De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 24 maart pagina 10

24 maart 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

HET GEBRUIKS- E Moderne Schoonheid" > schilderijen van Perm in het Stedelijk M u, l Permeke Behalve de algemeene crisis, die als een vergiftiging van den dampkring op de aarde inwerkt, heeft de kunst nijverheid nog een eigen crisis dopr ts zieken. Behalve dat door gebrek aan geld opdrachten uitblijven voor den ambachtskunstsnaar, die* het werk met eigen handen vervaardigt, wordt de kunstnijverheid (waarbij de Kunst zaal Buffa materiaal, noch de vormen, noch de kleuren krijgen bij onze oppervlakkige beschouwing de werkelijke beteekenis. Onze geheele productie is daarom ingesteld op het vluchtige beschou wen volgens de gewone manier van doen. Het bespotten van de siervormen der kunstnijverheid door de functionalisten heeft zijn goede zijde; f l nijverheid het ontwerp van den kun- doordat zij de gebruikswaarde van stenaar verveelvoudigt) door gebrek aan waardeering in een isolement gedreven. Een kleine, maarluidruchtige, groep functionalisten tracht de meening ingang te doen vinden, dat sier" niet meer in onzen tij d past en een gebruiksvoorwerp alleen doel matig behoort te zijn. Veel grooter is echter de groep, die een volkomen gemis aan belangstelling toont voor het sier- en gebruiksvoorwerp, om dat zij de eigenschappen van ma teriaal en de gevoeligheden van vorm nooit heeft leeren waarnemen. Kunstnijverheid is als asschepoester, wij zien niet haar ware gedaante. Elk voorwerp is van een materiaal gemaakt dat mooi of leelijk kan zijn, elk voor werp heeft een vorm, die uitdrukkings kracht kan bezitten of in vorm-waarde tekort kan schieten, maar letten wij op het materiaal en den vorm van een gebruiksvoorwerp? Wij kijken met onze oogen, zonder dat wij waar nemen. Teekent eens iets na, n'importe wat, een boomtak, een flesch, een schoen, pas bij het teekenen zult u ervaren hoe oppervlakkig u gewend bent waar te nemen. Noch het het voorwerp uit den chaos van bijkomstigheden destilleeren, dwingen zij het voorwerp geconcentreerder te gaan beschouwen en halen zij de elementaire factoren naar voren. Die factoren zullen- zich manifesteeren als vorm, materiaal en kleur: tesamen kunnen zij het voorwerp een volledige gebruikswaarde geven, maar tesamen zullen zij eveneens een mér-waarde tot stand brengen, want de goede vorm en het juiste materiaalgebruik zijn inhaerent aan het schoone ge bruiksvoorwerp. Alleen nadat wij ons anders hebben ingesteld op het bekijken van deze nuchtere zaken, die officieel niet tot Kunst" behooren, zullen wij ontvankelijk worden voor zijn werkelijke eigenschappen. Maar welk een openbaring als wij hebben leeren kijken: in het hout zien wij fantastische teekeningen, diepte, afwisselende tinten; in het weefsel ontdekken wij boeiende bindingen, om de sterke strakke ketting spelen inslagdraden, ze ver schijnen aan het oppervlak, verdwij nen weer in den ondergrond, duiken opeens ergens op, veranderen hun Glaswerker aan den arbeid. Het z.g. facetslijpen van kristalglas tegen een natte schijf loop; van wol voelen wij het compacte, sneeuwzachte en toch ruige mate riaal, van linnen bekoort ons het strakke, gladde en veerkrachtige. Er is mooi materiaal genoeg! Het wordt echter gedachtenloos verwerkt en men tracht niet de werkelijke eigenschappen tot uiting te laten komen. Men kijkt er immers niet naar! Plastische uitdrukkingskracht in den vorm zou in de plaats kunnen treden van de gebruikelijke opper vlakkige kinderachtige imitatietjes, die den vorm altijd juist anders willen maken dan de wezen lijke beteekenis van het voor werp vraagt. De aantrekkingskracht moet gewekt worden door een grapje of een bekenden vorm, men heeft immers nooit geleerd een vorm waar te nemen? Vooral pompeus moet de vorm zijn, duurder lijken dan het pro duct van den concurrent. Een radio-toestel als een harp b.v. trekt de aandacht, er moeten ook krullen bij te pas komen, die val len meer op dan een fijn gebogen lijn, een vorm als een stil gebaar, een vorm, rustig, bezinnend.. . En de kleur? Het zou geen be zwaar zijn elk voorwerp door de kleur iets mee te geven, dat den gebruiker vreugde bracht; de kleuren, die op wekken, kleuren, die zich voegen met de andere voorwerpen tot een symfonisch geheel, kleuren die zingen. Maar er worden andere dingen gevraagd: groezelige kleuren, ge zellig als vette modder of kakelbonte barkleuren, luidruchtig als een snerpend serpent. De schoonheid zou voor het grijpen kunnen zijn, indien wij slechts het kijken geleerd hadden. Otto van^Tussenbroek is een van de zen delingen, die ondtr de dolenden de heiligheid van de schoonheid wil predi ken; in het derde deel van de uitgave ..Moderne Schoonheid" van Kosmos beschrijft hij ..Het gebruiks- en siervoorwerp in het binnenhuis": hij noemt verschillende technieken op als glasblazen, potten bakken, weven, metaalbewerken enz. en wekt op tot het nader bestudeereii van deze onderwerpen. De afbeeldingen zullen voor ("e lezers wellicht aanleiding wor den de voorwerpen in natura te gaan zoeken. Van Tussen broek kon niet meer doen dan er op aandringen, dat men zijn oogen beter leert te ge bruiken. Hij doet het vrien delijk, meesleepeiid. overtui gend, smeekend, hij doet het op alle manieren, die maar te bedenken zijn. /oo is dit boek, mede door de zorgvul dige en smaakvolle typografi sche medewerking van Ariton Kurvers, een propaganda-werk gewor den, dat wij tallooze herdrukken toewenschen. Moge de werkelijke belang stelling voor het sier- en gebruiksvoor werp dusdanig toenemen, dat dan den auteur een grootere keuze in afbeel dingsmateriaal ter beschikking staat. PAUL BROMBERG Hoe het Egyptisch vlechtwerk op een eem Deeiisehf kunst Het is altijd een eenigszins lastig probleem voor den Beschrijverhoe zijn oordeel te geven over tentoonstel lingen, (lic eigent l'..; k een uitwisseling van wcd"i-zijdsche beleefdheid zijn tusschen twee landen, l Tij kan zich totaal plaatsen op het standpunt der hoofschlu id en clan /ijnc meerling over de schilderkunst en de beeldhouw kunst van ecu land /.cel' verzacht voordragen en dus optreden als een diplomaat, van huis-uit meer geschoold in het sierlijk bcantwi Kilden vaneen beleefdheid danin't \\vzcntlijk zijri oordeel onomwonden geven.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl