Historisch Archief 1877-1940
18
De Groene Amsterdammer van 17 Februari 1934
N o- 2959
Een allegorie van het tooneel
Henrik Scholte
Ostrowsky's Komedianten" bij het
Nieuwe Schouwtooueel
Waar het Nieuwe Schouwtooneel dit stuk van
daan heeft, weet ik niet. Maar het is een ontdekking
geweest en zelfs in een lang niet feillooze opvoering
toch een stuk, dat tegen een dozijn half-en-halfjes
opweegt.
Niet dat men Ostrowsky zelf moest ontdekken.
Zijn ster, die in Rusland nimmer verbleekt was en
bleef schijnen aan den zoo verschillenden hemel
van Stanislawsky, Tairoff en Meyerhold, ja
zelfs Eisenstein's eenig tooneel-experiment betrof
een Ostrowsky-ensceneering, is ook in het Westen,
in Frankrijk vooral, weer in opkomst. Onze tijd
verdraagt opnieuw het romantisch naturalisme
van dezen schrijver, die nog fel genoeg is om na
drie generaties open doekjes te voorschijn te
roepen, en ik heb altijd nog eens hoop gehad, dat
een troep als de Amsterdamsche
Tooneelvereeniging zijn Gewitter" zou spelen, aan Strindberg
ook in den titel verwant, maar machtiger en
fantastischer in zijn natuurstemming en in den
ondergang van een eenzaam levende jonge vrouw.
Ik beken het echter graag: mér wist ik van
Ostrowsky tot dusverre niet, hetzij dan dat wij
in een onvergetelijk abacadabra zijn Armoede is
geen Schande" vertoond zagen door de Russen,
waarover Amsterdam destijds een jaar lang niet
uitgepraat raakte. Maar de rest is tweedehands
boekenkennis en even gaarne beken ik daarbij:
op zoek naar deze Komedianten", waarvan ik
dacht, dat zij toch wel een succesnummer van
het verleden geweest zou zijn, niet alleen voor de
Bussen, doch met nog meer reden allicht voor
Reinhardt of Royaards, heb ik dit keer de heilige
schriften van het tooneel geraadpleegd. Veel van
en over Ostrowsky, sinds de groote Russische
acteurs deze rollen gespeeld schijnen te hebben
met zulk een individueele virtuositeit, dat door
aankleeding en grime de figuren klassieke
volkstypen werden.
Maar wat ik ook vond.... niets over Kome
dianten", tenzij het stuk een anderen titel heeft
gehad. Wat ik echter niet kan aannemen, want
zelden was een naam juister. In Komedianten"
vindt men immers, in een logischen, fantastischen
en voor alles dichterlijken vorm die allegorie van
het tooneel-als-zoodanig terug, die in Evreïnoff's
Comedie van het Geluk" of Savoir's Figurant
de la Gaité" zeker niet prachtiger beschreven werd.
Het stuk is oud geworden in zijn accessoire
deelen. Vandaar dat men er door het langademige
exposéaanvankelijk een vooroordeel tegen heeft.
Met de gebruikelijke details van Russische
eetpartijèn en familieverhoudingen worden twee bedrij
ven opgevuld, breedvoerig en zonder noodzaak.
Maar dan eensklaps, bij een mijlpaal in het
Wolga-gebied, ontmoeten twee nieuwe figuren
elkaar, twee schmiere-komedianten, de helden
speler Pech vogel en het galgenaas Geluksvogel.
