Historisch Archief 1877-1940
Het land der vaderen
Prof. Dr. D. Cohen
Palestina
De pas gestorven dichter Hermann Bahr is een
tyd lang bevriend geweest met den stichter der
Zionistische organisatie Theodor Herzl. Hij heeft
«ens verteld, dat hij een tijd !ang eiken dag tegen
<ien avond met Herzl een wandeling placht te
maken. Herzl's gesprek kwam daarbij op hetzelfde
neer. Br is," zeide hij, een volk zonder land. Of
neen, zoo is het niet. Geen enkel mensch is zonder
land. Hij hoeft het niet te kennen; hij denkt er in het
geheel niet aan zijn land op te zoeken. Hij wenscht
het wellicht in het geheel niet voor zich zelf, maar
Wj weet, er is een land, dat op mij wacht, dat bij
xnij hoort en waarbij ik hoor. Dat kan geen mensch
missen. "Bahr vertelt, dat hij bij Herzl's begrafenis
pas de beteekenis dezer woorden heeft begrepen. De
prevelende donkere menigte, die hem volgde," zoo
«chreef hij, ging door de stad Weenen naar het
Land van Belofte. Dit is de daad van Herzl: hij
gaf zijn volk weer het gevoel terug, dat het een
'Vaderland heeft."
Do ontrechting der Joden in Duitschland heeft
«Ie wereld met ontzetting en ontroering vervuld.
Ik heb in deze rubriek er niet over geschreven,
omdat anderen mijn taak hadden overgenomen in
"vrijwel alle dagbladen en tijdschriften, in vrijwel
alle landen der wereld. Wat was de kreet van een
«nkeling, ook al uitte hij zich vol smart en vol
toorn, daarbij nog van noode ! Nu is het werk
"volbracht. Men kan op de bouwvallen van het
geluk van een deel van het Joodsche volk nog een
«nkel steentje recht zetten, of er nog een enkel
brokstuk afnemen, een ruïne blijft het, op wier
lierstel de wereld in de eerste tijden niet kan re
ienen. Wat ginds aan leed geleden is, het behoort
niet alleen tot de geschiedenis van het Joodsche
-volk, maar tot de historie der menschheid. Er is aan
t>eide misdaan, op zulk een wijze, dat pas in rustige
tijden het begrip zich baan zal breken, welk nadeel
aan het gevoel van menschelijkheid, aan de liefde
/ -voor beschaving is toegebracht.
En de gedachte daarbij zal niet alleen uitgaan
naar het verlies, vosr velen, van de mogelijkheid
"van bestaan, van levenskracht en levensvreugde;
maar ook en vooral naar de gebrokenheid van
geloof en vertrouwen, die velen der edelsten heeft
ievangen, nu waarden, die onaantastbaar schenen,
met n slag zijn vernietigd.
Want men wete wel: deze Joden, die buiten de
gemeenschap gestooten worden, minden, hun land
?met een liefde, waarvan geen buitenstaander zich
«en begrip kan vormen. Zij leefden er sedert zoovele
eeuwen, dat de geest van het land in hen zijn zui
verste uitdrukking scheen te vinden. Zij vormden
{?NEEMT U LIEVER NIEUWE!"
ETAMINE
90 CM. BR.
PER METER
ENORME SORTEERING
VITRAGE
XHDER
£ ZONEN
in het Joodsche volk een groep op zich zelf, ge
kenmerkt door de karaktertrekken van het
Duitsche volk. Berlijn was hun Berlijn, niet omdat zij
er zich meester waanden, maar omdat zij met de
stad vertrouwd waren en in den vreemde altijd
weer naar haar terug verlangden. Wie herinnert
zich uit Jettchen Gebert niet hun beeld? Zoo
was het in de kleine steden en in de groote, op het
land en in drukke omgeving. De Jood kent zijn
Duitsche dichters, en in de besten was het zoeken
naar cultuur, dat denDuitscher kenmerkte, gewor
den tot een bijna nerveuse verfijndheid van geest,
die hun kring maakte tot een uitgelezene in de
wereld. Het is geen wonder, dat zoovele van de
meest bewonderden onder de "Duitsche kunste
naars en schrijvers en geleerden juist Joden
waren. Niet alleen de geest had hen daartoe be
stemd, maar ook het milieu had hen daartoe op
gevoed. En dit nu grijpt de Duitsche Joden naar
de keel, dat zij uitgestooten zijn uit een gemeen
schap, waartoe zij hoorden naar recht van gebooit3,
naar recht van aanleg en geest; dat de
landgenooten, met wie zij zich verwant voelden in de be
schaving, die de gemeenschappelijke historie vormt,
plotseling van hen verwijderd zijn; dat zij als
minderwaardig worden beschouwd in een volk,
dat zij volwaardig hebben helpen maken en
roemrijk in de oogen der menschen; dat zij, die de
subtielste hunner gedachten hebben neergeschreven
tot verrijking en tot eer van Duitschland, nu on
verwacht tot paria's zijn geworden in een land,
dat hen onder zijn groote burgers had geëerd.
Deze gedachten heeft vele goeden van hen in
in den vroegen dood gedreven of gebracht tot een
wanhoop van den geest, die zij tevergeefs trachten te
overwinnen. Erger haast dan de materieele ellende
is deze. Nog lang zal de wereld haar gevolgen zien
en dragen.
De reactie van dit alles op de Duitsche Joden
is begrijpelijk geweest. Men staat in den
vreemde er soms verbaasd over, dat zij nog altijd
hangen aan de gemeenschap, die hori heeft uitge
stooten. Wie hun geschiedenis kent, ziet hun beeld
voor zich. De ouderen onder hen voelen immers
zich zelf samengegroeid met het land van hun
geboorte en hun geslacht. Zij trachten er zoo niet te
herwinnen, wat zij verloren hebben, dan toch zich
vast te houden aan wat zij bezitten. Want velen
van hen hebben zich hun. leven nooit anders ge
dacht, dan op dien grond en gebonden aan die
omgeving.
Waren zij op een doolweg? Niemand mag het
wagen de geesteshouding, die uit liefde geboren is,
te veroordeelen, om redenen van koele logica.
Maar de les, die uit hun historie getrokken kan.
worden, is wel gruwelijk.
Niet om de uitingen va'n enkelen, die in verdwa
zing de schuld van economischen achteruitgang
wijten aan een kleine groep, of die
volkshartstochten opzweepen tot bereiking van een doel, dat zijn.
steun vindt in theorieën. Maar omdat in verloop
van enkele maanden, ja weken of dagen een deel
van het Duitsche volk zich gekeerd schijnt te
hebben tegen een ander bevolkingsdeel, dat het
vroeger als gelijkgerechtigd, nu als minwaardige
indringers beschouwt. Natuurlijk is er altijd Joden
haat in Duitschland geweest. Toen ik in 1910 er
als student woonde, stond ik, uit Nederland ge
komen, verbijsterd over de vrijmoedigheid en de
ruwheid, waarmede het antisemitisme er zich
uitte. Maar dezen ommekeer hadden ook wij niet
verwacht, die weten, dat het antisemietisme een
andere oplossing eischt dan in de landen van Joden
haat kan worden bereikt. Deze verschrikking heeft
ook ons, die het Joodsche vraagstuk met open
oogen hadden leeren beschouwen, met verbijs
tering geslagen. Kan de nood van een volk, dat
den naam der beschaving heeft gedragen, zich
op deze wijze keeren tegen medeburgers, omdat zij
Joden zijn?
Dit maakt het vraagstuk algemeen. Niet omdat
wij in Nederland iets dergelijks zouden vreezen.
Het antisemietisme is hier te lande als in andere
zonder twijfel bij sommigen latent. Maar vóór dit
de basis kan scheppen, waarop een ontrechting als
in Duitschland kan worden gebouwd, moet er in
het Nederlandsche volk heel wat veranderen.
Doch ditzelfde laat zich van andere landen,
waar groote massa's Joden wonen, niet zeggen.
Citroenenpluk
En zoo richten in den rampspoed zich de oogen
van velen naar het oude land.
Want vele der jongeren en ook ouderen in
Duitschland, velen ook in andere landen van
Jodenhaat daarbuiten, hebben dit nu begrepen:
Het Joodsche volk kan niet nog eenmaal ver
dragen dat het op dergelijke wijze wordt ontrecht
en gehoond. Het kan dit niet ter wille van eigen
eer en eigen bestaan. Het mag dit niet ter wille
van zijn a,rbeid in de wereld, tot wier geluk het
heeft bij te dragen als iedere gemeenschap, maar
slechts kan bijdragen als het in gelijkgerechtigdheid
en rust kan arbeiden. Dat de Zionistische beweging,
die de oplossing van het Joodsche vraagstuk in
Palestina zoekt, nog betrekkelijk zoo weinig aan
hangers telde, vond zijn oorzaak vooral in de aan
hankelijkheid der Joden aan het land van geboorte,
zelfs indien het hen vervolgde. Het Zionistisch
argument, dat de Jodenhaat zich alleen verplaatst,
nimmer verdwijnt, is nu wel op gruwelijke wijze
bevestigd.
Zoo is er een uittocht van Duitsche Joden
tot nu toe meer dan 8000 naar Palestina ont
staan. Hij zou grooter zijn. zoo uit dat land als
uit andere landen, indien de financieele middelen
het veroorloofden en indien niet ook in Palestina
een reactie was ontstaan, die tot verscherping der
immigratie-bepalingen in dat land heeft geleid.
Zelfs Minister Göbbels, dien men van overge
voeligheid moeilijk kan beschuldigen, heeft on
langs gesproken van. een zekere tragiek, die met
het lot der Joden verbonden is. Verstouten, terug
gewezen, dolend en opgejaagd, moet dit liuii lot
zijn, zelfs in deze eeuw, die een hernieuwing der
menschelijkheid in zich scheen te zullen bergen?
Kn wij zijn Joden, armzalige Joden, zonder
viiend, zonder vreugd, zonder hoop op geluk.
Neen, vraagt ons niet meer. maar wilt gij hot
weten; Amerika drijft ons naar Rusland terug."
Zoo dichtte een Jood vele tientallen jaren geleden.
Nazi-teekenaars hebben het onbarmhartig voor
gesteld: op de muren van. Jeruzalem staat een
Arabier, die den Jood neerstort van het doel,
dat hij meende te hebben bereikt. Wat zal de
historie brengen? Een volk kan zonder land niet
bestaan. Ginds wacht het land, gereed om velen
te ontvangen. Het is niet om ons alleen, dat wij
voor het volk, verstooten uit het land, dat zij het
hunne rekenden, een woonplaats zoeken; het is
ook ter wille der wereld, die dit volk wil dienen,
dat wij vragen, het land der hoop, een plaats om
te leven. Want zoo deze, naar het oude woord, het
gedierte des velds is toebedeeld, waarom dan niet
den mensch, die wil arbeiden en bouwen aan
eigen geluk en aan de verheffing der menschheid?
Waar de palmen wuiven