Historisch Archief 1877-1940
Buitenlandsche kunstenaars in Nederland
Constant van Wessem
Fritz Busch
Wfippertaler Bfilinen
We moeten bekennen, na het vele middelmatige,
dat, ons in de laatste tijden door Duitsche
operatroepen als model-opvoeringen werd voorgezet:
Het was werkelijk geen slechte opvoering, die de
Wüppertaler Bühnen Elberfeld-Barmen Woensdag
7 Maart in den Stadsschouwburg van Mozart's
?opera Figaro's Hochzeit" gegeven hebben. Men
stelt zich een ideaalvertolking altijd iets lichter
voor dan de gemiddelde Duitscher in staat is het
te geven, iets losser, iets eleganter, iets zuidelijker,
,,Italiaanscher" zou men kunnen zeggen met het
oog op Mozart's muziek, en de hoofdpersonen in
deze opvoering beantwoordden ook voor hun uiter
lijk niet geheel aan de personen, die zij voorstelden.
Maar het werd een bijzonder verzorgde opvoering
zoowel wat de muziek als het tooneelbeeld betrof,
het gevoel voor smaak werd bevredigd, het was
werkelijk geen provincie" zooals de kleinere
Duitsche operatroepen ons die vaak voorzetten en
wij het aanvankelijk ook van dezen troep gevreesd
hadden. Muzikaal hielden bijna alle medewerken
den niveau, er waren er geen die bijzonder uit
blonken, geen sterren", de een was wat minder
vast van stem dan de ander, maar allen
beheerschten hun partijen en werkelijke ongelukken"
gebeurden er niet- De dirigent Wilhelm Schleuning,
hoewel geen buitengewoon dirigent, bleek ge
routineerd en hield alles behoorlijk in de hand.
Bnsch, Sdmricht
Twee, beide ons reeds bekende, gastdirigenten
in het Concertgebouw, ieder met werk, waarin zij
in hun fort zijn: Fritz Busch met Keger, Oarl
Schuricht met Bruckner. Beide hielden hun wel
sprekende pleidooien voor dingen, die ons niet
konden overtuigen. Fritz Busch niet, dat Beger
een groot componist is, Schuricht niet, dat Bruck
ner de meester is, waarvoor men een Gesellschaft
moet oprichten met een sectie Holland. Voor
Bruckner hebben reeds verscheidene ^ Duitsche
dirigenten op de bres gestaan, ook onze eigen
dirigenten hebben zich voor hem ingespannen.
Evërt Cornelis, een der eerste pioniers Bruckner
was toen hier nog vrijwel onbekend Mengelberg,
e.a. Bruckner is ongetwijfeld de grootste van het
tweetal Bruckner-Reger, die wij thans wederom
in uitstekende weergaven hebben gehoord. Schu
richt is vertrouwd met het werk van Bruckner, dat
voorzichtig, met een goede verdeeling der effecten
en met den nadrukkelijken toon van den betooger
moet worden geïnterpreteerd wil hem recht ge
schieden. Bruckner's 9de symphonie is onge
twijfeld zijn rijpste, machtigste schepping, al bleef
zij onvoltooid. Maar Bruckner heeft zijn geheele
leven besteed om steeds hetzelfde op dezelfde
manier te zeggen, uitgezonderd zijn 7de, zijn
aannemelijkste sshepping vanuit muzikaal oogpunt,
lijken al zijn symphonieën naar uitdrukkingswijze
op elkaar als twee druppels water. Bruckner kent
maar n methode: zichzelf «indeloos te herhalen,
wat de methode van den slechten spreker is. Met
een boersche onbeholpenheid, met drukke, gebaren
en naïeve luidruchtigheid houdt hij zijn betoog, kin
derlijk is zijn vele gebruik van Wagnerfanfares,
die voor hem symbolen zijn voor diepe en drei
gende dingen. Telkens weer stormt hij op hoogte
punten aan, met lange adempausen, maar in
plaats van ons onder den indruk te brengen, ver
moeit hij ons, verslapt hij onze aandacht: Bruckner
is de man, die men met liefde moet aanhooren of
hij is niet aan te hooren. Zoodra de sfeer ontbreekt,
die voor dergelijke verkondigingen" over God, de
hemel, de hel en wat de romantiek nog meer de
taak der muziek acht, noodzakelijk is en die
sfeer ontbreekt in onzen tijd zeker staan wij te
naakt, te nuchter tegen zulk soort betoog om er bij
voorbaat met liefde naar te luisteren. Ergo: zulk
een betoog is nutteloos. Het is respectabel, wij
laten het als zoodanig gelden, maar om Bruckner
voor onzen tijd een taak te geven, hem voor onzen
tijd levend" te willen houden is een vergissing.
Met Beger is het feitelijk ook zoo. Maar Beger
kan minder onze sympathie hebben, hij is verre
van onhandig, naïef, verheven"! Hij is zeer
reëel", het handwerk van noten schrijven en
composities in vorm brengen is hem veel ver
trouwder dan Bruckner, hij werkt, om zoo te
zeggen, met een minimum inspiratie en een maxi
mum verstand. Hij staat dichter bij de muzikale
materie, hij is niet de stamelende betooger van een
ideaal". Hij is een hard werker in den zin van
Werken uit een lust tot werken, een aandrift, die
zich even goed tot het omhakken van boomen had
kunnen laten gebruiken, als het zoo geviel. Het
oeuvre van Beger is formidabel, alleen Bach mis
schien kan op zulk een talrijk oeuvre bogen,
Maar de inspiratie is in een te geringe mate in dit
werk aanwezig, zoo zij al een enkele maal aanwezig
is. Wat aan Beger nog bewonderenswaardig kan
wezen is het handwerk, het bewerken van motieven,
het mengen der kleuren van een orkestpalet (dat
overigens niet eens alle kleuren bevat): zooals ook
een perfect uitgewerkte rekensom bewonderens
waardig kan wezen. Het pionierschap voor Beger
is even nutteloos en minder raisonabel nog dan dat
voor Bruckner.
Fritz Busch, een dirigent met een groote routine
(de broeder van den violist Adolf Busch) maakte
van Beger, wat er van te maken was, zoodat men
tenminste van Beger den juisten indruk kreeg.
Carl Schuricht had ongetwijfeld het sympathie
kere deel van zijn taak: tegenover Bruckner
behoeft men niet afwijzend te staan, men kan een
poging om hem door het publiek te laten aan
vaarden met warmere gevoelens meemaken. Wij
bewonderen Schuricht iri zijn prachtig verstaan
van de psyche van Bruckner, zijn indringend ver
mogen in diens werk. Maar wanneer wij deze be
wondering ter zijde laten blijft het gevoel, dat wij
van Bruckner's meesterschap nogmaals niet over
tuigd zijn en, zoolang wij geen gelijkgezinden zijn,
ook niet overtuigd zullen worden.
Br itsch-Indische dansers: Indra Romosay
(rechts) en Devahi
C. Schuricht
Toegepaste kunst
Tentoonstelling der Kon. Ver. Tap
jti'ulirieken te Kotter <1 am.
Onder leiding van den chef-teekenaar R. N.
van Dael is in het gebouw der K.V.T. te Rotterdam
een. zeer overzichtelijke tentoonstelling ingericht
van al wat daar zooal wordt vervaardigd. Men
heeft daaraan veel zorg besteed en al dient te
worden erkend, dat de traditie in de
textiel-industrie ten onzent een groote rol speelt, kan toch met
ingenomenheid geconstateerd worden, dat de leiders
der onderneming toch ook wel iets anders willen.
Dat ,.andere" is steeds gekomen uit hetgeen
begaafde ontwerpers geteekend hebben, want in
tegenstelling met de bekende copieën of variaties
naar uitheemsche dessins (waarbij het Perzische
tapijt steeds willig voorbeeld bleek) hebben inder
daad al heel wat Nederlandsche kunsteriaren met
meer of minder succes hun krachten op dit bij
zonder gebied der nijverheidskunsten gemeten.
Vooral wat Th. Colenbrander bereikte, dient in
dit verband met eere te worden vermeld en ook
C. A. Lion Cach:t, T. Nieuu'enhuis, Jac. ran den
liosch, W. Penaal, Corns. van der Sluys, Jaap
Giddiny e.a. hebben verdienstelijk werk geleverd
dat van een eigen persoonlijkheid en karakter
blijk gaf.
Voorts hebben de K.V.T. (welke in haar
tcgenwoordigeii vorm een samensmelting is van de
Kon. Kralingsche Tapijtfabriek Werklust" der
firma W. Stevens en Zonen; de Kon. Deventer
Tapijtfabriek en de 's-Gravenhaagsche
SmyrnaTapijtfabriek) haar eigen teekenaren Boef/born,
van Dael, Koevoet, Kuit, Lagewaardt, van Schalk
wijk en Renssen die elk voor zich knap werk leveren,
hoewel erkend dient te worden, dat de nieuwste
inzichten in woning- en kamerin- richting veeleer
gericht zijn op geheel effen materialen,
zoodat het ontwerpen" zich bepaalt tot het
aangeven en kiezen van kleuren.
Trouwens het afstemmen van tinten (men
kan dit op de tentoonstelling toetsen aan knap werk
van van Dae) is niet ieders taak en men zag dan ook
met voldoening hoe in geheel effen, met de hand
geknoopte tapijten van een prachtig wolmateriaal
iets bereikt was, dat in elk modern en ultra modern
binnenhuis op zijn plaats is ! Ik denk hierbij aan
een zilvergrijs kleed dat aan een fijn schapevacht
herinnerde; aan een effen blauw tapijtje dat een
vreugde was voor het oog. Maar zulke dingen
maakt men slechts op bestelling. Het publiek
vraagt nog steeds naar krullen en tierlantijnen maar
dat zal ook wel veranderen, want de jongeren
beginnen langzamerhand een eigen weg in te slaan
bij de inrichting van hun toekomstige woning en
.... van de jeugd moeten wij het hebben. In
alles !
OTTO VAN TUSSENBROEK