja maica of Barbadoes of Guadeloupe toch maar liever met een terugkee renden walvischvaarder naar Hammerfest zoudt willen reizen. Want hoewel het daar in het Noorden nat en koud is en ietwat naar visch riekt heb je er toch een vrij goeden boekwinkel en tenminste een paar menschen om mee te praten. Deze WTest-Indische eilanden zijn alleen maar goed voor den modernen zakenman die via golf en bridge weer nieuwe kracht moet vinden om den strijd om een andermans bestaan verder voort te zetton. En alle hotels zijn ingesteld op juist dit ne type. Zij zijn heel erg duur zoodat de gast het gevoel heeft- waar voor zijn geld te hebben gekregen. Je kunt toch moeilijk naar huis gaan en zeggen ik heb daar in Jamaica maar drie dollar per dag betaald."

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl