De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 10 maart pagina 15

10 maart 1934 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

NOS 2962 De Groene Amsterdammer van 10 Maart 1934 15 Korter werkweek C. A. Klaasse ? . ' ? De koopkracht van den arbeider r .I>e leerling is geworpen. Wij hebben besloten' definitief de oude methodes van welvaartspolidek i» en-"«Uiartoe niet-meer terug te keeren. streven zal er op gesicht blijven langs nieuwe liegen en door zeer krachtig overheidsingrijpen in ?&eJn'<ltyi<H*Bele Vrijheid op ecwnomiaéh terrein de "welvaart van het land te verhoogen. Voor alles is het noodig, de koopkracht te verhoogen, en wel ia^.de eerste plaats, de koopkracht van hen, die, aaar,_ wij. zonder twijfel kunnen aannemen, deze tenyoUe Bullen uitoefenen. Om die redenen moeten 'vfl&Sffcr aaae, .voorschriften, zorgdragen dat meer -arbeiders in het productieproces worden inge schakeld, dat meer arbeiders dus weer ter markt .kunnen komen, en de consumptie doen stijgen. Die toeneming van het verbruik hebben nijverheid zoo wel als landbouw van noode om in de nog steeds Jieerschende overproductie een verlichting te bren gen. Zoolang die meerdere arbeiders niet vanzelf door de nijverheid worden opgenomen, omdat «r meer vraag naar haar producten is, moeten derhalve voor dezelfde productie meer werklieden -worden gebruikt, opdat vorenomschreven doel toch bereikt worde. De niet-werklooze arbeiders zullen daarom minder moeten werken, opdat er plaats kome voor een deel van het leger werkloozen. Natuurlijk mag het loon van hen die thans een korter werkduur krijgen niet worden verlaagd, want wanneer dat zou gebeuren in dier voege, dat het uurloon gelijk bleef, dan zouden wel meer arbeiders aan het productieproces deelnemen, doch het totale verloonde bedrag niet toenemen, zoodat het primaire doel van de heele actie: toeneming van de koopkracht der arbeidende bevolking, voorbij geschoten zou worden, en hoogstens een psycholo gisch en moreel voordeel zou worden bereikt van de inschakeling van een aantal werkloozen in het arbeidsleger. Ziedaar zoo ongeveer den beknopten inhoud van Roosevelt's speech op het enkele dagen geleden gehouden N.R.A.-congres van on tevredenen. Nu passen deze zijdelings aangekondigde nieuwe plannen wel in het kader van de heele N.H.A.campagne, die ook al eerder in de codes den grond slag voor werkt ij ds verkort ing heeft gelegd. In enkele volgende artikelen hoop ik deze campagne wat dichter onder de loupe te nemen en daarbij dan de andere maatregelen, die er onderdeel van uitmaken, te bezien. Wanneer wij ons dan dit keer bezighouden met de werktijdenkwestie dan moet ten eerste eenige klaarheid worden gebracht in het vraagstuk van den invloed der loonshoogte op de rendabiliteit van landbouw en nijverheid; verkorte werktijd bij gelijk loon beteekent immers hooger loon. De meeningen daarover zijn aller minst eensgezind. .Een zeer groote categorie ver kondigt reeds geruimen tijd dat de stelling in tijd van depressieverlaging van het loonpeil een nood zakelijke voorwaarde is voor het herstel der ren dabiliteit. De redeneering van hen, die deze op vatting huldigen is als volgt: de depressie betee kent gebrek aan evenwicht tusschen opbrengst en kosten, welnu verlaag de kosten, waarvan de loonen een groot deel uitmaken in aanmerking nemend bovendien dat de vaste lasten" niet of nauwelijks te ve.ligen zijn en het evenwicht is hersteld, er blijft weer een winstmarge, de ondernemersgeest ontwaakt, en de stoot voor den opbloei is gegeven. Lijnrecht daartegenover staat de opvatting van een quantitatief veel kleinere groep, die echter blijkbaar Koosevelt onder de zijnen schaart, welke juist van verhooging der loonen alle heil verwacht, en wel op grond van de redeneering die ik hier boven in korte trekken weergaf. Verhoog het totale bedrag dat aan loon wordt uitgekeerd, en de koopkracht van de ar beidende bevolking zal evenredig toenemen, het geen vermeerdering van den af zet beteekent, en wat is depressie anders dan een tekort aan afzetmo gelijkheid ! Het hoogere loon creëert die afzetgelegenheid, zoodat de oplossing van de crisis simple comme bonjour is. Het eigenaardige van deze twee theorieën is, dat zij niet alleen van elkaar aueene» dat de ander het verwachte resultaat niet bereikt, .maar dat dit resultaat zelfs negatief zal zijn. Hij die gelooft dat verlaging der loonen de opbrengst van het product zal doen gelijk blijven on dus de winst doen toenemen, moet overtuigd zijn dat een verhooging van loon ook de opbrengst zal gelijk laten en dus de winst nog kleiner maken dan die nu reeds is. En de voorstanders van de tweede opvatting moeten tot de conclusie komen, dat een verlaging der loonen, zijnde een .vermin dering van de koopkracht, de totale opbrengst der productie doet terugloopen, en dus den toestand aanmerkelijk slechter maakt instede van beter. * * * Er is dan ook een derde opvatting, die den gulden middenweg meent te moeten bewandelen door elk der vorengenoemde partijen op haar cardinale fout te wijzen, en die daaruit de synthese opmaakt. Aan de voorstanders der loonsverlaging zegt deze middengroep: luistert naar het argument van uw antagonisten: de totale koopkracht van de arbei dende bevolking zal bij verlaging der loonen precies evenveel terugloopen als de totale loonsom, en daarmee zal ook de opbrengst der totale productie dus moeten achteruitgaan, hetgeen tot gevolg heeft dat er net precies dezelfde winst overblijft. En tot de enthousiastelingen voor loonsverhooging wordt deze vermaning gericht: bedenkt dat uw tegen standers beweren, dat door verhooging van den loonsfactor, er een verschuiving zal plaats vinden tusschen arbeids- en kapitaalsinkomen, in dier voege, dat als de arbeider meer krijgt van het product, de ondernemer per se minder kan ont vangen, zoodat de winst daalt. Maar zelfs, als men niet zoover wil gaan dan stemt dit argument toch wel tot nadenken. Moge het dan waar zijn dat de opbrengst der productie als gevolg van de toegenomen ter markt komende koopkracht zal stijgen, en wel precies niet het verhoogde loonirikomeii der arbeiders, en dat daardoor de achter uitgang der winst, die uw tegenpartij vreest, ver meden kan worden, vast staat toch, dat de kost prijs der producten eveneens precies stijgt met het verhoogde loonsbedrag, zoodat opbrengst zoowol als kostprijs gelijk toenemen, hetgeen een gelijk blijvende marge overlaat, en dus geen der partijen ook maar een stap verder brengt. Drie uiteenloopeiide standpunten rtus: loons verlaging brengt verhoogde rendabiliteit, loons verhooging brengt verhoogde rendabiliteit, en tenslotte: zoowel loonsverlaging als loonsverhoo ging zijn voor de rendabiliteit volkomen irrelevant, men kan evengoed het loon gelijk laten, maar als men er plezier in heeft kan men het evengoed ver hoogen als verlagen, want het geeft toch allemaal niets, wijl immers koopkracht en dus productopbrengst door elke wijziging evenredig wordt beïnvloed met den kostprijs, hetgeen de rendabili teit onveranderd laat. Welke va.n de drie heeft gelijk? Waarschijnlijk is het zoo, dat onder bepaalde uiteenloopeiide om standigheden dan de n, dan de ander liet dichtst bij de waarheid is. Psychologische factoren mogen daarbij niet verwaarloosd worden. Wanneer in depressietijd algemeen de opinie heerscht dat ver laging der loonen den toestand zal doen. verbeteren, ? dan kan het zijn dat zulk een maatregel de onder nemers er toe zal brengen de ..besparing" aan t<> wenden voor het aanbrengen van vernieuwingen, het verrichten van herstelwerkzaamheden enz. en dan vermindert dus de totale aangewende koop kracht niet, hoeft ook de opbrengst niet terug te loopen, zoodat er inderdaad een verschuiving kan voorkomen tusschen arbeids- en kapitaalirikomen, mits dus maar dadelijk de meerdere uitgaven van den ondernemer de mindere koopkracht van de arbeiders aanvullen ! Wanneer anderzijds in de haussejareri 1927-'29 in Amerika de loonen waren verhoogd, dan zou waarschijnlijk de Crisis minder snel en minder hevig zijn ingetreden. Op het mo ment zelve zou de industrieel^ bedrijvigheid er niet door zijn toegenomen, maar terwijl nu de groote bedrijfswinsten voortdurend voor nieuwe uitbreidingen werden aangewend, en naar ver houding te weinig consumptieve vraag bestond, moest er een wanverhouding tusschen productie en verbruik ontstaan; had men den arbeiders een grooter portie in het maatschappelijk product ge geven dan zou er meer zijn verbruikt, en minder voor uitbreiding van. het productieapparaat zijn besteed. Zulk een loonsverhooging zou dus heil zaam geweest zijn, niet omdat de koopkracht er door vermeerderd zou zijn, maar juist door de ver schuiving van koopkracht van het kapitaal naar den arbeid. Zonder zulke speciale omstandigheden lijkt intusscheri de derde opvatting het meest objectief. Het is onlogisch om aan te nemen, dat het totale verloonde bedrag in de maatschappij de geld opbrengst van de productie onbeïnvloed zou laten, maar even onlogisch om den invloed op den kost prijs uit het oag te verliezen. Een maatregel die opbrengst en kosten gelijkmatig omhoog of omlaag brengt kan maar weinig resultaat bereiken ter wijziging van de marge tusschen die beide. Natuur lijk kan verhooging van de koopkracht der arbei ders den totalen afzet soms doen stijgen. Wanneer de regeering geld leent, hetzij door het sluiten van leeningen, hetzij door schatkistpapier bij de cen trale bank onder te brengen, en daarvoor overheidswerken laat uitvoeren dan wel op andere wijze werkverschaffing pleegt dan zal dit niet nalaten invloed te hebben op den totalen afzet van de indu strie en den landbouw. Maar dan heeft men ook een vermeerdering van de koopkracht die werkelijk ..geschapen" worden en niet direct opgebracht wordt door de producenten zelve, zooals dat bij loonsverhooging het geval is. Toch blijft het effect van een maatregel als de onderhavige onbereken baar. Wanneer er nog bedrijven zijn die een over schot hebben van opbrengst boven kosten, en die zijn er ongetwijfeld nog, en die een deel van dat overschot aanwenden voor afschrijving, zonder de outillage te vernieuwen, dan kan een verhooging van de loonen die misschien dat laatste restje bedrijfsoverschot doet verdwijnen, de welvaart ten goede komen, omdat immers de arbeiders geacht kunnen worden het inkomen wel inderdaad te ver bruiken, terwijl zoolang het nog bruto bedrijfs winst was het ,,gereserveerd" werd, n dus het deflatieproces hielp verscherpen. Tot goed begrip zij gereleveerd dat wij in dit voorbeeld dus weer van de verschuivingstheorie uitgaan, hetgeen toe laatbaar is wanneer het een bedrijf betreft waarvan _ de productie slechts zeer in de verte beïnvloed wordt door verhooging van do consumptie der arbeiders. Dan is er tenslotte nog een vraagstuk: wat ook de consequentie van een loonsverhooging op de verhouding tusschen productie en consumptie zij. een bijzonder aspect krijgt het geval wanneer de maatregel alleen nationaal wordt genomen. Wan neer men uitgaat van de' derde theorie als boven vermeld, dat prijzen en loonen gelijk zullen stijgen, dan moge dat uit een oogpunt van rendabiliteit irrelevant zijn, het wordt dat niet wanneer het geïsoleerd in n land gebeurt en men dus rekeningmoet houden met concurrentie met de wereld markt. .Nu hoeft echter juist daarvoor Roosevelt geen angst te koesteren omdat immers de depreciatie van de munt dit land op de wereldmarkteen voorsprong gaf waardoor men zich een maat regel als do onderhavige kan penn i tiet-ren, deze zelfs een correctie vormt op den muntsnoei. Al met al lijkt dit onderdeel van Hoosevelt's politiek niet liet meest effectieve te /.uilen worden. E r zullen takken van bedrijf zijn die er door bena deeld worden, daar n.l. waar de vermeerderde koop kracht van de arbeiders niet ot' niet dadelijk ..door werkt". Groote voordcelen zijn nauwelijks te ver wachten, maar het heele experiment is aan den anderen kant ook weer niet overmatig gevaarlijk. althans wanneer psychologische factoren de verschuivingstheorie niet in h 11 gelijk zullen stellen. ook al in verband niet de dollardepreciatie die heeft plaats gevonden. Huiduitslag. Wascli de aangedane plaatsen met warm water en Purolzeep; droog daarna voorzichtig af, doe er dan wat Puro! op en strooi daar over heen nog wat Purolpoeder. Herhaal uit eiken dag, zoolang l.et noodig is.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl