De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 17 maart pagina 4

17 maart 1934 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

De Groene Amsterdammer van 17 Maart 1934 N o. 2963 Verdachte verhuizing Actueele symboliek Melis Stoke Teekcnlngen Haringen van Beek Bemoei je er toch niet mee" Wanneer men tegenwoordig de couranten leest en daaruit alle slechte dingen verneemt die de menschen op hun geweten hebben.... ach, dan moet men ^ich geweld aandoen om zijn onbevan genheid en goed vertrouwen in de wereld te ver liezen. Ik tenminste zie tegenwoordig overal mis daad en bedrog. Nu kan dat ook een gevolg zijn van mijn speurzin die mij tusschen haakjes nooit roem heeft gebracht doch, in mijne nauwste omgeving slechts de repu tatie van Jan hennerigheid en bedilzucht en zieke lijke nieuwsgierigheid. Bemoei je toch alleen met je eigen zaken, heeft mijne Mathilde mij al honderdmaal gezegd. Maar ik kan het niet laten. Ik moet het fijne van alles te weten komen: waarom de melkboer 's och tends zoo lang aan de deur heeft staan praten en wat er aan de hand is bij de overburen omdat er zooveel auto's voor de deur stilstaan. Tot dusver had ik mij minder op crimineel ge bied bewogen dan op algemeen-sociaal-econo misch terrein. Onder den invloed der jongste ont hullingen in binnen- en buitenland is mijn nieuws gierigheid echter overgeslagen in wantrouwen. Pas maar op, je komt nog in botsing met men schen, waarschuwde Mathilde, doch ik ging pein zend en waakzaam mijns weegs. Niets aan mijn uiterlijk deed vermoeden dat geen detail mij ont ging van wat zich in mijn omgeving afspeelde. Deze inleiding is noodig om u het volgende te doen begrijpen. Op zekeren morgen ontwaarde ik iets hoogst ver dachts: schuin tegenover ons stonden verhuiswa gens voor een heerenhuis. Morgen" zei ik langs mijn neus weg Meer behoef ik u niet te vertellen. Al mijne zenuwen waren gespannen doch, naar het uiterlijk geheel koel, slenterde ik na een zorgvuldige obserOLS W itte l^uracao i3e<! Cnerry Brandy M-enthe Glaciale (_uracao .Brandy Koopt NederI. fabrikaat! vatie van achter de gordijnen met mijn hondje de straat op. De verhuizers deden wat verhuizers altijd doen: ze zaten in den verhuiswagen en sterkten en ver kwikten zich met boterhammen en koffie. Morgen, zeide ik zoo langs mijn neus weg. De verhuizers antwoordden niet. Ik kwam onopvallend op mijn schreden terug, bleef staan en floot mijn hondje. Toen wendde ik mij om. presenteerde de verhuizers een sigaar en zeide: Zoo-zoo, heeren. ... of mag ik zeggen: zware jongens ?.. . . Mijn vraag, hoe fijntjes ook bedoeld, werd losweg uitgesproken. Indien thans de mannen eerlijk zou den erkennen zware jongens te zijn. dan was mijn voornemen gereed. Ik zou dadelijk de telefoon grijpen en de politie waarschuwen dat een afgrij selijke misdaad voltrokken werd. Ze keken mij echter met groote oogen aan en antwoordden niet. Maar ik had meer pijlen op mijn boog. Ik was vast besloten geen voetbreed te wijken alvorens ik zekerheid had omtrent deze verhuizing. Mooi boedeltje. . . . ? informeerde ik los-weg. En toen ik wederom geen antwoord kreeg begon ik te preciseeren: Ik ontwaakte in het ziekenhuis Nog aardige schilderijtjes bij. ... 'i Douwtjes? .... Maesjes. . . . ? Wat. . . . ? De mannen zeiden boe noch ba en nu meende ik zekerheid te hebben dat hier iets niet iri den haak was. Naar liet uiterlijk doodkalm doch inner lijk verscheurd door emotie, liep ik naar huis terug en nam mijn observatiepost achter de gordijnen weer in. De verhuizers waren intusschen aan het werk gegaan en naarmate ze vorderden steeg mijn y.ekerheid. Met een zekere nonchalance droegen ze plan ken en pakken in den verhuiswagen die moeilijk anders konden zijn dan kostbare schilderijen en miniaturen. Tegen twaalf uur- stond mijn plan vast. Ik sloop naar buiten en verborg mij in den verhuiswagen onder «enige wollen dekens. Twee uur wachtU' ik daar. Toen had ik de voldoening dat de verhuizers instapten en het voertuig zich in beweging- zette. Ik spitste de ooren. wel wetend dat thans uit de onderlinge gesprekken de geheele schandelijke toe leg mij duidelijk zou worden. Eerst zeide niemand wat: een verdacht teeken op zichzelf. .Toen vroeg er een: Waar mot die rotzooi ook weer naar toe.,..''. Mijn hart klopte zoo dat ik nauwelijks het ant woord kon verstaan. Maar een andere vraag deed me bijna bersten van opwinding. Wat heb jij gehad. . . . 'i vroeg er een. Ikke. ... - - antwoordde een barsche stem.. . niet veel. . . . ? Ik hield mijn riotitieboek gereed om het aantal duizenden guldens waarmee deze onverlaat tot het schelmstuk was omgekocht te rioteeren. . . . Maar ik was teleurgesteld toen ik hoorde spreken van een kwartje en een kale beweging. Inmiddels was de wagen tot staan gekomen voor het huis waarin de buit zou worden opgeslagen. De deuren werden geopend en een liehtschijri drong tot mij door. Ik was op alles voorbereid. Het is wel gebeurd, dat een aantal ongure gasten, verdachte (of eigenlijk onverdachte) individuen des nachts inbraken in een deftig heerenhuis, waar van zij de bewoners afwezig wisten. En alvast brooddronken door deze betrekkelijke veiligheid, vierden zij in het statig salon hun afschuwelijke vroolijkheid uit, slempten champagne, hosten op de geornamenteerde zetels om, spogen op de zachte tapijten en lolden en vloekten, tot de buren er van opschrikten. Tegen het dagaanbreken werden zij weer zoowat nuchter en wilden zich ijlings uit de voeten maken. Maar toen de wettige eigenaars niet kwamen opdagen, is het louche gezelschap ook den volgenden dag en de dagen daarop in dat huis blijven hangen, en de buren, die dit rare vertier eerst met verbazing en weerzin hadden aangezien. hebben verzuimd naar de politie te telefoneeren. Er werd wel veel over gesproken, dat het zoo niet ging en een deugdzame verontwaardiging scheen soms werkelijk tot daden te voeren, maar bij gebrek aan eenheid en initiatief, gingen de dagen voorbij zonder dat iemand durfde ingrijpen. Wat zou men zich ook met andermans zaken bemoeien en zich den haat van die brutale kerels op den hals. halen ! De omwonenden vermoedden wel, en merk ten het ook, dat allengs de heele rijke inboedel er aan ging en het eertijds statige huis er even ongunstig ging uitzien als zijn bewoners, doch men" went aan alles en heeft zijn rust lief. Bovendien kon men misschien voor een appel en een ei wat machtig worden, van het vele moois, dat het huis be vatte en door die rare kerels toch niet gewaardeerd werd. Zij hadden liever geld en sterke drank ! -Zoo geschiedde het, dat op den duur de buurt de on wettige situatie in Gods naam aanvaardde, ook toen het bleek, dat de bandieten meer dan n van de oude bedienden, die hun dienst kwamen her vatten, heimelijk hadden om hals gebracht. De tijd kwam zelfs, dat de griezelige sinjeurs, als zij uitgingen, door de buurtmenschen ietwat schuch ter gegroet werden, en toen eens een buurjongetjft kinderen denken eenvoudig en rechtlijnig ! op de voordeur van het huis een karikatuur had geteekend met het woord Inbreker daaronder, werd hij door een gestrengen politieagent naar het gevang gebracht. En de agent tikte beleefd aan zijn helm voor de drie paffe gezichten, die nieuws gierig- door de ramen gluurden. Hij had wel eens een fooi gehad. Zoo gaat het. Kr valt met de Openbare Macht wel te handelen, als de deftigheid van het huis maar den schijn bewaart en er overigens een winstje in 't verschiet is. F. (!? Vooruit lui, zei een der zware jongens. . . . pak an. ... Ik trok mijn revolver. Wat er verder gebeurd is weet ik niet. Ik ont waakte in een ziekenhuis en de zuster verzekerde mij dat het op het randje af was geweest. Het was uw eigen schuld, zeide de dokter. . . . wat had u in die verhuiswagen te maken en waarom bedreigde u die menschen. . . . 'i LOOPERS ENORM UITGEBREIDE KEUZE BOUCLE 50 CM. BR. PER METER 1.15 VELVET 1.85 70 CM. BR. PER METER STALEN FRANCO XNDER £ ZONEN

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl