Historisch Archief 1877-1940
N o. 2962
De Groene Amsterdammer van 10 Maart 1934
Wetenschappelijke varia
Slijtage
op Saturnus
Dr. P. van Olst
De enorme, platte en dunne ruig, die Saturnus
omgeeft, imponeert zelfs in een kleinen bescheiden
kijker den leek-astronoom iederen keer weer even
veel als bij de eerste aanschouwing. Ten deele
komt dit ongetwijfeld omdat, vooral bij zwakke
vergrootingen en bij slecht zicht, het beeld inden
kijker nog even wonderlijk ons aan kan doen als
de oudste waarnemers met. slechte instrumenten,
die er allee in zagen behalve een ring, totdat
Huygens tot het juiste inzicht kwam omtrent het
,,ring"-karakter. Maar ten deele is de indruk ook
zoo sterk omdat wij iets unieks zien, dat we nergens
aantrejffen. Het is dan ook best te begrijpen dat
de ring van Saturnus in den loop der eeuwen
meer belangstelling getrokken heeft en meer een
onderwerp van metingen en studie geweest is
dan de eigenlijke Saturnus-bol, waarom de ring zich
bevindt. De eigenlijke planeet zelf is weinig aan
trekkelijk en vertoont het vage weinig variabele
oppervlak der groote buitenplaneten, waarbij
men eigenlijk alleen den buitenkant der dikke
wolkenlagen ziet, die de planeet-oppervlakte
zelf aan ons oog permanent onttrekken. Het heeft
geduurd tot Herschei in het eind der achttiende
eeuw zijn groote kijkers op Saturnus richtte, eer
er iets bijzonders op den bol werd gezien. Herschei
zag in 1794 voor 't eerst een vlek op den bol en
kon deze vlek eenige weken lang volgen en zoo
doende den omwentelingsduur van Saturnus af
leiden. Maar daarmee was het weer uit en de
planeet concurreerde in belangrijkheid niet meer
met zijn eigen ring, totdat in 1876, dus twee en
tachtig jaar later, opeens weer een opmerkelijke
helder witte vlek optrad, die evenals Herschel's
vlek, bij den aequator ontstond. Zij gaf den indruk
alsof een enorme witgloeiende massa plotseling
uit de diepere lagen der planeet opwelde. Deze
vlek, die zich geleidelijk uitbreidde t >t een lange
lichte streep, uitgerekt in de aequator-richting,
bleef tot in den aanvang van 1877 zichtbaar. Zoo
zijn in 1903 weer eenige lichte en donkere vlekken
wat meer noordelijk van den aequator verschenen.
Eindelijk bracht 1933 weer een nieuwe uitbar
sting" of katastrofe op Saturnus; in Augustus
van dat jaar zag een Duitsche amateur-astronoom
voor 't eerst weer een helderlichtende vlek van
enorme afmetingen, veel gelijkend op die van 1870.
Zij ligt weer vrijwel bij den aequator en heeft
sinds haar ontdekking weer dezelfde uitrekking
in de lengte-richting ondervonden als de vorige.
Zij was bv. op 18 Augustus 1933 reeds 80.000
kilometer lang, bij een breedte van 20.000 kilo
meter.
Zooals uit de door mij gebruikte termen uit
barsting" e.d. te zien is, heeft men eigenlijk de
vlekken altijd beschouwd als het gevolg van een
soort vulkanische verschijnselen op Saturnus,
Prof. Schoenberg uit Breslau echter vindt het
lastig om op Saturnus, waarvan de dichtheid,
slechts 0.7 is van water(!) en waarvan het zelfs
problematisch is of van een vaste oppervlakte
sprake kan zijn, een uitbarsting zich voor te stellen,
die in korten tijd de dampkring over zoo'n groote
uitgestrektheid omwroet. Hij zocht de oorzaak
der wolkenstoringen in den ring.
De tijd dat men meende dat de ring een vast
geheel uitmaakte, ligt reeds ver achter ons, want
reeds Laplace toonde aan dat een vaste ring nooit
in stabielen toestand zou kunnen blijven maar
door de minste en geringste stoornis van buitenaf,
bv. de aantrekking van een der manen van Satur
nus of zelfs van een ver afgelegen planeet uit zijn
evenwicht zou raken en op Saturnus zou neervallen.
Een tijd lang heeft men gedacht dat de ring
zich in vloeibaren toestand bevond, maar ook dit
bleek in strijd te zijn met de eischen der stabili
teit. Tot men eindelijk ertoe overging den ring op
te vatten als opgebouwd uit een groot aantal
kleine vaste deeltjes, om zoo te zeggen een zwerm
van ontelbare kleine satellieten, te klein om af
zonderlijk in een kijker onderscheiden te worden
en te dicht opeen om de tusschenruimten zichtbaar
te laten worden. De verschillende helderheid der
ring-onderdeelen is dan te wijten aan de meer
Else Mauhs
*
Henrik Scholte
Else Mauhs
of minder talrijkheid der satellieten. Waar zij zeel'
talrijk zijn is de ring helder, zooals in den, Binnen
ste" (eigenlijk middelsten) ring, die door een zwarte
kloof gescheiden is van den zwakker lichtenden
buitenring. Den binnensten ring noemde ik eigenlijk den
middelsten, omdat aan zijn binnenkant nog een
veel donkerder ring-ondevdeel voorkomt, dat
veel dieper afdaalt naar de planeetoppervlakte,
al raakt hij deze niet aan. Deze donkere ring, die
dus uit dunner gezaaid materiaal moet bestaan
is de Flor-ring" zooals de Duitschers hem noe
men, daar hij als een zwarte rouwsluier afhangt.
De ring vertoont, behalve de reeds vermelde
helderhéidsverschillen der onderdeelen, ook nog
een variabele helderheid van iedere onderver
deeling op zichzelf. Naar gelang der standen van
den ring ten opzichte van ons en de zon, is een
zelfde ring-onderdeel nu eens helderder dan
minder helder. Men heeft dit probeeren te ver
klaren door schaduweffeeten der satellieten uit
den ring op elkaar, op dezelfde wijze; als een
dennenbosch een heel ander effect op ons maakt
als wij met de zon in den rug er naar kijken,
zoodat alle boomschaduvven voor ons onzichtbaar
zijn, daar zij achter de boomen liggen van uit ons
oog gezien, dan wanneer de zon dwars van ons
staat zoodat wij verschillende boomen minder
helder zien, daar zij in de schaduw van andere
boomen liggen. Het geheele bosch maakt bij die
zij-verlichting dus een minder helderen indruk.
Toch klopt de wisselende helderheid van den ring ni( t
geheel met de theorie. Prof. Schoenberg heeft nu
geprobeerd om de onregelmatigheden in helderheid
te verklaren uit de wisselende grootte der
ringsatellieten in de verschillende ring-onderdeelen.
Hoewel het probleem onoplosbaar leek vanwege
alle bijkomende factoren, is het hem toch gelukt
zijn berekeningen te doen kloppen met de werke
lijkheid. Hij meent te mogen aannemen dat de
ring-bestanddeelen het fijnst zijn in de helderder
buitendeelen (dus de middelste en buitenste
ring). De deeltjes hebben een afmeting, die in de
buurt ligt van vier mikron (dus vier duizendste
millimeter). In den binnensten rouwfloersring
echter zijn de deeltjes dunner gezaaid en ffrooter.
Deze binnenste ring slijt doordat tusschenbeiden
deelen ervan als meteoren of meteoor-zwermen
neerstorten in den dampkring van Saturnus. Dit
zal vrij zelden gebeuren daar deze ring slechts
weinig bestanddeelen bevat (hij is bijna geheel
doorzichtig !), maar als 't gebeurt, wordt door de
neerstortende massa de wolkenlaag der planeet
opengescheurd bij den aequator en men neemt
een der vlekken" waar zooals boven beschreven
zijn voor 179-1, 1876, 190», 1933. Daar het
i'ingfragment niet verticaal omlaag stort maar onder
een vrij geringen hoek met de planeetoppervlakte.
ploegt zij de wolkenmassa over een grooter af
stand open in de richting van den aequator.
d.w.z. de vlek moet vanzelf den reeds beschreven
uitgerekt en vorm verkrijgen.
!>«? s«-ste van den ring
Wij, Nederlanders, zijn in het algemeen geen
volk dat van gestes houdt en zoo kwam het, dat
wij wel van buitenlandsche acteurs en hun
traditioneelen ring, dien zij van een grooten confrater
geërfd hadden, wisten maar dat althans aan de
jongeren het bestaan van een Theo
Bouwmeesterring maar nauwelijks bekend was. En toch, na
zulk een avond als j.l. Woensdag in den Stads
schouwburg plaats vond. een avond zoo ontroerend
als eigenlijk geen première, geen nog zoo intens
gespeelde rol is, werd deze kleine, groen en roode
ring met het beeldje van een vrouw met de twee
maskers van het tooneel ook voor ons een symbool,
een bijna tragisch symbool in deze tijden van
nedergang eener oude en magistrale kunst, een symbool
dat wij echter in geen betere handen zouden
kunnen weten dan in die van haar, die er de zware
plichten en de enorme verantwoordelijkheid zoo
diep van scheen te voelen. Men zegt wel eens, dat
actrices door de kracht van haar routine een
jubileum uit den mouw schudden, alsof het niets
was, temeer wanneer de datum toch niet klopt.
Maar op dezen avond, waarop het publiek tot in
de gangen tusschen de stoelen stond en de kleine,
fragiele figuur van een zoo bijna magisch geworden
actrice als Theo Mann-Bouwmeester, wier klein
zoon reeds grijs is, door de rijen der jubelende
toeschouwers schreed, haar ooren spitsend op
dien aiouden, weibekenden klank van het applaus...
op zulk een avond voelde men dien onvergetelijken
band van acteur en toeschouwer, waarvan liet
tooneel leeft en leven moet. Op het moment van
de overdracht kon mevrouw Mann bijna niet
verder, haar woorden klonken langzaam, elk voor
zich helder, maar elk voor zich de zwaarte van het
oogeublik als het ware uit-spellend: dat ik
u dezen ring geef. beteekent dat ik mijn taak als
afgeloopen beschouw en dat ik nu. . . . voorgoed
afscheid neem van een kunst, die mij zóó lief en
zóó dierbaar is geweest. . . . mijn heele lange
leven...." Eri tegenover haar stond, schreiend
voorovergebogen, die onvergelijkelijk gracieuze;
en fragiele figuur in het wit, Klse Mauhs, die
haaiKnikkend en in vervoering de handen kuste en
nadat zij eerst geruinien tijd later haar aandoening
meester was. de bijna vrome woorden sprak;
..Ik ben bang voor de plicht-m, die het zoo kostbare
en subtiele bezit ( rvai mij oplegt en waarvan ik
vrees. (Uit k ze niet altijd zal kunnen beantwoorden,
al heeft u hiermede mijn devies getroffen: alles of
niets".
Ken avond als deze heeft het geheele tooneel
geëerd in de figuur van een, aan wie niemand het
bezit van dezen symbolischen ring zal misgunnen.
En inderdaad kon mevrouw Mann later stil voor
zich heen zeggen: ,.le roi est mort, vive Ie roi''.
Zoo lang een tooneel nog onder zulk een ontroerden
jubel van het publiek zijn eigen koningen kronen
kan, zal het niet vergaan, niet met man en Mauhe,
zooals Verkade's gelukwensen luidde. In den foyer
zagen de groote portretten van een frêle I/Aiglon.
een (iruschinskaja, een Nju, naast een vorstelijke
Fedora en Margerite Gauthier op dit ongewone
tafereel van gemeenschappelijk doorleefde ont
roering neer. En het is wel een bizondere vol
doening te mogen constateeren. dat mevrouw Mann
tot haar groote geste kwam na de voorstelling
van een der jongste en rijkste stukken van het
moderne repertoire, een der fijnzinnigste stukken,
die tevens den weg tot ons dan toch altijd nog
tooneellievend publiek gevonden heeft: Deval's
..Towaritch". een titel, die dezen avond niet een
satyrisehe maar een tot in den grond van het
hart ontroerende beteekenis had.
Koninkl. Bloemkweekerij Wilhelmina,"
Charles van Ginneken & Zoon, Zundert, N.B..
Het van ouds gunstig bekende adres voor
Dennen, ter bebosscbing (uitsluitend inheemsch zaad)
Exotische Dennen- en Sparrensoorten,
Bosch- en Haagplantsoen,
Boomen en Heesters.
Catalogi op aanvraag gratis en franco
Tel interc. No. 1. Telegram-Adres: Wilhelmina, Zundert