De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 3 maart pagina 17

3 maart 1934 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

N o. 2961 De Groene Amsterdammer van 3 Maart 1934 17 Ar ne,f de Lutèce De Romeinen te Parijs Bodemkundigen beweren, dat de Parijsche ondergrond minerale bron nen, petroleum, steenkool, albast en andere belangrijke stoffen bevat. In elk geval bergt ze nog vele resten van vergane glorie uit den loop der eeuwen. Men behoeft daartoe niet verder dan den Romeinschen tijd terug te gaan. Julius Caesar maakt in de bello gallico melding van de Parisii, de stam, wier hoofdstad Lutetia heette. In het jaar 53 vóór onze jaartelling belegde hij daar de gewone vergade ring van de Gallische stammen. De vreemde heerschers hebben te Parijs niet zulke monumenten gelaten als te Nlmes, Arles, Orange of Trier. Twee zichtbare bouwvallen blijven er maar van, de thermen van Cluny aan den boulevard Saint Michel en de arena aehtar de Rue Monge. Die legioenen kwamen uit het Z. O. en vonden aan het kruispunt van land- en water wegen een bewoonde plaats, waaruit zich het tegenwoordige Parijs zou ontwikkelen. De Galliërs hadden zich gevestigd op het eiland in de Seine, dat de Citéheet en dat al in die dagen een belangrijk centrum van scheepvaart tot het houden van mark ten en bedevaarten moest zijn. Twee bruggen waren volgens den onlangs overleden Jullian toen al over de armen van den stroom geslagen, een tegenover wat thans de Rue Saint Martin heet, de andere op de plek, waar naderhand de Rue Saint Jacques zou komen. En vóór de Galliërs schijnen menschen in het bronzen en zelfs het steenen tijdperk om de voortreffelijkheid van den bodem en de mogelijkheden van bosch- en landbouw dit punt ter bewoning uitgekozen te hebben. Koren, Vlas en wingerd groeiden er overvloedig en de naburige bosschen leverden eikels, hout en wild. De Romeinsche badinrichting en het circus in de open lucht zijn opge trokken uit gepolijste, regelmatig geplaatste steenen. De arena werd naar men meent elf jaar vóór het begin onzer jaartelling aangelegd. Ze bestaat uit groote blokken en ..klein goed" in evenwijdige lagen. De Thermen, volgens de geleerden ongeveer 300 jaar na Christus' geboor te gebouwd, zijn uit klein materiaal met schakels baksteen samengesteld en door een onverdelgbaar cement aaneengeklonken. De Romeinsche sol daten hebben die monumenten om zoo te zeggen voor de eeuwigheid gemaakt. Zij vonden er slechts hout constructies. Die bouwwerken toonen aan, dat de stad toen bezig was uit H. van Loon zijn kleeren te groeien. Het eiland van de Citéwas den bewoners te eng geworden. De heuvel, later a]s die van de heilige Genoveva bekend, bood zich op den linkeroever voor villabouw aan. In tegenstelling met de drassige oevers was de grond er stevig. Behalve de genoemde gebouwen werden er andere ten dienste van de gemeen schap gesteld. Een theater op de plaats, waar nu het Lycée van den heiligen Lodewijk staat, een andere inrichting tot het nemen van baden, een overdekte markt in de richting van de Rue Souf f l ot evenals bij den tui n van het Luxembourg weelderige buitenhuizen met Italiaansch mar mer en mozaïeken zijn onder het mo derne Parijs bedol ven. De Montagne Sainte Géneviève heette toen Mons Lucotitius. De hel lingen waren met wijnstokken be groeid en eenige beelden van Bacchus, waarbij heel sierlijke, zijn er in den loop van den tijd opgegraven. De eeredienst van Bacchus moet er hoog tij hebben gevierd. Het, ,mindere volk" bleef op het eiland in de Seine. Dat Romeinsche Parijs is al een schets van het latere met regelmatige straten, pla veisel, voetpaden, riolen en stroo mend water. De Rue Saint Jacques was de hoofdverkeersweg van dat deel dei- stad. Haar plaveisel rust op de zandsteenen ,,tegels" uit het Romeinsche tijdperk. De Romeinen waren vooral op voorziening met zuiver water gebrand. De moei lijkheid was het den heuvel op te voeren naar thermen en villa's. Een ontzaglijk aquaduct, deels onder, deels boven den grond, werd ertoe aangelegd, de Rue St. Jacques vol gend. Ten zuiden der stad ziet men nog de sporen van den bogengang. Ih de overdekte baden waren zalen met koud, lauw en warm water. De hooge indrukwekkende ruimte, die naast het Musée Cluny bewaard Cluny bleef en waar men van het museum uit toegang heeft, was die der lauwe. Ze geldt voor het in den besten staat overgeleverde Romeinsche vertrek van heel Gallië. Het ging er vroolijk toe. getuige het grafschrift van iemand uit de buurt van Lyoii, die het vooral zei de te betreuren, niet meer naar het openbare badhuis te kunnen gaan. Allerlei behendigheidsspelen werden er beoefend. De menschen van dien tijd waren verzot op ontspanning. De arena van Lutetia bevatte 10000 zitplaat sen. Behalve gladiatoren en wilde dieren trok een terechtstelling er af en toe kijkers. En tusschen de banken bleef ecu ruim tooneel uit gespaard, waar werd gedanst en gesprongen zooals dat later i n de mysteriën gebeur de. In de drie eeuwen, dat de Romei nsche overheersching duurde, moet de niassfa er zich kostelijk ge amuseerd hebben. De veroveraars veraangenaamden het openbare leven in alle opzichten. De goden vanRome verdrongen de westersche afgoden ge lijk het Christen^ dorn liet geloof in de figuren der klassieke mytholo gie verdringen zou. Langs de wegen naar Oiiéaris en Lyon werden de graven aangelegd, die de werkzaamheden van de gestor venen in beeld brachten. De wel vaart nam toe on daarmee de afkeer van den militairen dienst met het gevolg, dat de Germanen, die ongeveer 275 na het begin onzer jaartelling. dat is 325 jaar na de onderwerping van Galliëaan het Romeinsche volk. den Rijn overstaken, geen moeite hadden om die en andere teekenon van vergane weelde en kunstzin grondig te vernielen. Een nieuw leven begon daarmee voor de Parij zenaars. Ze trokken zich weer terug op het eiland der Citéen de stad zonk terug tot wat ze vóór het Romeinsche rijk geweest was. Tegen het jaar 300 lieten de De Thermen keizers een wal landinwaarts op het eiland bouwen, die op zekeren afstand de oevers volgde. Tegenwoordig nog stuit men er bij graaf werk niet zelden op muren uit den laat-Romein schen tijd. Ze waren hoog en dik met vele torens en maar enkele poorten, misschien maar twee. Ze rusten op hardsteeneii grondslagen. die waren weggehaald uit de genoemde monumentale bouwsels der klassieke periode. De forsche blokken, die de galerijen van de arena vormden, voetstukken van standbeelden, zuil fragmenten en andere met reliëfs beladen brokken, (in de musea van Cluny en Carnavalet te zien, zijn bijkans alle uit de fundaties van dien muur afkomstig. Het garnizoen bestond ten deele uit barbaarsche" soldaten, want de Gallo-Romeinsche bevolking liet zich maar schoorvoetend tot het beoefenen van den wapenhandel vinden. Aan den westelijken hoek van het eiland stond, zonder eenige weelde, het paleis van de laatste keizers. Julianus is er haast gestikt doordat een schoor steen slecht trok. Aan het andere einde bouwden de Christenen, die er tegen het jaar 300 al talrijk waren. hun kerk. Dat paleis is lator door Clovis en de eerste Capetingen be woond en toen de koningen het verwisselden voor het Louvre op den rechteroever, bleef er de zetel van de rechtspraak gelijk de Xotre Dame verrees op de plek, waar de eerste apostelen knielden en wellicht reeds de Romeinen en vóór dezen de Parisii hun devoties verrichtten. De uiterste grens van den Romein schen tijd is daarmee bereikt. Tot de twaalfde eeuw tierde de wijn aan de flanken van den heuvel, die eertijds het verzamelpunt van de Romeiiische menigte was. In 3<>0 kreeg generaal Julianus van keizer Konstaritijn last. (Jalliëvarji de .Barbaren te zuiveren. In Util werd Julianus te Parijs tot keizer uitgeroepen eu later koos het Christendom de klassieke heirbanen om de blijde boodschap te brengen. Ook in het X.. X. O. eri X. W. van de stad zijn de door hen aangelegde wegen te volgen. In de dorpen Ermont en Beauchamp bestaat nog een Chaussée Jules C'ésar. Elders herinneren plaatsnamen aan die legi oenen. In den volksmond leven die tradities voort, misschien al van vóór Caesars komst. En wat ten slotte heel eigenaardig is, langs die heirbaan geschiedt de verkaveling nog lood recht op de as. terwijl ter zijde van do nieuwe wegen bouwland en tuinderij in de schuinte aaneensluiten.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl