De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 10 maart pagina 13

10 maart 1934 – pagina 13

Dit is een ingescande tekst.

Nederlandsche film Bioscopy L. J. Jordaan Gcrharcl Gerdes, Elsie" De Vitkijk. Daar is, actueeler dan ooit. de oude vraag: Nederlandsche filmkunst, ja of nee? Tusschen twee uitersten heeft de Ncderlandsche film steeds haar weg moeten zoeken: aan den ?eenen kant een avant-garde, die zich te uitsluitend tot een happy few" richtte ter andere zijde «en commercieele groep, die het al te kennelijk ?over den populairen boeg gooide. Middenin stevig op zijn korte beenen, Ivens, die wat men ?ook vóór of tegen hem wil aanvoeren de eenige Hollandsche filmkunstenaar van formaat is ge bleven.... en dan ook promptelijk door het "buitenland werd opgeslokt. En zoo zijn wij dan, van artistiek standpuïit beschouwd, ongeveer «ven ver. Ongeveer! Want de commercieele vleugel zwenkte met De Jantjes" belangrijk n de richting eener nationale filmkunst, zonder den greep op het groote publiek te verliezen een ?winstpost, waarvan alleen de vreugde wordt vergald door het spook van Bleeke Bet", dat (de hemel zjj ons genadig!) wel eens een Stoel & Spree-productie en série" zou kunnen inluiden. De avant-garde, of wat eens dien naam mocht dragen, schijnt echter steviger dan ooit in haar vroegere houding te willen volharden. Na een iorte interventie van intelligent, gezond en "begrijpelijk werk in de korte films van Teunissen, T"ranken en Koelinga, zijn wij wér bij Freud en het onderbewuste aangeland. Het is alweer meer dan een jaar geleden, dat te dezer plaatse met voldoening geconstateerd werd, hoe in Piere ment", de film der Reddingsmaatschappij en ,,De Steeg", avant-garde en publiek elkaar hadden gevonden. Helaas ! met Puberté" en Elsie" blijkt deze illusie vervlogen. Het lijkt mij onnoodig het goed recht van filmers als Sluizer en Gerdes te bepleiten, om hun onderwerpen te kiezen, daar waar het hun goeddunkt het lijkt mij kort zichtig en onbillijk er de onmiskenbare kwaliteiten met wat goedkoope grapjes van te negee.rcn het lijkt mij echter evenzeer misplaatst de oogen te sluiten voor de steriliteit van dergelijk werk. Beide jongeren hebben naar ik ineen overtuigende be wijzen van talent geleverd beide hebben ten slotte hun moeite en tijd gegeven aan een arbeid, waarvan mij persoonlijk de levensvatbaarheid ten eenenmale ontgaat. Wat voor zin heeft het tenzij' men uitsluitend voor eigen liefhebberij werkt zijn filmische aspiraties bot te vieren in een puzzle als Gerdes' Elsie"? Puberté" hoewel te abstract om ooit een bevredigendeii kring van belangstellenden te trekken bood in ieder geval nog voldoende houvast om er de veelszins voor treffelijke kwaliteiten van te doen aanvaarden. .,Elsie" verzwemt in een vage beeldpoëzie /.onder kop of staart of ruggegraat. De gevaarlijke charme der film om door onderbewuste associaties op onze sensualiteit te werken (wat is deze zuiver optische zinnestreeling anders?) brengt haar eigen reactie mee: zij irriteert den beschouwer door haar pretentieusheid. En wat meer zegt: zij doet moed willig afstand van dat minimum aan publieke belangstelling zonder welke geen filmkunst be staan kan. Gerdes krijgt van den Filmtechnischer! Leergang die hem africhtte", goede aanteekeningen voor belichting, regie en camerawerk en terecht. Zoowel hij, als zijn assistent Stracke hebben in deze film technisch uitmuntend werk geleverd en daarenboven blijk gegeven van een onmiskenbaar instinct voor de poëzie van het beeldvlak. Er schuilt in dit stille verschuiven der beelden een zoete bekoring, waaraan men zich moeilijk kan onttrekken maar die des te wreve liger maakt, wanneer men zich afvraagt waarom dit alles berhaupt nog een titel wil hebben. . . . al is het dan maar de weinig informatorische van een meisjesnaam. Zie er stijgt juist op dit oogenblik een drin gende noodkreet uit het kamp der jonge, Neder landsche nmans-filmers.. . . een kreet, die het publiek ter harte dient te nemen. Want een gezonde ontwikkeling der nationale filmactiviteit kan het werk der z.g. avant-garde der filmersomderwille-van-de-film niet missen. ... al ware het alleen reeds als noodzakelijk tegenwicht voor een commercieele productie, die uiteraard sterk door de kassa wordt beïnvloed. Maar die overtuiging wordt aan ons volk geen stap nader gebracht door dergelijk Freudiaansch gedoe in tegendeel het vervreemdt de publieke belang stelling bewust van het zuiver artistieke experi ment. Wij leven in een crisistijd. . . . ook cinemato grafisch gesproken. Het gist en woelt onder filmers en publiek de vraag *of wij inderdaad een vitale nationale filmkunst waard zijn, is moer dan ooit actueel. Welnu op iedereen, die in deze beteekenisvolle dagen productief werk levert. rust de verantwoordelijkheid het groote doel met eigen middelen en naar eigen krachten te be vorderen. En niet het minst op jongeren als Sluizer en Gerdes, die metterdaad toonden nog iets anders te kunnen dan alleen maar onbegrijpe lijk te zijn. fi. Farkas: ,.La Bataille". Alhiimliru. Men kent den inhoud van Farrère's roman: de Japansche zeeofficier, die om achter d.e Westcrsche methode van oorlogvoeren te komen een verhouding" bevordert tusschen zijn vrouw en een Engelschen kolonel. Wanneer het doel bereikt is' en de Brit gevallen in denzelfden zeeslag, die Japan tot overwinnaar maakte, pleegt de Aziaat harakiri. Men zou kunnen vragen (evenals bij Benoit's L'Atlantide") wat dit boek zoo ongewoon populair maakte, dat het tot tweemaal toe voor het projectiedoek werd geadapteerd. Het exotische thema mag dan aantrekkelijk heeten er zijn toch ook binnen het kader der Fransche litteratuur romans genoeg te vinden. die dezelfde attracties bieden, zonder dat men in de ietwat zonderling aandoende herhaling van het experiment behoefde te vervallen. Een piquante bijzonderheid is het zonder twijfel, dat dit juist aan Claude Farrère moest overkomen de man, die aan het adres van de film diverse grofheden lanceerde, een heer van zijn omvang, ouderdom en baardigheid overigens volkomen waardig. Van verschillende kanten heeft men den illusteren auteur met zijn afkeer van de cinema,, op de inconsequentie gewezen om vette tantièmes te aanvaarden uit een dermate bezoedelde hand. Hij schijnt zich van de zaak te hebben afgemaakt met eenige elegante kronkelingen tot de slot som komende, dat het van geen beteekenis is waar het geld vandaan komt hoogstens hoe het besteed wordt. Evidemment ! Intusschen is uit ,,La Bataille" een film ont staan, die na den prachtigen inzet van La Maternelle" een nieuwe en waardiger traditie voor de Fransche film schijnt te willen beloven. Farkas, de cameraman, begeeft zich met dit werk op het terrein der regie en heeft er met n slag zijn sporen verdiend. Het is de ernstige arbeid van een Annabella als Mitsukó* Charles Boyer als Yorisaka" toegewijd en overtuigd filmvakman en niet langer het pathetische gestuntel van een liefhebberend tooneelregisseur. Met groote zorg en liefde heeft Farkas zijn materiaal verzameld, tijdens een expeditie van eenige maanden in Japan. Beter dan in de authentieke Ja,pansche film. die wij hier eenige jaren geleden zagen en die ons vergastte op authentieke Italia.ansche-Operadecors, is in ..La Bataille" beseft, dat een werk als dit staat of valt met sfeer en locale kleur. Voortdurend worden de studio-scènes onderbroken door brokken .lapansch volksleven, die aan het geheel een i'ascineerende overtuigingskracht en levendigheid bijzetten. De markies Yorisaka spreekt over de vaderlandsliefde van !;ij?i volk en «ogenblikkelijk volgt het beeld van (-en onafzienbare opgetogen menigte, zich verdringend aan den haveningang van Nagasaki onder den strakken Aziatischen hemel. Mitsuko, het jonge Japansehe vrouwtje, zingt haai' droomerige oude liederen en op het doek verrijzen de nauwe, bochtige straten van het antieke Tokio. Door dezen bourtzaiig der beelden wordt inderdaad de suggestie der sfeer zeer levend. en krijgt de handeling een dwingende, fatale onafwendbaarheid. Van hoeveel belang dit is, bewijst de vergelijkingmet de eerste verfilming van La Bataille''. Toen werden de hoofdrollen bezet door ras-echte Japan ners niemand minder dan Sessue Hayakawa on zijn landgenoote Tsuru-Aoki speelden respectie velijk den Yorisaka" en de Mitsuko". . . . maar in armelijke, primitieve decors. Het resultaat was een gast voorstelling van twee Japansche sterren wonderlijk misplaatst in een milieu, dat iedere authenticiteit. ... in een handeling, die alle logica miste. Ditmaal worden deze hoofd personen voorgesteld door Europeanen en de ruil geeft geen reden tot klagen. (Slot op pag. 12) Uit: Elsie"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl