De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 24 februari pagina 18

24 februari 1934 – pagina 18

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 24 Februari 1934 No. 2960 Elisabeth Bergner *,in Londen R. van Ravenbeek Croquante croqueijes Alida Zevenboom Midden vorig jaar gaf de Filmsociety hier Dar traumende Mund" met die Bergner". Na afloop een le zing van haar man en regievoerder Paul Czinner. De film had daarna «en langen looptijd en had, in een bepaalden en beperkten kring, zeer groot succes. Toen volgden in den laten zomer en den herfst, met ge zette en weloverwogen tusschcnpoos, aankondigingen, dat zij zou spelen in een nog te schrijven, te componeeren, te betitelen Engelsen stuk. En sinds midden December speelt zij, de kleine, rappe nerveuse, kwikzilveren. De om geving is zoo anders dan Berlijn, in het theater blinken de rokhemden als kurassen, vallen pelzen mat om matblanke schouders. Bescheiden dans muziek doet het gesloten doek ver geten. Overwint het spel en het stuk ?deze sfeer van behaaglijkheid? Neen. De keuze van het stuk is volledig mis. Margeret Kennedy, gelukkig met haar succesroman the Constant Nymph", schreef eenige jaren terug een vervolg in een magazine, dat op 't aller best iets minder gewoon was dan andere .Komeo en Julia bedenksels. Dit oeuvre werd, met behoud van. alle Mayfair-appeal, voor Bergner omgewerkt tot een tooneelspel. Er dwarrelen 27 spelers om haar heen; bijna steeds is het tooneel in volle be weging. De karakters zijn met de sub tiliteit van Punch op papier genageld. de grappen zijn weigerichte kanon schoten, de verdere spelers paraat en stavast als matrozen. Daartusschen. die Bergner". Haar (bedoelde) rol: het vroegwijze meisje, het aanhanke lijke, zich verdedigende, lijdende, aan vallende diertje, tusschen zelfzuchtige kunstenaars en sentimenteele bour geois. Zij zou afwisselend moeten spin nen als een bont poesje op een zonnig wit muurtje en venijnig vechten als een boschkat, rood bloed op witto sneeuw. Het schijnt een uitmuntende mogelijkheid, het werd melo-drama. De bontheid is te groot, het is een ker mis van gevoelens, zóó uit liet leven gegrepen", dat ge de verbeelding voortdurend en bewust mist. En Berg ner moet mee. Zij is ook hier groot. maar helaas in virtuoze tooneelkunst. Slechts een enkele maal komen mo menten van die prachtige verstilling, mij uit Der tramende Mund" zoo dierbaar. Zoo zelden glipt, als de wind, haar ziel over de golvingen van dit kindergezicht. Zij moet hier spelen en zelfs op-spelen, anders vertrapt haar het rumoer der 27. Zij kan niet uit den greep der voortjagende dialoog, escape me never ! Als de zaal na klaterenden bijval leegloopt, geestdriftig over feilloos spel en perfekte uitspraak (voor de volgende vier weken is geen plaats meer te krijgen), vraag ik mij af of men ook zag hoe plomp en grof hier een zoeklicht op een veldboeket werd gericht, hoe dit realisme rillerigen afkeer nalaat, hoe de regie hier zonder pardon heeft aangepakt. Beseft het Engelsche volk dat Elisabeth Bergner een der meest verfijnde en beschaafde uitingen is van Duitschland vóór 1933 ? Dat zij dat begrip der merischelijke ziel bezit en gestalte kan geven, waar door wij ons allen meer samengevoegd en verwant gevoelen dan door mani festen en politieke parades? Is, althans een gedeelte van haar succes, hieraan te danken? Ik vrees dat dit slechts zeer gering is. Het Engeland van heden geniet van haar techniek, beseft vaag dat deze vlietende gevoelens diep in. ons zelf stroomen, maar ziet hun open baarmaking zeker niet als geleidelijke bevrijding van het standrecht onzer samenleving. Dit blijkt allereerst uit de persbe sprekingen. Deze misprijzen het stuk zelf sterk (al brak Elisabeth ook een lans voor Margeret Kennedy), maar verliezen alle reserve in lyrischen lof over spel en regie. De eritiek ziet slechts de tooneelspeelster, niet de be schaving, die zij vertegenwoordigt, die in haar een nieuwen stap voorwaarts deed. (Een kriucus ging zelfs in de coulissen staan om ons te kunnen ver zekeren, dat ook als haar gezicht van de zaal afgewend is, dit niet ophoudt te spelen! Met deze noviteit heeft hij Dertigduizend vreemde dienstboden zijn er in het land, las ik in de krant en dan moet je den tijd meegemaakt hebben dat de Geldersche dienstbode het neusje van de zalm was en ben ik zelf eigenlijk niet een Geldersche al ben ik nu al van mijn zeventiende jaar af in Amsterdam? Zoo'n struische Geldersche was een mooi gezicht, al zeg ik het zelf. Dertig duizend vreemde dienst boden en dan moet je ze zien. Dat noemt zich dienstbode ! Mijn kat is meer dienstbode dan zij. Zij staan tegenwoordig met lange witte jassen in de keuken en het lijkt wel Professor Treub toen die mij voor een kleinigheid opereerde. Die kwam ook in een lange witte jas maar meer weet ik er eigenlijk niet van omdat ik werd weg gemaakt. Maar dat doet zoo geleerd en ze zijn te deftig om eigenlijk een hand uit te steken en voor het ruwe werk komt er hulp van