De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 24 maart pagina 11

24 maart 1934 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

if S t IR VOOR WERP - Tentoonstellingen van ke Deensche Kunst i* mm te Amsterdam Haar natuurlijk zit in zulke wijze van handelen niet de grootste op rechtheid noch vindt ge daarin den zuiveren eerbied voor de schilder- en beeldhouwkunst. Daar deze .dingen inderdaad en onophoudelijk onzen eerbied bezitten, zullen wij ons ook deze keer niet onder de diplomaten Ug verstelbaar houten raam tot stand komt begeven, deze uitdeelers van d'internationale bonbons, maar zullen wij ons ook hier gedragen zooals dat past en de Deensche Schilder- en Beeldhouw kunst behandelen,zooals wij dat gewend zjjn en gewead zullen blijven: met oprechtheid en zonder schroom. Wij moeten dan beginnen met te zeggen, dat deze tentoonstelling, deze Deen sche tentoonstelling, tevoren reeds onze verwachting niet zeer had gekitteld (wij kennen toch de Deensche schilderkunst vrij goed) en dat na het bezien van deze tentoonstelling wij geen winst kunnen vaststellen tegen over die, onze, verwachting. Deze Deensche tentoonstelling is er eene, zooals de officieel daarvoor aangewe zen en in Holland ook gewend zijn uit te zenden, en ook die (onze meening in deze is meer dan eens geopenbaard) heeft nooit onze goedkeuring gehad; wij hebben dikwijls gemeend, eenigszins bedremmeld geworden wanneer wij zagen wat wegging, dat deze soort tentoonstellingen ons land meer schaêdeden, dan dat zij verhoogiiig van ons prestige ons brachten. Wij vinden het Deen sche kunst-prestige evenmin ver hoogd door wat thans in het Ste delijk Museum te Amsterdam te vinden is en alle officieele zoetekoek heeft onzen smaak niet verzoet. Wij vinden bij de Denen, wier letterkunde dikwijls directe innigheid bezit en een soms zelfs voor heel Europa geschikte menschelijkheid, niet n -werk, dat met n hunner goede boeken kan wedijveren. Wij vinden er natuur lijk min of meer voldoende werken naast d' officieele monsters, wier onbelangrijkheid gepaard gaat met groote formaten. Dat zijn dat z.g.n. soort heroïsche voortbrengsels, waarvoor de menigte lang stil staat, alle personen optelt, alle voorwer pen katalogiseert en zich verzadigd gevoelt in haar nieuwsgierigheid, in de herinneringen harer lectuur, door voorstelligen van moreelen nationalen of niet aesthetischen aard maar waarin de schilder kunst met de haar eigen elemen ten JFafwezig is of zich zeer basAeiden schuil houdt. Wij vinden bij de Denen nooit, zoo goed als nooit, een eigen kleurgeheel, dat nieuw, ons verbaast en verrukt; wij vinden er geen stoutmoedigheid, die op juiste basis stoelt; de zee schijnt de Denen niet tot een schilders-volk te kun nen maken. De beste schil derijtjes zijn die, waar een bepaalde intimiteit behoorlijkj genoeg is voorgedragen en waar wij iets van die Deensche eigenschappen er kennen, die, glorieus soms, in letterkundige werken zich aan ons duidelijk maakten. Maar ook daar overtreffen zij nooit onze eigen kunst (ofschoon daarvan niet ver af) noch de kunst b.v. der Vlamingen; enz. de open staande deuren op het Deensche schilderij hebben noch de onwrikbare picturale vastheid van een de Braeckeleer noch de eenzame stem ming, die b.v. een Mellery ons daarin wist te doen gevoelen. Wij zijn dus noch overrom peld noch verrukt hier van daan gegaan, van deze schilde rijen. Wat de beeldhouwkunst aangaat, die bespreken wij in een ander artikel. Permeke, bij Ituffa te Amsterdam Ik heb reeds gezegd, dat de figuur bij Permeke d'; grootste Permeke uitdrukking zijner kunst is (de teekeningen wijzen dat misschien bovenal uit.) Maar even zeker leek het mij toe, dat het zeestuk van Permeke, zooals het zich vertoonde in 1933, het gemakkelijkst te begrijpen zou zijn voor den gemiddelden en nietonwilligen Hollander. Dat zeestuk toch (waarin ge altijd gevoelt, dat de zee n der elementen van het menschelijk bestaan is evengoed als de Akker dat js) is een ruim en sterk geschilderd Impressionisme, maar waarin altijd de menschelijkheid aanwezig is. Daar enboven is deze zeeschildering niet alleen van een sterke en groote onverschrokkenheid, zij is van een grooten rijkdom aan schakeeringen; zij wordt gewekt door alle getij, alle weer, alle verlichting en onder alle wolkenluchten vindt zij haar buit. Het zeestuk van Permeke is dus een goede Inleiding; door en langs dat zeestuk kunt ge komen tot de grootere geheimen van dezen schilder. Doordat Permeke iemand is, die er zee ervoer op ieder moment en bevoer bij alle weersgesteldheid, lijkt het mij een hachelijke waanwijsheid toe bij som migen, die dat niet deden, verschil lende verschijningen van het water, die ge bij hem vindt, te willen karakteriseeren als niet bestaand of niet mogelijk. Ik kan in deze hen gerust stellen; wat Permeke van de zee ziet, Kunstzaal B uffa of van de zee zag, bestaat en be stond. Niets is ongewoner soms en meer verrassend dan zooals de zee zich voordoet onder een ongewone verlichting, en dat zij soms b.v. lijkt op woelende modder weet iedereen, die lang , ,aan het water'' woonde. O e vindt dat dan ook bij Permeke en hoe diep in die woelende mcdder een visschersboot als zwoegend zich beweegt. Maar Permeke, de schilder van het zware" water kan evenzeer den schilder zijn van een allerluchtste zee, waar het water geen zwaarte schijnt te kennen en waarin een als opgetrokken dansen der golven ge iets evenzeer verrassends kunt vinden als menigeen de zwaarte verrast. Ik zei u misschien reeds vroeger: wie wel de zee schildert, schildert even zeker wel de wolken; de zee is de weerspiegelende toch eri met haai' eigen beweging mee maakt zij immers het zeestuk voor den schilder. Ook dat is bij Buffa onmiskenbaar (zie 4, 5, 8, 10, 13, 18, 19, 27); soms is ook daar het mirakel der verlichting (zie 4) waarop Tarner's oog scherper mis schien was ingesteld, maar waar Permeke's oog dieper droom ervoer. PLASSCHAKRT Machinaal weven van een looperjtit de Produktie van den Bergh-Alons"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl