Historisch Archief 1877-1940
No. 2962
De Groene Amsterdammer van 10 Maart 1934
19
Uit het kladschrift van Jantje
Croquante croquetjes
Alida Zevenboom
Toen, ik twaalf en een half jaar
bjj mevrouw zaliger in betrekking was
geweest, werd ik boven geroepen en
stak mevrouw mij een ringetje aan
mijn vinger en het is er niet af geweest
en het is nu bijna half zoo dun of dik,
net zoo als u het nemen wilt, als toen
ik het kreeg, zoodat ik maar zeggen wil,
«Jat die ring van mevrouw Mann
eigenlijk niets bizonders is. maar ik
ben natuurlijk naar den Stadsschouw
burg geweest, want daar moest ik bij
zqn en al zat ik in de hanebalken en
onder het tuig van den richel" dat,
zooals ons acteurtje mij heeft uitge
legd, zoo genoemd werd, omdat het
achter de bankenrij, op een soort
richel moest zitten en dit waren de
allergoedkoopste plaatsen ik zeg
dat ik me dit niet liet nemen om me
vrouw Mann nog n keertje terug
te zien op het tooneel en op diezelfde
planken waar ze mij zoo menig
keertje tranen met tuiten heeft doen
huilen en dat deed een mensch goed
en als het waar is, dat bij het ouder
worden, de mensch niet zoo hartelijk
meer kan lachen als toen hij jong was,
huilen, zoo lekker huilen, dat je er
zelf plezier in krijgt, dat kun je ook
niet meer en een mensch heeft bij al
die akeligheid tegenwoordig er toch
Wel eens behoefte aan en als het
tooneel werkelijk zoo slecht gaat
als ons acteurtje volhoudt, dan komt
dat volgens mijn domme verstand
alleen daardoor dat het de menschen
niet meer laat uithuilen. Ik heb mijn
drie zakdoeken, want ik nam er altijd
drie mee als ik naar den schouwburg
ging n om er aan te ruiken en
twee om er in te snuiten, maar de
eerste werd ook altijd nat, ik moest
ze alle drie altijd uitwringen en hoe
mooier het stuk, hoe natter ze waren
en kom daar tegenwoordig eens om !
En als je nog eens lekker kunt grienen,
zooals ik bij de Jantjes" ook nog even
gedaan heb, dan is het net of de
menschen zich voor elkaar geneeren
en niet durven maar daar heb ik,
platweg gezegd, lariekoek aan en ik
heb gehuild, dat meneer Stiefstra die
naast me zat, dacht dat ik het up
mijn zenuwen kreeg maar zoo ver
komt het nooit bij me, daarvoor ben
ik te ouwerwetsch, dat wil ik u wel
zeggen.
Ik had mevrouw Mann het laatst
in de Leidschestraat gezien met dien
aardigen meneer met zijn mooien
witten kop en zijn bruine gezicht en
ik vond dat ze nog wat vief liep en
je zou haar geen zestig geven, zooals
ze daar nog voor me uittippelde en
dan moet je zelf niet zoo vlug ter
been meer zijn en met dien noord
oostenwind altijd scheuten hebben
in je rechterbeen en toch is het eenige
en beste middel daartegen, wat dokter
Vos ook zegt, de Haarlemmerolie en
toen hij van de week bij me was om
nog even naar me te zien want ik
kon mijn eene been niet voor het
andere krijgen, heb ik hem een fleschje
Haarlemmerolie meegegeven, want ik
hoor dat hij er nog een
wethouderschap bij krijgt en dan heeft hij een
hartversterking wel noodig en dan
moet je, zooals hij me zei, eigenlijk
er heelemaal niet op gebrand wezen
om nog wethouder te zijn maar wat
zul je in dezen tijd, zegt hij, als het
vaderland en de vaderstad je roept?
Dat vind ik mooi, want je krijgt toch
niets dan ondank, maar ik heb er
niet zoo verstand van maar ik vind
dat de stad toch wel erg onvoorzichtig
omspringt met zijn wethouders en het
doet me denken aan nicht uit de
Commelinstraat. die, nu neef weer
werk heeft bij de liefdadigheid hij
loopt weer met een bus er een
dagmeisje op nahoudt en er elke week
een verslijt, maar een dagmeid ver
dient geen achtduizend gulden in het
jaar, zegt meneer Stiefstra, en krijgt
na zooveel jaar geen pensioen en dat
is toch wel eenig verschil al heb ik
zelf, dank zij het legaatje van mevrouw
zaliger, toch ook nog een appeltje
voor den dorst maar dat weten neef
en nicht niet want anders zouden zij
nog liever zijn met Tantetje en dat kan
ik heelemaal niet uit staan. En nu
zat ik weer in den schouwburg bij
mevrouw Mann en ik dacht aan den
goejen ouden tijd, dat wijlen meneer
en mevrouw zaliger met de equipage
naar den Stadsschouwburg gingen en
meneer aandeelhouder was en het
tooneel steunde en dan moest hij, om
te steunen, wel eens achter de coulissen
zijn, zei hij, en dat gaf altijd hommeles
met mevrouw zaliger, die van dat
steunen van het tooneel niet veel
moest hebben en het was nok de tijd
dat je elkaar de acteurs en de actrices
aanwees als ze door de Leidscheatraat
wandelden en ik zie meneer Schulz«
nog goed voor me eti meneer van
Schoonhoven die op straat net liep
of hij zoo de Gijsbrecht" ging spelen
en dan meneer Louis Bouwmeester,
die zeker op straat twee voet kleiner
leek dan op het tooneel en dat was
ook een kunst die verloren is gegaan,
zegt ons acteurtje en hij liet er op
volgen dat het tegenwoordig net an
dersom is en de acteurs buiten het
tooneel twee voet grooter schijnen
dan er op en toen dacht ik ook weer
aan die afscheidsvoorstelling van me
vrouw Mann in Het kind der Liefde"
en ik geloof dat ? meneer Gimberg
dat liefdeskind was en ik hoor nog
haar stem aan de telefoon en ik heb
er drie nachten niet van kunnen
slapen en het was toch maar
comediespel, zal u zeggen, maar het grijpt een
mensch toch maar aan en dan zie ik
ook nog op zijn afscheidsavond meneer
Jan Cee de Vos staan en de kransen
woedend wegschoppen en ik kon het
boven heel goed hooren dat hij zei:
,.weg met die rommel, het lijkt wel een
begrafenis" en meneer Toumiaire, de
vader van meneer Oscar, heb ik ook
mee helpen afscheid nemen, want ik
ben eigenlijk gezegd dol op
afscheidsvoorstellingen omdat je er gezellig bij
kan zitten huilen zonder dat ze je
aankijken en u weet het misschien
niet meer maar, meneer Toumiaire
was stokdoof en de heeren van het
afscheidscomitéstonden maar tegen
hem. te praten en hij kon er geen woord
van verstaan en het duurde zoolang
dat de arme man er benauwd onder
werd en het publiek werd ook be
nauwd en de eenige die niet benauwd
werden waren de redenaars die mis
schien nog zouden staan te praten als
de een of ander die meelij met meneer
Tourniaire kreeg, niet het scherm had
laten zakken. En nu heb ik een ruig
uitgeloofd voor het daghitje dat het
een maand bij me uithoudt, want ik
sukkel erg met personeel en als ik me
maar bukken kon, zou ik er wel
buiten kunnen maar mijn rug wil
niet meer zoo mee en dokter Vos
zegt dat ik me moet laten masseeren,
maar dat vind ik onzedelijk en dat
heb ik hem gezegd ook.
Nieuwe uitgaven
Willem Leviims Penning' Jr. De
Mensch en De Dichter, door Dr. Jac.
Visser. Uitg. Ff. J. Paris. Amsterdam.
Uitwerkingen behoorende bij
Haiidelsrekenen ten dienste; van het
onderwijs aan H.B.S. cii Handels
scholen door K. Smit i-u \V. Speer
stra. Vitg. J. B. Wolters.
(ironingeiiDen Haag-Batavia.
Handelswetenschappen. Supplement
(Handels-rekenen en Handclskennis)
te gebruiken naast eerste en tweede
deel door K. Pijper. J. B. Woltei-s.
Groningen Den Haag-Batavia.
Abonnementsprijs van
DE GROENE"
pei jaar:
Nederland. . . .
Indië(Zeepost)
(mail). .
Argentini
Belgi
Duitschland
Egypte
Frankrijk
Griekenland
Oostenrijk
Spanje _
Tsjecho Slowakije ?*
Zuid-Afrika
Denemarken
Itali
Noorwegen
Zweden
Engeland
Zwitserland
Amerika
Australi
Azi
f io.
io.
» 13-50
a
l
f 11.50
f 13.50