buiten. Ziet u nu nog een van die dames met een koperen glazenspuit de pui en de ruiten doen? Zij zouden er hartelijk voor bedanken en ziet u er ooit een op haar knieën op den vloer? ..Dat is goed voor slaven" heb ik er eens een hooreri zeggen en ik had haar wel ik weet niet wat kunnen doen. Wij deden bijna alles op onze knieën en hoe hadden wij ooit de tapijten 'moeten vegen als wij daar bij niet halt' op den grond lagen? Kri heeft een van die wit ge jaste dames ooit driehoog op een vensterbank gestaan om de glazen te lappen? En ik heb eens een spons uitgeknepen op het hoofd van een meneer die stee vast als ik glazen lapte, kwam kijken, maar het koelde hem niet af, want 's avonds stond hij in de Bocht onder de gaslantaarn op me te wachten en wou met me uit en ik moet zoggen dat wij heel prettig bij Roetemeyertoen gezeten hebben. Ik zeg wel eens tegen kleine AH dat ze beter deed een goede betrekking te zoeken onder de menschen dan op dat ongezonde kantoor den heeleri dag op een stoel te zitten en een krommen rug te krijgen en weet u wat dat brutale ding ten antwoord gaf: Ja, als ik wist dat er een meneer Pierre in huis was. . . ." en toen heb ik haar toch een mep verkocht dat ze huilende is weggeloopen en neef is verhaal wezen halen maar dien heb ik ook de waarheid gezegd en zoo beleef je allerhande plezier van je familie. Wij hadden het in onzen tijd nog zoo kwaad niet als dienst boden als je bij behoorlijke menschen diende. Hard werken, maar de kost was dan ook goed eri wie hard werkte, wist altijd dat ze ergens anders ook terecht kon en geknoeid met de ge tuigen werd er ook niet en een avondje in de week uit en een vrijen Zondag ochtend om de veertien dagen voor den kerkgang en hoeveel dienstboden zie je tegenwoordig in de kerk? Ze zitten meer in de dansgelegenheden, denk ik. en een avondje in de week vrij is genoeg voor een jong ding, want anders loopen ze maar op verkeerde wegen en dan is Leiden in last ! WTij waren niet verwend, dat is waar. maar als wij dan eens een buitenkansje hadden, dan wisten wij dat des te meer te waardeeren en hoe hadden wij het niet in de kermis-week ! Dan hadden wij voor een jaar plezier en daar teerden wij op en het bekwam ons goed en tegenwoordig. . . . als je de verf van hun toeten haalt, komt er een soort doodskop te voorschijn Och, och, en nu is het pontje van het Rokin ook al overleden ! Toen ik voor het laatst in ondertrouw ging, heb ik er nog op gestaan en de veerman heeft toen een flinke fooi van ons gehad natuurlijk van mijn centen en zoo zullen er wel meer Amsterdammers zijn die zoo op het pontje gestaan hebben en nu misschien in stilte of hardop wenschen dat het toen maar had moeten vergaan, maar zoo gaat het een na het andere dierbare uit Amsterdam weg. Vroeger had je heel wat meer van die overhalen en u zal het niet weten maar als wi.i. Zondags gingen wandelen langs de Woesperzij. kon je je bij het ArnstelHotel laten overzetten want een brug was er toen nog niet en op den Kingdijk kon je in het gras zitten en ik zou mi een van die witgejaste dames wel eens willen zien die op een Zondagmiddag met een meneer daar ging zitten. En er werd nog wel eens van den dijk gerold ook en alles onschuldig en toch pret. En kleine Ali trekt voor alles dat minder is dan met zijn tweeën in zoo'n auto voor twee onder de kap. haar neus op. Dat is het tegen woordige geslacht ! En nu krijgen wij in Amsterdam een standbeeld voor den Beroemden Amsterdammer van de vrouwen wordt door dat mooie comiténiet gesproken, alsof er geen groote burgeiessen zijn geweest, foei meneer D*> Hartogh! maar ik heb zoo bij me zelf gedacht dat het veel passender zou zijn als ze een standbeeld opricht ten voor den Onbekenden Belasting betaler die voor het Vaderland ge sneuveld is en er schijnen er nog al wat te sneuvelen, zoo eiken dag. Kn nu ga ik met meneer Stiefstra naar ..de Jantjes", Dat moet ik zien ! Elisabeth Bergner in Escape me never" zich zeker de afgunst zijner collega's op den hals gehaald, maar hij wist ook. dat zulke feiten zijn publiek eerst recht tot besef van. voortreft'elijkheid voeren). Een. verder bewijs is de eerste film. die Bergner in Engeland speelt. Al geven hier do close-ups iets meer gele genheid tot innerlijke uitbeelding, Korda maakte van deze ('atheririe the (Jreat. niet veel meer dan een wolgekleede marionet. Miscast ten tweede male. Maar hier begeef ik mij in het Transjordaausche. waar een moor bevoegde u zal voorlichten. l f et dunkt mij. dat dus het gevaar bestaat dat Engeland (tegenover de wereld en zich zelve! niet bewust is van deze groote verantwoordelijkheid en van de kans tot verrijking van geestelijk leven. Wij moeten ons vertrouwen dus stollen in de kunstenares Hergnor zelve en het schijnt mij onvermijdelijk <Iat /.ij den handschoen weer zal opnemen. Kii ook in Kngeland bestaat demoge lijkheid tot fijngevoolde kunst, dat hebben theaters als do Old Vie rn Kmbassy bewezen. Londen, Kebr. 1931.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl