Historisch Archief 1877-1940
De Groene Amsterdammer van 3 Maart 1934
No. 2961
Wijziging van de woningwet
Dr. F. M. 'Wibailt
De berocmde Budapester Hongaar
Ben diep doordacht wetsontwerp
f Mr. J. Krnseman heeft ons in het No. van 24
Januari een artikel gegeven over: Vooruitzichten
voor den Woningbouw" naar aanleiding van bet
Ontwerp Wijziging der Woningwet, thans bij ons
parlement in behandeling,
Mr. J. Kruseman is een onzer beste kenners van
de Nederlandsche Woningwet 1901. Hij was, reeds
een aantal jaren voor de Woningwet 1901 tot stand
kwam, een der drijvende krachten voor de ver
betering der volkshuisvesting door initiatief en
toewijding van particuliere personen.
Gedurende de meer dan veertig jaren, sedert
verloopen, stond Mr. J. Kruseman steeds onder
de voorsten, om de belangen der volkshuisvesting
te dienen. Zoo heeft zijn oordeel over het Ontwerp
tot wijziging der Woningwet" den 4den November
1933 door de Nederlandscbe Regeering ingediend,
gezag. Het is een voortreffelijk artikel.
Edoch ook voor Mr. Kruseman geldt het nood
lot, dat geen menschelijke arbeid als volmaakt
kan worden gezien I
In zijn uitstekend artikel zegt de schrijver
dat het is een weinig doordacht Wetsontwerp".
Wij willen betoogen, dat de Nederlandsche
regeering' deze blaam niet verdient. Er mogen in
de uitwerking van haar wetsontwerp en in de
toelichting enkele onvolkomenheden zijn geslopen.
Doch het is niet weinig" doordacht \ Het is diep
doordacht! Zoo diep doordacht als men mag
eischen wanneer een regeering met een stelsel van
woningvoorziening, dat 'thans 30 jaar in werking
is geweest, volledig wil breken.
* *
*
De gedachte van de Woningwet 1901, was dat
de woningvoorziening voor het weinig bemiddelde
deel der bevolking, overheidszorg moest zijn. Deze
wet zag het als een beschavingsbelang, dat in
alle gemeenten van het Rijk van overheidswege
zorg zou worden gedragen voor de aanwezigheid
van een voorraad van woningen, aan weloverwogen
minimumeischen voldoend, voor de huisvesting
van alle gezinnen gevestigd in het gemeentelijk
gebied. De wet was er op gericht om de exploitatie
van woningen, bestemd voor minder bemiddelden
te onttrekken aan inkomstenverwerving door
particulieren. De aldus gedachte
volkshuisvestingszorg .werd verdeeld over staat en gemeente. De
staat zou aan de gemeenten rentedragende
voorschotten verstrekken, in vijftig jaar af te
lossen, voor de kosten van: den bouw der
vereieehte woningen: De gemeente kreeg tot taak
deze woningen te beheeren. Voor dit beheer schiep
de wet twee vormen: het rechtstreeksch beheer door
de gemeente van de woningen _die zij zelve had
doen bouwen, de gemeentewoningen. Het beheer
door woningbouwvereenigingen, voldoende aan
de voorwaarden in de wet neergelegd, die
bouwden voor hare leden. De gemeente droeg ten
opzichte van het Rijk de volle verantwoordelijkheid
I.V. MM. «ER. TAMJTMMIEKEU ? ROTTERDAM ? A'DAM ? OEmfTÏR
VERKRIJ8BAAR BIJ UW TAPIJTWINKELIER
niet enkel voor de voorschotten waarmede gemeen
tewoningen werden gebouwd, maar ook voor die
waarmede vereenigjngswoningen werden gebouwd.
De Wet gaf aan de gemeente volledige macht om
een goed beheer door de woningbouwvereenigingen
te verzekeren.
In den vereenigingsbouw lag van meet af het
streven om de kwaliteit der woningen op te voeren,
tot het peil dat met de huur door de leden op te
brengen kon worden bekostigd.
