Historisch Archief 1877-1940
N o. 2981
De Groene Amsterdammer van 3 Maart 1934
Muziek
Bij' den dood van
Willem Kes
Willem Kes
Vooral voor de ouderen roept de naam van Wil
lem Kes herinneringen op aan den eersten tijd van
het bestaan van net Concertgebouworkest. De
naam. van Willem Kes is wel in de eerste plaats
verbonden aan de ontwikkeling van dat orkest, dat
<Joor Willem Mengelberg tot zijn grooten roem is
gebracht.
In 1888 opende het nieuw gebouwde
Amsterdamsche Concertgebouw zijn concertzaal voor het
publiek met een feestconcert, waarop Henri Viotta
de dirigent was. Viotta nam echter, wegens
ver" bintenissen elders, de leiding niet verder op zich
en men noodigde den toenmaligen dirigent van het
door Stumpff opgerichte Parkórkest in den
Parkschouwburg Willem Kes daartoe uit.
Kes was al een tiental jaren voor Amsterdam
geen onbekende meer. Dordrechtenaar van ge
boorte was hij reeds in 1877 naar de hoofdstad
gekomen als concertmeester van het Parkorkest.
Toen Mj in 1883 aan het hoofd van dat orkest kwam
te staan waren zijn dirigentenkwaliteiten opvallend
genoeg om hem in aanmerking te doen komen voor
de leiding van het nieuwe ensemble, het Concert
gebouworkest, het eerste ensemble in onze hoofd
stad, dat uit een vaste samenstelling bestond en
de mogelijkheid schiep het als een geheel te
perfectioneeren. Kes' kwaliteiten betroffen naast
miizlkale ook zijn opvatting van discipline zoowel wat
het orkest als wat het publiek aanging. In den
volksmond" leeft Kes dan ook voort als de man,
die het rooken en de consumptietafeltjes uit de
concertzaal verbande. Dit was ongetwijfeld de
eerste stap, die geleid heeft naar een als toehoorder
opgevoed concertpubliek, een opvoeding, die Men
gelberg later met zooveel succes heeft voltooid.
Maar ook het orkest dier dagen had discipline zeer
noodig, een discipline, die onder de oude omstan
digheden van een voor iedere uitvoering opnieuw
bijeengebracht orkest want vaste ensembles
kende men voordien nog niet bij ons moeilijk
was door te voeren. De oprichters van het Con
certgebouworkest hadden terecht ingezien, dat
alleen met een ensemble, dat voortaan bijeen
bleef, grondig was te oefenen en dat alleen
met een door voortdurende samenwerking onfeil
baar en evenwichtig op elkaar afgestemd geheel
van orkest-musici een werkelijk artistiek aan alle
eischen voldoend resultaat was te'bereiken. Ook
om dat te bereiken was Kes de man. Hij maakte
een einde aan het laatste restje dilettantisme, dat
de uitvoeringen van een niet beroepsorkest nog
bleef kenmerken en de discipline, die hij invoerde.
maakte, dat volkomen gehoorzaamheid aan
d<intenties en aanwijzingen van den leider niet langer
tot de vrome wenschen behoefde te behooren.
Want hoe zeer alles vroeger nog in het gemoede
lijke was gegaan, daarvan getuigt een voorval op
een repititie onder Verhulst, dat thans nog als
anecdote onder hen, die daarbij hadden mede
gewerkt, voorleeft, n.l. toen een der dames van het
koor plotseling wegliep, uitroepende: ,,Ik moet
nog even de kleine opnemen I"
Kes heeft ongetwijfeld de basis gelegd voor de
latere groote volmaaktheid, die het Concertge
bouworkest onder Mengelberg heeft kunnen be
reiken. Zonder daarmee iets aan de buitengewone
prestaties van dezen laatste af te doen, mag dit
nog wel eens in herinnering gebracht worden bij
de herdenking van den thans op 79-jarigen leeftijd
te München overledene. Men vergeet spoedig, en
Kes heeft, door zijn verblijf in het buitenland,
nadat hij in 1895 het Concertgebouworkest had
verlaten, er onwillekeurig zelf toe meegewerkt,
dat hij hier vergeten werd. Hij was achtereen
volgens dirigent te Glasgow, Moskou en Coblenz
en wij dankten het alleen aan een gracieuze geste
van het Concertgebouwbestuur, toen het Kes bij
de herdenking van het 40-jarig bestaan van het
orkest uitnoodigde hier een symphonie van
Schubert te komen dirigeeren, dat wij hem nog eenmaal
op het podium van zijn eens zoo belangrijke werk
zaamheid hebben terug gezien.
CONSTANT VAN WESSEM.
Rotterdamsch
Philharmonisch Orkest
Werk van 3federJandsehe com
ponisten : Diepenforock, Pijper
en Guillaume Landré.
Het wil er bij vele Botterdammers nog niet in,
dat er in de stad hunner inwoning een orkest bestaat;
niet omdat zij, wegens het gebrek, zich zelve van
den alledaagschen ontwikkelingsgang van ons
muziekleven niet op de hoogte houden, het be
staan er van niet zouden weten, maar om het hard
nekkig ontkennen van het besef, dat hier een be
langrijke taak vervuld wordt in het op den voor
grond brengen van werken van 'jonge
Nederlandsche componisten, en over het algemeen moderne
muziek, hetgeen een niet gering aandeel heeft in
de ontwikkeling en den toekomstigen bloei van' ons
Nederlandsch muziekleven. Men ziet op de con
certen van het Philharmonisch Orkest dan ook
over het algemeen jonge menschen, en steeds de
zelfde menschen die zich de moderne muziek tot een
tolk gemaakt hebben voor den geest des fcijds. Het
is dan ook te betreuren, dat deze uitvoeringen (al
is de zaal van de Doelen ook bqna altijd gevuld)
slechts beperkt blijft tot een zeer speciaal publiek.
Een verblijdend teeken is echter, dat de klassieken
op het programma nog altijd hun plaats vinden.
Een van de beste programma's van dit jaar was
voor den laatstleden Zaterdag samengesteld: werk
van Diepenbrock, Pijper en Guillaume Landré.
Daaraan ging vooraf Debussy's Berceuse Héroïque
(pour rendre Hommage a S. M. Ie Hoi Albert I de
Belgique et a ses Soldats. Cl, D.) als een eerbiedige
betuiging van deelneming bij den dood van den
koning der Belgen. Als een zwaar .wolkengordijn
over het lage land trekt het eerste gedeelte voorbij
waarna de vermoeide melodie der houtblazers ver
stoord wordt door een ver trompetsignaal (dat
beter tot zijn recht had kunnen komen). Droomerig
is de Braban^onne door deze melodieën
heerigeweven en na een herhaling hiervan door den
hoorn eindigt het geheel als ondefinieerbare matte
vervloeide kleuren.
De eerste symphonie van Landréwerd voor het
eerst uitgevoerd op het Amsterdamsche muziek
feest van de International Society forContemporary
Music in 1933 en beleefde, met die in Hotterdam,
zijn tweede uitvoering. Uitvoerig behoef ik dus
niet op dit werk terug te komen daar het destijds
voldoende is besproken.
Berthe Sereen, de Vlaauische zangerig, heeft
Diepenbrock's Recueillement (Charles Baudelaire)
gezongen, dat volkomen tot zijn recht kwam in
heel de innige berusting die Berthe Seroen in haar
voordracht legde. Vervolgens heeft zij liederen vari
Wilkm Pijper ten gehoore gebracht., jeugdwerken,
die de componist in 1916 schreef.
Berthe Seroen beschikt over zeer artistieke kwa
liteiten in haar zang waarmee ze deze werken ook
inderdaad tot een feest maakte, dank zij ook haar
fijne nuanceeringen en voordrachtstalent.
Met een uitvoering van Dvorak's symphonie
op. 95 Aus der ncueii Welt (die langzamerhand
door de al te veelvuldige herhalingen haast tot der
alten Welt" gaat behooren) is deze concertmiddag
besloten. F. S.
Jack Hylton
en zijn band
Carlton-Hotel
Na Wihteman is Hylton de populairste figuur
van de jazz geworden. Let wel: bij het publiek. De
kenners van jazz zullen deze appreciatie niet zoo
zeer toeschrijven aan llylton's meesterschap in
het spelen van ja,z7,-muziek en zijn' succes eerder
verklaren uit zijn j&zz-opvoeringen, die inderdaad
van een zotte roekeloosheid en aan een roes gelijke
onzinnigheid zijn, waarop het publiek zelf met de
grootste uitgelatenheid moet reageereii.
Hylton heeft als weinigen de gave een gemiddeld
publiek mee te slepen, tot meedoen" te bewegen,
dat publiek, dat van jazz vroolijkheid en aanste
kelijk lawaai wil. Op zijn podium voert hij, f in
zijn eentje of met zijn orkest samen, een soort
dronkenschap" van rhythme en geluid op, hij tolt
en danst en gebaart over het podium als waait hij
op de geluidstooten der trombones van den eenen
hoek naar den andere. Zijn spelers halen met hem
of onder elkaar allerlei zotheden uit, die van zijn
jazz-vertolking een heel cabaret maken. Het is
ongetwijfeld ook en misschien wel in de eerste
plaats door de uiterlijke middelen, dat Hylton
zijn publiek zoo weet te pakken.
Toch doet men hem te kort, wanneer men hem
uitsluitend als paljas van de jazz ziet. Het publiek,
door hem geheel als zoodanig te nemen en te ge
nieten, de kenners, door hem te willen degradeeren
tot niets dan een leege lawaai-formule". Men
\
vergeet, dat om zoo meesterlijk dwaasheden met
de jazz-muziek te kunnen uithalen men in de
eerste plaats meester moet wezen over al zijn mid
delen, dat het apparaat feilloos moet functioneeren.
dat iedere speler zijn instrument in de perfectie
moet kunnen bespelen en dat er een onderlinge
discipline gehandhaafd moet kunnen blijven wil
de dwaze geluidacrobatie niet in een werkelijke,
van alle artistieke eigenschappen gespeende, jan
boel" ontaarden.
Ik persoonlijk heb voor die feillooze virtuositeit,
die onder het zotte uiterlijk in stand kan worden
gehouden, alle respect, al moet ik toegeven, dat
Hylton de tweede maal al niet meer die verrassing
is, die hij de eerste keer kan wezen, mede, doordat
hij misschien wel wat al te zeker blijft bouwen op
het gegarandeerd succes, dat hij eenmaal behaalde,
en dat zijn grappen, bij herhaling, hun grappigheid
gaan verliezen. Wanneer men Hylton in dat op
zicht iets mag veiwijten dan is het wel zijn gebrek
aan inspa,nning in het vindingrijke, hij lijkt wat
traa,g in het vinden van nieuwe aardigheden.
Trouwens, hij en zijn band zouden er niet bij ver
liezen wanneer hij wat meer ruimte liet aan de
\3,w.-muz\ek. Want dat hij en de zijnen die ook
meesterlijk beheerschen, wij krijgen toch wel een
enkele maal gelegenheid het te constateereu wan
neer hij een stille en weemoedig-schoonu blues
laat blazen.
Maar het blijft te vreezen, dat Hylton te /.eer
slaaf van zijn succes is geworden om van zijn een
maal veiworven reputatie als jazz-clown afstand
te durven doen. Wat om de boven vermelde reden
jammi-r is. CONSTANT VAN