Van dat oogenblik af schijnt de symboliek van
liet tooneel, die hiermede zijn intrede doet, den
dialoog te bevleugelen. In vurige en vlammende
kleuren ziet men het spel dat zij spelen in deze
morsche familie op het afgelegen buitengoed: het
is of door hen de gezichten der anderen vaster en
wreeder worden, alsof die anderen maskers be
ginnen te dragen. Een onaanzienlijk conflict stijgt
tot een strenge en groote tragedie van huichelarij,
van byzantijnschen slavendienst en beursche
oudewijven-ontucht. Duister en doemdreigend speelt
hier zelfs de natuur een rol mee en zelden heb ik
zoozeer de locale sfeer gevoeld als in de
tuinscènes" van dit landhuis in een afgelegen bosch,
Waar elk der comedianten zijn liefje neemt en de
losse aaneenschakeling van de gesprekken der
wandelende menschen aan Shakespeare herinnert,
die Ostrowsky's groote voorbeeld geweest moet
zijn, want zelfs de woorden zijn dikwijls gelijk
zooals de herhaalde hymnische aanvang In
zulk een nacht.. .." en de beide figuren van
Pechvogel en Geluksvogel lijken mij linea recta uit
ik weet niet welke Shakespeare-comedie
weggewandeld. En als dan in het laatste bedrijf, onder
het flakkerende kaarslicht van een feesttafel de
heldenspeler Pechvogel zijn groote rede houdt, een
rede, waarin hij de armzalig bijeengekropen
',burgerij" de volle verachting van den kunstenaar
in het gezicht slingert, liet moment, waarop hij
zich in het schmiere-pathos van den heldenspeler
op de borst slaat en daardoor het verachtelijke
geld voelt, dat hij niet noodig heeft, omdat eeri
artist terwille van de groote kunst armoede lijdt
en lijden zal.... als hij woorden gebruikt, waaraan
men zich met evenveel schrik als de burgerfamilie
herinnert, dat zij geen revolutiomiaire taal zijn maar
fatsoenlijk in de door de tijden gesanctioneerde
Rauber" van Schiller staan (open doekje volgt
prompt van de bovenrangen), en tenslotte heel dit
rhetorische, maar tevens tragische afscheid van
Pechvogel en Geluksvogel, die elkaar midden in
het enorme Rusland omarmden, beiden te voet,
de een van het Zuiden naar het Noorden, de ander
van het Noorden naar het Zuiden trekkend, op
zoek naar het auditorium, op zoek naar een klank
bord voor hun kunst dan voelt men en onder
gaat men de emotie van groot en fantastisch gezien
tooneel, dubbel tragisch in een tijd als deze, waar
minder het pathos van den schmiere-speler amu
seert dan wel zijn woorden over de hooghartigheid
van de Kunst tot in de ziel treffen, omdat zij het
tooneel kenschetsten in de dagen van Ostrowsky,
maar ook en met nog meer zelfspot, het tooneel
van dezen tijd. Eenvoudig gezegd: het tooneel.
Ik wil de vertooning van het Nieuwe Schouw
tooneel geen afbreuk te doen, wanneer ik zeg, dat
deze fantastische pathetiek niet tenvolle in de
opvoering teruggevonden werd. Hier is een stuk,
'dat een groote en durvende, voor alles on-burger
lijke regie verlangt. Had Reinhardt ons slechts een
stuk als dit vertoond, in plaats van zijn
betooverend vervelende Goldoni! De regie van Ko van
Dijk leek mij echter te gewoon, te vlak toe, al
had zij al het goede van de oude
Royaards-atmosfeer. Mevrouw Royaards speelde een prachtige,
gedragen rol als het trouwlustige weeuwtje, maar
ik stel mij deze rol anders, feller en daardoor
caricaturaler voor. Er wordt hier door een
negentiend'eeuwschen schrijver het noodige over een
uit haar voegen geslagen Madame Bovary gezegd !
Ook de Pechvogel van Ezerman, waarbij men
onmiddellijk aan zulke acteurs als Sokoloff of
Pavlov denkt, had niet de donkere, pathetische
geste, die den in zelfaanbidding opgaanden
schmiere-acteur had kunnen kenschetsen. Ezerman
is een te fijn. te stil, te ironisch acteur om de oude
school" in al zijn grootheid en Don Quichotterie
uit te beelden. Maar prachtig was de Sancho Panza,
die dezen ridder van de dolende figuur vergezelde:
Elias van Praag speelde den dwazen Geluksvogel.
die, in plaats van een pas, slechts een stel daar
enboven nog slechte critieken op zijn eenzame
reizen bij zich draagt, met alle wijsgeerige gro
teske, die ook zijn Shakespeare-clowns kenmerkte.
En zulk een emplooi is zeldzaam geworden!
In dit stuk zijn overigens alle figuren belangrijk,
omdat zij als in de commedia dell'arte
standaardtypen voorstellen. Er was de jonge praalhans, een
scherp en juist gechargeerde rol van Arend Hauer.
in den trant, waarin men wel de heele voorstelling
had willen zien; de jonge gymnasiast, met de ware
onmatigheid gespeeld door Jacques Snoek; het
meisje zonder bruidschat, waar Dogi Rugani niet
veel van wist te maken; de gierige rentmeester,
eveneens een mislukking van Frits Bouwmeester;
de doove oom, door Ko van Dijk met welbehagen
uitgespeeld; de oude, vilijne en minzieke Zigeu
nerin, die een beetje boven de kracht van Lena
Kley ging; en hoe klaar en gaaf zelfs zoo'ri
kleine rol ! de onvermijdelijke ..babajef", de
suffer Pjotr, die in alle Russische stukken een rol
speelt, maar bij Palmers in den vorm steken bleef.
Prachtig en den juisten sleutel tot dit stuk aan
gevend, was echter de mise-en-scène van Jacques
Snoek, die andermaal, na Subway", als een onzer
begaafdste decorateurs voor den dag komt. Hij
ensceneerde zuiver in appliques en enkele voor
werpen, sterk en persoonlijk van plastiek: zoo'n
tuinhek bijvoorbeeld, zoo'n bank, zoo'n trap en
zoo'n decor, dat, eenvoudig van rechts naar links
opgesteld, voor de volgende tuinscène dienst kon
doen ! Om zulk een mise-en-scèiie alleen reeds
hoop ik, dat deze vertooning haar weg zal weten
te vinden tot hen, die eveneens in dit stuk een ont
dekking zullen zien, welke aan het zuivere gehalte
van ons tooneel als zoodanig ten goede komt.
Carltonnade
Marie Dulms' lieroptrerten iik
het<'arltoii Hotel. -Het reper
toire van Fraukri.ik's popu
lairste cliaiisoiinière. I)e
Wajïiier-soupers.
Marie Dubas, de donkerlokkige
Parisienne, is niet, als zooveel andere
chansonnières en cabarettières, voor een
paar weken of een paar maanden het
enfant chéri geweest van het wispel
turige Fransche publiek, zij is niet de
ster gebleken, die even flonkerde en
daarna snel verschoot, neen, zij heeft
zich een blijvende plaats veroverd in de
harten van haar landgenooten, haar
talent ontwikkelt zich steeds verder,
haar veelzijdigheid blijkt met den dag
meer. Het is al weer meer dan een jaar
geleden dat Marie Dubas in het Carlton
optrad, en de bezoekers verrukte door
haar chansons; herhaalde malen is ons
gevraagd deze zingende Parisienne op
nieuw te engageeren, maar herhaalde
malen is ons dit mislukt. Marie Dubas'
tijdj is bezet, zij is geen avond zonder
engagement, in alle Fransche steden
verbeidt men telkens opnieuw vol onge
duld haar komst, en buitenlandsche
tournees kan zij daarom onmogelijk op
haar werkprogramma nemen.
Marie Dubas
Des te meer apprecieeren wij het dat
zij zich voor de beide Wagneravonden
(21 en 22 Februari*) vrij heeft willen
maken om de kennismaking met het
Amsterdamsche publiek te hernieuwen.
Niet meer dan die twee avonden kan zij
ons schenken, maar om zooveel mogelijk
bewonderaars van haar kunst tevreden
te stellen, zal zij ook op de middagen van
die twee datums zingen tijdens den th
dansant. Haar aparte verschijning, haar
onweerstaanbare charme, de veelzijdig
heid van haar groot repertoire, de roep
die van haar uitgaat, zijn even zooveel
factoren die haar succes verklaren, en
wie Marie Dubas op haar best wil hooren,
zal bij haar optreden in het Carlton zeker
niet worden teleurgesteld.
Zij die Marie Dubas' bekendste liederen
hebben gehoord (?Pedro", ,,Quand je
danse avec lui", ,,Prière de Charlotte",
,,Doux Caboulot", en zoovele anderen),
zullen opnieuw van deze mooie chansons
genieten; daarnevens zingt Marie Dubas
oen nieuw repertoire, dat voor het oude
niet onder doet.
Op Woensdag 21 en Donderdag
22 Februari zingt zij des avonds uit
sluitend bij de Wagner-soupers, het
uitstekend orkest van Jack en Louis de
Vries zal de dansmuziek spelen, zeer
exquise en uitgebreide menu's zijn
samengesteld, en deze soupers zullen,
evenals de chansonnière zelve, hun ouden
roem zeker gestand doen.
Zij vangen op beide avonden aan na
afloop van de \Vagneruitvoeringen in den
Stadsschouwburg.
Keserveert uw plaatsen schriftelijk of
telefonisch (tel. int. 3rjooo; iG lijnen).