Historisch Archief 1877-1940
Nö. 29CO
De Groene Amsterdammer van 24 Februari 1934
15
Indische handelspolitiek
C. A. Klaasse
Wij koopen bij onze koopcrs
Toen ik de vorige week schreef over ecnige
deijongste regeeringsmaatregclen. in verband met de
crisis genomen, maakte ik aan het slot melding van
een wijziging in de handelspolitiek van Indië, die
principieel van de allergrootste beteekenis is. Op
economisch terrein werd tot nu toe door de Indi
sche regeeriiig een open-deur-en-vrijhandelspolitiek
gevolgd, een politiek, die voor een koloniaal rijk de
meest logische is. Immers, zulk een rijk produceert
stapelartikelen voor de wereldmarkt en voert daar
tegen fabrikaten in. Het economisch leven van zulk
«en land is dus geheel aangewezen op een constante
en zoo breed mogelijk georiënteerde handelsbewe
ging, zoowel naar binnen als naar buiten. De pro
ducten worden op de wereldmarkt afgezet, de
daartegen te ruilen fabrikaten is het zaak zoo goed
koop mogelijk te verkrijgen. Ik wil hierbij met
opzet de vraag in het midden laten, of niet voor elk
land een volkomen vrije handelsbeweging het meest
economisch is. Zelfs indien men overtuigd voor
stander is van een politiek van protectie, invoer
rechten, contingenteering enz. in de geïndustriali
seerde landen, dan moet men toegeven, dat onder
normale omstandigheden een koloniaal rijk met
eenzijdig georiënteerde grondstoffenproductie en
weinig of geen industrie de deuren wagenwijd dient
open te houden. De handelsbeweging is volkomen
eenzijdig en protectie heeft geen zin, omdat er niets
te protectioneeren valt. De typisch koloniale pro
ducten ondervinden geen concurrentie van vreem
den import en de goederen, die men pleegt in te
voeren, worden in het land zelf niet gemaakt.
Ide*ler bodem voor de vrijhandelsgedachte is nau
welijks denkbaar.
Toch zijn in ons Indiëde eerste symptomen van
het verlaten van den absoluten vrijen handel waar te
nemen, en blijkens de mededeelingen eenigen tijd
geleden door prof. van Gelderen gedaan, moet men
aannemen, dat het hier een begin van een nieuwe
lijn" betreft, niet een incidenteele en als eenmalig
bedoelde afwijking van de traditioneele politiek
dus. De basis van deze ,,new deal" op het gebied
van de buitenlandsche handelsbeweging zou dan
volgens deze plannen worden: het
reciprociteitsbeginsel. Actieve handelspolitiek dus, geen pro
tectie in de klassieke beteek«nis van invoerrechten
?of contingenteering, teneinde een grooter deel van
<le markt te reserveeren voor de inheemsche pro
ductie. Opzet is geenszins om de binnenlandsche
markt voor de eigen producenten te beschermen,
maar voor de exportnijverheid van die landen,
welke zich die gunst verwerven door zich te onder
scheiden als kooper van Indische voortbrengselen.
Men wil het stelsel der contingenteering gaan aan
wenden, op reciprociteitsbasis. Een basis, die meer
en meer noodgedwongen ook elders wordt geaccep
teerd. Men kan het diep betreuren, dat het vrije
spel van economische krachten niet in staat is om
het evenwicht in den wereldhandel te handhaven,
maar dat feit is nu eenmaal daar. Men kan nu twee
dingen doen: met de handen over elkaar zitten en
afwachten tot het natuurlijke evenwicht weer be
reikt wordt, met de kans, dat dit jaren duurt, en
dat intusschen de economische toestand een
onherstelbaren slag krijgt. Men kan ook trachten door
regeeringsingrijpen den goederenruil, die uit zijn
voegen is geraakt, weer in elkaar te zetten op grond
van het voor-wat-hoort-wat-beginsel. Daarbij kan
de staat een commercieele taak vervullen, zonder
daarbij commercieele risico's te nemen, door ver
gunningen tot invoer uit te ruilen tegen willekeu
rige contraprestaties. Dat zulk een politiek niet
ideaal is. zal iedereen toegeven. Planwirtschaft
zonder daarvan ten volle de consequenties 'te aan
vaarden in den heelen opzet van het economisch
leven, is iets halfs. Voor een bepaald artikel een
groot contingent voor den invoer toe te staan aan
een land, dat niet goedkoop produceert, en hooge
prijzen vraagt, om andere reden ten einde voor
eigen productie in dat land afzetmogelijkheid te
scheppen, is een belasting van de consumenten
voor het betrokken gecontingenteerde product ten
behoeve van de aandeelhouders der bedrijven, die
bij den onderhavigen uitvoer gebaat zijn. Kn dat is
alles vrij willekeurig ! Maar toch is de gemeenscha])
meer gebaat bij zulk een regeling dan bij een
goedkooper import over vrije grenzen, terwijl het
uitvoerproduct geen koopers vindt. Ken groot deel
der maatregelen, welke in den laatsten tijd geno
men zijn, moeten niet beschouwd worden als be
stemd voor op-den-duur, zij zijn alleen een pis-aller
voor tijdelijke overbrugging van stagnatie van het
economisch verkeer naar alle zijden.
* *
*
Dit reciprociteitsbegihsel offert doelbewust de
kans om altijd alles het goedkoopst te krijgen op
aan een grootere economische zekerheid. Wanneer
men den handel volkomen vrij laat. dan moet men
afwachten wat het resultaat van die vrijheid kan
zijn. De actieve handelspolitiek beoogt een directen
band te leggen tusschen bepaalden invoer en be
paalden uitvoer, in dier voege, dat de uitvoer, de
afzet dus, als voorwaarde wordt gesteld voor den
import, den aankoop. Men geeft dus de voorkeur
aan deze zekerheid, aan dit tweezijdige ,.contract".
boven de kans, dat door den handel den vrijen loop
te laten de invoer goedkooper wordt verworven.
In den allerlaatsten tijd is ook de Nederlandscho
regeering min of meer in deze richting gedreven.
Terwijl volgens de Crisisinvoerwet aanvankelijk
het contingenteeringsstelsel niet in vorenstaanden
zin kon worden toegepast, omdat alle landen gelijke
contingenten moesten krijgen, is in November van
het vorige jaar deze wet gewijzigd in dier voege, dat
discriminatie wel mogelijk is, en wel alleen mot het
oog op hot verkrijgen van contraprestaties. Ook
hier heeft men de groote waarde gevoeld van het
niet mot leege handen staan bij onderhandelingen
over handelsverdragen, terwijl men ook de
voordeelen van de grootere economische zekerheid bij
gebundeiie Wirtschaft", om dezen term van Fried
te gebruiken, heeft moeten inzien.
Hoe staat het nu echt ?!? met do in don aanhef
van deze beschouwing ontwikkelde argumenten
over het ideaal van den vrijhandel voor
grondstofproduceerende landen? Wanneer mon
stapelartikelen voor een wereldmarkt voortbrengt, kan
er dan ook aanleiding zijn om een land te beloonen
voor het afnemen van een deel dier producten-1
Natuurlijk is dat zoo, wanneer dat land een
hoogeren prijs dan den wereldmarktprijs zou betalen.
maar daarop valt natuurlijk niet te rekenen, hoe
wel het theoretisch heelemaal niet zoo gek zou zijn.
Wanneer men zich b.v. afvraagt welk voordeel de
graanimporteerende industrielanden hebben gehad
van de enorme prijsdaling van graan, dat zij uit
Argentiniëkregen, dan moet men waarschijnlijk
tot de conclusie komen, dat dit voordeel zeker niet
gelijk is aan de geringere som, die zij nu voor dat
Argentijusche graan te betalen hadden, en het is
zelfs de vraag of het voor hen niet veel voordeeliger
was geweest, wanneer zij aan Argentiniëhadden
gezegd: wij lusten dat goodkoope graan niet, levert
het ons maar tegen den ouden prijs, dan zou ten
minste de afzet van industrieproducten naar dit
land niet heelemaal in hot honderd zijn geloopcn.
Maar hoe dit zij, voorloopig mag men er niet op
rekenen, dat een land bereid gevonden zal worden
nocmenswaard meer te betalen dan de marktprijs.
Maar zelfs dat kan van groote beteekenis zijn !
Immers, op hot oogenblik. nu in vele takken van
grondstofproductie er geen evenwicht is tusschen
voortbrenging en verbruik en omvangrijke voor
raden moeten worden aangehouden, is do
quantitatieve afzet ook oen factor van groot o beteokonis.
Hij een positie van ovenwicht tusschon vraag on
aanbod hoeft bij een artikel mot een wereldmarkt
oen bepaalde afzet nauwelijks waarde, omdat men
immers ..op de markt" zijn productie kwijt kan.
Dit laatste is nu niet hot geval, elke
verkooptransactie hoeft thans beteekonis. De wereldmarkt
is althans als onbeperkte; vcrkoopgelt'goiihoid
tegen den hoorsehendon prijs een fictie geworden.
Afgezien nog van hot feit. dat er bijna voor geen
enkel artikel moor oen wereldmarkt bestaat. Door
hot net van beschermende; maatregelen is bijna elk
land een zelfstandige markt met zelfstandige prijs
vorming en vaak door contingenteering ook nog
quantitatief gelimiteerd geworden, zoodat dus hot
hierboven omschreven beold van een koloniaal rijk,
produeoorend stapelartikelen met onbelemmerde
afzetmogelijkheid, niet juist moer is. Daarom kan
dan ook het reciprociteitsbeginsel ingang vinden.
Het is voor Tndiëvan belang, wanneer China Indi
sche suiker afneemt inplaats van
Britsen-Indischeof Cubaansche. liet is voor Indiëvan belang, of
wij mais uit Zuid-Afrika t>f uit Indiëbetrekken, on
wanneer wij dat doen, dan kan men daarvoor een
contraprestatie leveren door onzen katoontjes de
voorkeur te geven boven Japanschc. ook al zijn
deze goedkooper. T?eeds gcruimen tijd werd ge
sproken over de mogelijkheid om onze industrie;
e>p de Indische markt te dejen beschermen, maai'
ve>lkómeri logisch stuitte dit af op het bezwaar, dat
het toch niet aanging ejm den Indischen verbruiker
zijn producten duurder te laten betalen, alloon
omdat wij daardoor onze industrie in het leven
hielden. Deze nieuwe basis is veel logischer. Wan
neer men nu den Indischen consument belast door
onze duurdere producten te beschermen, wordt
daarvoor een tegenprestatie geleverd. Die prestatie
kan door ons op verschillende wijze worden geleverd.
Sedert de instelling van regeeringsmonopolies voor
meerdere producten, o.a. voor graan, is zelfs de
mogelijkheid geschapen om de regeering zelve via
dio instituten oon commercieele transactie te laten
doen, aldus op de meest directe wijze reciprociteit
bewijzend.
Het is natuurlijk niet te voorzien, of er voor de
nieuwe peilitiek een breed arbeidsveld zal zijn,
maar ejua beginselverklaring is de stap van groote
beteekenis. Dit beginsel: wij koopen bij onze koo
pers, kan in de komende jaren voor den internatio
nalen handol een zoo*1 v< rstrokkenelon invloed
krijgen.
Grafische kleinkunst
TcntoonxteUint/ run h'.r T.ibrïft en
(i'eler/cnheidsyrafirkbij drukkerij C. A . S'/iin en 7,u.
..Kei' kle-ine tentoonstelling," zoo staat er op de'
uitnoodiging en het klinkt min of meer
veremtschuldigond. Maar ik goloof juist, dat voor ele
intimiteit van eloze' precieuse kleinkunst e;en smaak
volle kleine ruimte als die van het bovenzaaltjo
eler fa. Spin verre te verkiezen is be>ve;n een
..e)fficiëele" tentooristellings-zaal in b.v. ee'n museum.
De tentoonstelling gaat uit vanden Ned.Kx
Libriskring hot leeuwendeel eler inzendingen echter is
eigendom van Ir. Kugène Stiens. wiens verzame
ling niet minder elan (iO.OOO stuks -- waarvan
plni. 1000 Neelerlands!-'he> - omvat. Ke>n benijdens
waardig aantal dat mede bereikt werd door aankoop
van ele Nede'rlanelscho verzamelingen van J. F.
Burgersdijk en B. v. d. Kieboom en van de I hiitsche van
Hanns Heeren. Of do hoer Stiens voor deze
ge'legenheiel selectie toepaste, weet ik niet. Zeker is
echter, elat dit een bijzonder behoorlijk
tente>e>nstellinkje is gewe>rden. Niet dat alle inzendingen
. onvoorwaardelijk sche>em of goed mogen heeten
zelfs verre van dat. Maar de aandachtige ver
zorging van het geheel n dan de e>mgeving dragon
stellig bij enn ele aantrekkelijkheid dezer nog vél
te weinig waardeering en belangstelling oogstende
kunsten te accentueoren. Het kan haast niet anders.
of voor menig ..argeloos" bezeieker hier moet zij
een eipenbaring van onvermoede schexmheid
geweest zijn. W. M.
ZUFERSz
KALVERSTR; 10
AMSTERDAM
ZEER RUI M
MODELMUI5 MET VELE
APARTE INTERIEURS
TEGEN PRUZEN VAN
HET MASSAPRODUCT