De Woningwet 1901 laat dus het bouwbedrijf,
ook waar het gold bouw van woningen voor
Weinig bemiddelden, volledig in particuliere ex
ploitatie. De eenige par+iculiere exploitatie die
zij wilde uitschakelen, en voor een niet onbelangrijk
deel uitschakelde, gold het verhuren der woningen.
Dat hield voor een deel op winstbedrijf te zijn en
werd gemeenschapsvoorziening.
De woningwet 1901 schiep de mogelijkheid
om door het verleenen van bijdragen" het ver
huren van woningen met rijksvoorschot mogelijk
te maken, beneden den prijs die noodig was om
rente en aflossing der voorschotten, mitsgaders
onderhoud, beheerkosten enz. te dekken. De
gedachte van dit stelsel van bijdragen" was,
dat er een zeker aantal gezinnen kon zijn die een
woningwetwoning noodig hadden, doch wier in
komsten niet toereikend waren om de dekkende
huur" te betalen. De kosten der bijdragen"
waren door rijk en gemeenten in vast te stellen
verhouding te dragen.
De gedachte die het ontwerp Wijziging van
de Woningwet" 1933 beheerscht, is op de meest
belangrijke punten tegenovergesteld aan die van
welke de Woningwet 1901 de uitdrukking was.
Het ontwerp lf-33 wil alle rechtstreeksche
bemoeiing der gemeenten op alle onderdeden der
woningvoorziening uitschakelen. Op alle
onderdeelen: het verleenen van voorschotten en bijdragen
aan woningvereenigingen; gronden aan te koopen
voor woningbouw, gronden in erfpacht uit te
geven, bedragen beschikbaar te stellen voor ont
eigening in het belang der volkshuisvesting,
borgtochten verleenen voor de kosten van woning
bouw aan woningwetvereenigingen. Ten opzichte
van al deze punten zijn thans raadsbesluiten
onderworpen aan de goedkeuring van Gedeputeer
de Staten. Volgens het ontwerp zullen al deze
raadsbesluiten, en nog een aantal andere op het
gebied van woningvoorziening, onderworpen
zijn aan de goedkeuring der regeering in den Haag.
De diepe gedachte van deze bepaling is om ver
schillen van beteekenis in nog te bouwen wo
ningen op den voet van de Woningwet op te
heffen. Voortaan is een woning een woning.
De regeering bepaalt wat een woning is. Ze^doet
dit voor gemeentelijken woningbouw, en voor
vereenigingsbouw.
Of er nog gemeentelijke woningbouw zal zijn
onder dg aldus gewijzigde woningwet? Heel zeker
veel minder dan tot nu toe, waar aan de gemeenten
de mogelijkheid wordt ontnomen den bouw van
gemeentewoningen aan te passen aan de bizondere
plaatselijke inzichten en behoeften ! Even zeker
zullen er veel minder vereenigingswoningen wor
den gebouwd, wanneer de zorg der vereenigingen
om de huisvesting harer leden te brengen op het
hoogste peil die deze leden geneigd zijn in de
woninghuur te betalen, geen doel meer treffen.
De exploitatie van de woningen, sedert 1901 op
.den voet van de woningwet gebouwd, wordt dus
weder voor een waarschijnlijk zeer belangrijk deel,
particulier wiastbedrijf.
Het ontwerp brengt ook wijziging in het stelsel
van bijdragen" in de wet van 1901 neergelegd.
De wijziging is deze: het begrip bijdrage" wordt
opgeheven. Bijdragen" zullen voortaan alleen
worden verleend onder voorwaarden van terug
betaling".
Het verleenen van bijdragen als tegemoetko
ming in de huur voor gezinnen wier inkomsten
niet toelaten de volle dekkende huur te betalen,
zal dus weinig of niet meer voorkomen. De diepere
gedachte" van deze wijziging moet zijn: wie niet
voldoende welgesteld is om de volle huur te be
talen, moet geen aanspraak maken op een woning
wetwoning. Hij zal toch wel wonen. Er_zijn ook
nog
krotten-III
Jancsi Balogh
met zijn ensemble
Wij gaan op andere punten van het
wijzigingsontwerp niet in. De bedoeling van dit artikel kan
niet zijn, wetsontwerp en toelichting op den voet
te volgen.
De bedoeling is alleen om aan te wijzen dat
hetwetsontwerp niet weinig doordacht" is. Doch
zeer ernstig doordacht.
De aanneming van het wetsontwerp zal aan
de Nederlandsche Woningwet alle cultureele be
teekenis ontnemen. In de sfeer van de economi
sche belangen van dezen tijd" door de regeering;
gaarne vermeld, is voor de regeering van 1934
voorbeschavingsbelangen geen plaats. Er is een tijd
om volksbeschaving op te bouwen. Er is ook
een tijd om volksbeschaving af te breken. Det
opbouw gaat langzaam. Doch op het gebied van
de volkshuisvesting waren we in Nederland een
goed stuk op den goeden weg. Het
ontwerpWijziging der Woningwet" 1933 belet de voort
zetting van dit beschavingswerk en breekt een.
verkregen stuk beschaving weer af. De afbraak
gaat snel. Wij gebruiken hier zeer uitdrukkelijk.
het woord beschaving, en het woord afbreken.
Want wie beseft wat de goede woning voor een
onbemiddeld gezin beteekent, weet dat de
Nederlandsche Woningwet 1901. zoolang ze niet in,
den geest van het Wijzigingsonlwerp verminkt
is, als een beschavingswerk mocht worden gezien»
Tentoonstellingen
Rotterdamsche Kunstkring, Schilderijen van
Constant Permeke, beeldhouwwerken en
houtsneden van Jozef Cantré. Tot 7 Maart.
Kunsthandel J. H. de Bois, Kruisweg 68,
HaarJem. Werken van Picasso en zijn vrienden en
teekeningen door Reinder Visscher. Tot 10 Maart.
Kunsthandel Goudstikker, Heerengracht 472,
Amsterdam. Werken van Victor Tischler. Tot.
14 Maart.
Kunstnijverheidshuis de Beiaard", Oranje
straat 2, Schiedam. Stalen meubelen van Gispen,
moderne gordijnstoffen, aardewerk van De Blan
ken. Tot 15 Maart.
Rijksmuseum Huis Lambert van Meerten",
Delft. Sieraden van Cornelia Vos; aardewerk van
Th. Hofstede Crull; bindwerk van Elizateth
Menalda; weefsels van K. van der Mijll Dekker. Tot
15 Maart.
Kunsthandel Huinck & Scherjon, Heeren
gracht 469, Amsterdam. Beeldhouwwerken door
J. Csaky en schilderijen door Radda. Tot 17 Maart.
Kunsthandel Santee Landweer, Amsterdam.
Schilderijen van den Vla-amschen schilder Jaak
Schaepherders. Tot 17 Maart.
Kunsthandel Houthakker, Rokin 98, Amster
dam. Schilderijen en pastels door Maltin
Monnickendam. Tot 17 Maart.
Huize Koninginnegracht 77, Den Haag. Werken
van J. Franken. Tot 19 Maart.
Kunsthandel Unger & van Mens,
Eendrachtsweg 27, Rotterdam. Klein werk in kleur en
teekeningen en schetsen (1925-1933) door Leo Gestel
Tot 19 Maart.
Kunsthandel Aalderink, Jacob van
Lennepkade55, Amsterdam. Aquarellen van H. F. Boot, Kees
Heynsius, H. N. Poldeiman, C. C. v. Niekerk, L.
H. H. Schuite en Willem Witjens. Tot 24 Maart.
Kunsthandel Westeinde 25, Amsterdam. Werk
van Mevr. Crommelin-Boissevain en van Andr
van der Vossen. Tot 25 Maart.
Kunsthandel de Boer, Amsterdam.
Bruegheltentoonstelling. Tot 26 Maart.
HOOFIEN'S ROOMBOTER
WORDT SPECIAAL BEREID