De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 17 maart pagina 16

17 maart 1934 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16 De Groene Amsterdammer van 17 Maart 1934 N o. 2963 De valsche Graalberg op Albert Heiman Montserrat of Montségur '? Nadat ik een jaar lang uit mijn venster elke dag de wonderlijk-gekartelde kam van de Montserrat bewon derd had, waarvan het in alle Baedekers en reisgidsen heet, dat dit de Graalberg, het middeleeuwsche Montsalvat moet geweest zijn, kreeg ik be zoek van een musicus die mij was aan gekondigd als groot Wagneriaan, en die zelf vroeger verklaard had door geen kunstwerk zoo diep ontroerd te zijn als door de ,,Parsifal". Ik wees hem met iets meer geest drift dan mijn gewoonte is, naar de wisselende kleurenpracht van die bergkolos in de verte, vertelde hoe menige zonsondergang inderdaad een mystie ke Feuerzauber" hier tot stand bracht, en groote wolkgevaarten zich soms om de berg heen stapelden, ter wijl de nevels het dal verhulden, zoodat het scheen als waren deze toppen werkelijk aan de aarde onttogen. Ik beriep mij op Wagner, die het drama laat spelen in een Wüste Gebirgsgegend im Norden Spaniens". Waar vond men een berg zooals deze, die bij de eerste aanblik reeds, op welk uur men hem ook beschouwde, de geheim zinnigste mythen en legenden sugge reerde ? Mijn bezoeker antwoordde weinig; hij keek, bewonderde blijkbaar, was onder de indruk. Tenslotte schudde hij het hoofd en zei, een beetje scep tisch: kijk niet te veel naar die berg; anders word je zelf misschien ook een reiner Tor." Zooiets maakt indruk. Twijfel is als het mosterdzaadje, dat allicht ergens weeke bodem vindt, ontkiemt en welig opschiet. Uit een soort van zelfbestraffing en ook uit een soort van wraak heb ik mijn bezoeker weten over te halen, met mij die berg te be stijgen, die feitelijk maar van n flank te benaderen is, en dan nog moeilijk, als men afziet van de breede autoweg die met geweldige serpentines zich omhoog windt, en overigens niet verder gaat dan halverwege, tot waar het klooster staat. Die groote weg is heel modern, en heeft niets met de Graal te maken, evenmin als het bedevaartsoord dat bij het klooster hoort, dat men behalve per auto ook nog met een tandradbaan en van een steile zijde met een kabel baan bereiken kan. Neen, dat is juist een deel van het gebergte dat men beter kan ontvluch ten. Daar kan men kijken naar exquise spijskaarten in plaats van naar de Graal, om reeds te voelen hoe de hon ger wijkt. En wat Amfortas' speer betreft.. . . men behoeft geen Freu diaan te zijn om toe te geven, dat dit pelgrimsoord ook kennelijk bevorder lijk is voor aardsche liefde. Romeria es rameria, zegt men in Spanje; en het woord is waar.... Rome-tochten voe ren naar lichtekooien. Wij echter keerden, in het vol genot van winterzon en wandellust, dat moois de rug toe, en beklommen steile geitenpaadjes, die haast niet te onder scheiden waren van droge beekjes, lange steenverschuivingen. In een diepe bergplooi, dicht begroeid, was er een bron. Van wat steenen was een. kleine drinkplaats voor de menschen en de dieren gebouwd. Op de naakte rotswand stond, met teer, in forsche letters geschreven: Godsdienst is het opium der volkeren". Ook dit had niets te maken met de Graal.. . . Mijn tochtgenoot merkte schamper op, dat op deze plek blijkbaar nog meer idioten zich kwamen vermaken dan wij alleen. Dan werden de rotswanden naakter en steiler, ontzagwekkend in hun lilaroode kleur die zoo vreemd contras teerde met het melkblauw van de golvende dalen beneden, en de helwitte sneeuwkruinen van de Pyrenee n in. de verte. Men moest hél goed zoeken naar het paadje dat telkens zichzelf verliest, en het was maar beter niet aan de terugweg te denken. Dat deden de Graalridders ook niet, en wie weet, wie weet wat wij nog zouden vinden, daarboven in de krochten tusschen al die paarsgrijze, glinsterende suikerbrooden die zich dreigend over ons voorover negen. Schuin van onder af gezien lijken ze in de eerste namiddagschaduwen een kapittel van som bere inquisiteurs, dat staande vonnist en het hoofd buigt in een wréede deemoed. Waarlijk, deze berg is somber als men bij de toppen komt, en krijgt steeds grooter somberheid, hoe meer het zonlicht daalt. Een nacht hier boven moet verschrikkelijk zijn. De enkele schrale struiken die zich nog een plaats veroverd hebben tusschen al de cirkelrond geslepen kegels van bazalt, worden in 't donker stellig woeste heksen die hun sabbath vieren in een omgevallen kathedraal, in de ruïnes van een koninklijk paleis. En krijschen in de scherpe vrieswind. Maar overdag bewoog hier slechts een kleine adelaar in trage, wréede glijvlucht. En geen witte graalduif. En geen Kundry was te zien, geen bloemenmeisjes waren te bekennen. Starre, hooge stilte; kaalheid, vloek. Een tombe van millioenen tonnen steen, waarvan geen mensch precies weet hoe ze hier gekomen is. Ook niet Humboldt, die zoowat dezelfde tocht gemaakt heeft als wij thans. En eenmaal tusschen al die kegels met gezichten, kappen, mutsen, rouw gewaden, was het niet meer moeilijk om de hoogste top te vinden, en van daar naar vele zijden uit te zien, waar diepe dalen wachtten, vriende lijke dorpen als geringe vlekjes lokten. en de afgrond riep. . . . Een steile wand van vijf, zeshonderd motor. Een koninkrijk voor wie zich nederstortte en het Niet aanbad. . . . Neen, dit was niet de Graalberg, deze toppen waren niet verguld in avondlicht, zooals het van beneden leek. Het waren kale. nuttelooze stuk ken steen; verstarde vormen van een sombere en obscene symboliek, fos siele excrementen van een Herkules die duizendjarige diluviën getart heeft. Niets kan dit te maken hebben met een lieflijk, troostrijk en mystiek sym bool gelijk de Graal. Naar mijn huis teruggekeerd, heb ik de Montserrat niet langer aangezien. Er was dat is de zonderlinge speling van het toeval op mijn tafel een geschrift terecht gekomen, dat mij zoozeer boeide, dat ik mijn bewonder de en gehate berg erom heb afgezwo ren. Montserrat werd me onverschillig, of enkel interessant", zooals iedere andere berg. En ik werd herinnerd aan een ander landschap, dat ik ook niet lang geleden mocht bewonde ren, zonder te weten dat ik toen mis schien de werkelijke Graalberg zag. Ofschoon ik gewaarschuwd had kun nen zijn door de plechtige aandoen lijkheid en de milde majesteit van een landstreek die beter paste bij de ver zen van Chrétien de Troyes en Wolf ram van Eschenbach, dan Montserrat. Het is een zonderling wetenschap pelijk avontuur, waarvan Otto Rahn's Kreuzzug gegen den Gral" (1) ver telt. Een relaas dat in het eerst fan tastisch en ongeloofwaardig voorkomt, dat ook niet in alle onderdeelen de toets van een strenge critiek kan door staan, maar waaraan men zich al lezende toch voor een groot deel ge wonnen geeft, omdat een voor een onze bezwaren toch ondervangen blijken, en daarin aanwezig schijnt de intuïtieve schouwing, de innerlijke waarheid" die zwaarder telt dan ieder pseudo-wetenschappelijk argument en koud-logische bewijsvoering. Door het bestudeeren van de Provencaalsche troubadours en de ge schiedenis van Carcassonne en het oostelijk Pyreneeën-gebied van Frank rijk is Rahn op het spoor gekomen van iets wat men vaag reeds wist, maar wat men nog niet duidelijk in al zijn verstrekkende samenhang ver mocht te zien: namelijk dat de Graal een kettersch symbool was van heidensche herkomst en dat met de uit roeiing van de Albigenzeri (in het bizonder van de Katharen) in de mid deleeuwen de laatste adellijke Graaldienaars" hun toevlucht zochten in de ontoegankelijke burchten van Foix, Roussillon en Cerdagne, in de gewel dige Pyreneeën-grotten die nog slechts voor een klein deel onderzocht zijn, en in de zoogenaamde spulgas", hooge, versterkte wijkplaatsen, in de steile rotswand gebouwd en schier on neembaar. In samenwerking met den praehistoricus Antonius Gadal, die als ambte naar van de Fransche monumenten zorg over dit gebied gaat, heeft Rahn aan de hand van betrekkelijk schaarsche geschiedkundige gegevens het terrein onderzocht, en zeer veel over blijfsels vari de Katharen in de grotten en nabij de oude ruïnes gevonden. Bovendien een aantal hoogst merk waardige overleveringen en gebruiken onder de huidige Pyreneeën-bewoners. Hij toont de getrouwheid aan, waar mede Wolfram bij de vervaardiging van zijn gedicht is te werk gegaan, hoeveel juist om het al te precaire van het onderwerp, door hem slechts aan geduid en omschreven is bij de ont leening van zijn stof aan de geheim zinnige ..Heer Kyot, de meester wel bekend". Rahn maakt de plausibele conjectuur dat deze Kyot de trouba dour Guyot de Provins geweest is, die op het eind van de 12de eeuw leefde, en gelijk zoovele van zijn kunstbroe ders een ingewijde van de Katharen was, welke immers ook een verheven platonische, .Minnedienst" beoefenden. Ziet men de Graal geschiedenis zoo als deze door Wolfram geïnterpreteerd wordt in het licht der Katharen-ge schiedenis, dan wordt veel daarin op eens begrijpelijk. Zoo het feit, dat bij de Graaldienst jonkvrouwen de pries terlijke functies verrichten, dat alles wat met de Graal verband houdt. verre van orthodox aandoet, en dat daarbij steeds sprake is van een typisch feodale, maar onclericale cultus. Inte gendeel, de Katharen hadden twee machtige vijanden: Rome en het Louvre. Beiden hadden hun ondergang gezworen, beiden slaagden ofschoon met veel moeite, tenslotte in hun opzet. Over de grenzeiilooze wreedheid van de Albigenzcnoorlog wordt weinig gesproken. Deze kruistocht tegen me dechristenen wordt maar al te gaarne vergeten als er over de" kruistochten gehandeld wordt. Ze is dan ook minder eervol voor de groote Machten der middeleeuwen dan de verdrijving der Mooren uit Europa of de verovering van Jeruzalem. . . . Wat de Graal eigenlijk geweest is, ook daarover geeft Rahn zijn meening, die in de grond genomen zeer aan vaardbaar lijkt. Het was meer sym bool dan voorwerp, meer code-woord dan concrete stof. Ieder ding kon op een gegeven oogenblik graal" zijn, en zoo werd dan weer een kelk, dan weer een schotel, dan weer een steen of een elixer graal" genoemd. Wat het in wezen was, zegt Wolfram v on Eschenbach duidelijk genoeg: dei Wunsch von Paradis, dasz was eiix dinc, das hicz der Gral". Dit onver gankelijk symbool, dat vrij rondzweefde tusschen de menschen en levenskracht gaf aan wie het begreep en vermocht te schouwen, deze Graal heeft geen kruistocht, geen brand stapel, geen banvloek vermogen tevernietigen. Elke automobilist, die de groote Pyreneeën-weg van Toulouse over Ax-les-Thermes naar Puigcerda IIL Spanje neemt, komt voorbij Foix irt de wonderbare, mysterieuze valleien., die het tooneel geweest zijn van de laatste stuiptrekkingen der Katharen strijd. Neemt men de moeite nabij Tarascon van de groote weg af te wij ken en naar het Westen te zien, dan is het eerste wat ons treft, de hooge blinkende top van de Pic du Saint Barthelemy, de oude Mont-Thaboi der Katharen, hun kaaba waarheen zij zich allen keerden bij hun vronuoverpeinzingen. Verder naar het Noorden, buiten d«groote verkeerswegen, ligt verlaten het stadje Montségur, met 1200 Met.<-i hoog, op een schier ongenaakbare rotstop, de verwoeste burcht. <ie laatste wijkplaats der Katharen vai.waar nog woedende tegenstand gebe den werd. De laatste Graalburcht dus. . . . van waaruit de overlevende!.. langs onderaardsche gangen naar d» bosschen en holen in de bergen vlucht ten, en daar een voor een zijn omge komen. Eenzaam, hoog, onttogen aan d< wereld liggen deze oorden. Er korm-i. nog maar weinig toeristen. Een onvermoeide wandelaar ka,i_ bij het binnendringen in de grot ten nog de oude symbolen en letters. der Katharen op de rotswanden geteekend zien. Hun hoop, hun doodt angst, hun vertrouwen dat een ander na hen komen zal, de Graal niet red deloos verloren is: hun schedels t i_ gebeenten.... Een menschenschuwe herder die ii in een der dalen tegenkomt, begint na 't eerste aarzelen, te spreken in ziju zangerig patois; hij kent de Graal: ?/.>? weten allen iets, een brokstuk van een sage, die eenmaal werkelijkheid ge weest is. Ze hebben nog iets in zich van de oude Katharen-geest, het kuische, dweepende. rebelsche, precies zooals de boereu van Andorra, die immers tot nzelfde ras behooivi,. De Pyreneeën zijn een wonder land ; onberoerd ligt nog het wijdsch dei-oivan zooveel middeleeuwsche legenden die geen verzinsels waren, maar poëti sche verhulling van een harde werke lijkheid. Tusschen Montseirat en Mout ségur, stijgend en dalend van beiy naar berg, kan men jaren lang zijn droomen achtervolgen, in een nieuwe ..queste" naar de Graal, de eeuwige wensch. Je onderbreekt het enkel do-.r de waarschuwing der nuchterlingen. Want deze wereld kau geen ..reine Dwazen dulden, zoomin als die der middel eeuwen. Nog altijd is de kruistocht tegen hen in volle, gang'. 1) Urban-Verlay. Frelburg i.Br. 1933.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl