De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 24 maart pagina 15

24 maart 1934 – pagina 15

Dit is een ingescande tekst.

ft o. 2964 De Groene Amsterdammer van 24 Maart 1934 15 Duitschland en zijn schulden C. A. Klaasse Sombere perspectieven voor de Duitscbe waarden Opnieuw vraagt het Duitsche schuldenvraag stuk de aandacht, omdat in de maanden Januari en Februari de uitkomsten van de buitenlandsche handelsbeweging, volgens de gepubliceerde statis tieken, plotseling veel ongunstiger zijn geweest dan tevoren. Voor het eerst sedert Januari 1930 is het saldo van de handelsbeweging weer passief ge weest, en wel met een bedrag van RM. 31 millioen in Januari en RM. 35 millioen in de volgende maand. Het jaar 1931 leverde nog een actief saldo van de goederenbeweging op ad ruim 2.8 milliard, het volgende jaar was dat verminderd tot ruim l milliard, en verleden jaar was er al geen grooter overschot dan RM. 650 millioen. Voor de goede orde zjj nog even in herinnering gebracht dat de betalingsbalans allerminst altijd met een actief saldo sloot. In 1928 b.v. was er een tekort van niet minder dan rond 2 milliard. De snelle omslag tusschen dit omvangrijke passieve saldo in genoemd jaar en het actieve saldo ad bijna 3 milliard drie jaar later t.w. in 1931, moet ongetwijfeld in de eerste plaats worden toegeschreven aan de gewijzigde verhou/dingen op de internationale kapitaalmarkt. Dit verloop heeft duidelijk aangetoond welk een nauw verband er bestaat tusschen internationale kapi taal- en goederenbeweging. In de jaren tot en met 1928 stroomde er regelmatig vreemd kapitaal naar Duitschland, hetgeen de koopkracht in dit land permanent hooger deed zijn dan de eigen bronnen opleverden, zoodat men een grooten import noodig had en ook kon betalen. Toen de kapitaalstroom werd gestuit, en in 1930 en 1931 zelfs in het tegen deel verkeerde nl. in een sterke terugvloeiing van in Duitschland geïnvesteerd kapitaal, liep de koop kracht van het Duitsche bedrijfsleven sterk terug, en werd anderzijds de credietcontractie als gevolg van genoemde kapitaal-terugtrekkingen aanleiding tot min of meer geforceerde uitver koop" ook op uitheemsche markten. In het jaar 1931 bereikte de Duitsche handels beweging haar meest actieve saldo, de waarde van den invoer beliep toen 50°/0 van die in 1929, de waarde van den export nog ruim 71°/0 van die in genoemd jaar. Sedertdien zijn zoowel in- als uit voer blijven dalen, maar de uitvoer liep het sterkst terug. De belangrijke daling van den export in de beide laatste jaren was eenerzijds toe te schrijven aan de prijsdaling, anderszijds aan den teruggang van den quantitatieven afzet. De in 1929 ingezette prijsdaling deed zich aanvankelijk veel sterker gevoelen op grondstoffen die door Duitschland veel worden ingevoerd dan op fabrikaten die het voornaamste uitvoerproduct van dit land zijn waardoor mede de stijging van het uitvoersaldo in die jaren werd veroorzaakt. Daarna is mede als gevolg van depreciatie van pond, yen en later dollar ook de prijs der fabrikaten sterk gaan dalen. Op den quantitatieven afzet deden zich handelsbelemmeringen natuurlijk gevoelen, terwijl ook de muntpreciatie in de genoemde gevallen de concurrentiekracht verminderde. Zoodat in twee jaar tijds het uitvoersaldo van 2.8 milliard werd gereduceerd tot 650 millioen. Dit laatste beteekent dus een maandgemiddelde van 50 millioen uitvoeroverscïiot; in de laatste vier maanden van het jaar beliep dit gemiddelde rond 70 millioen. In de eerste twee maanden, van het nieuwe jaar was er, zooals gezegd, een invoeroverschot van ruim 30 millioen gemiddeld per maand. Vanwaar die vrij abrupte ommekeer? Men kan in de eerste plaats denken aan seizoensinvloeden. Inderdaad was ook verleden jaar Januari een ongunstige maand, er was toen een exportsaldo van 23 millioen bij een jaargemiddelde van 50 millioen. Maar er was toen toch nog een overschot in de uitvoeren ! Ongetwijfeld zullen er tijdelijke factoren werkzaam zijn. Zoo is de import van grondstoffen belangrijk gestegen. Tendeele ligt dat aan de prijsstijging van enkele grondstoffen die intusschen aller minst tijdelijk hoeft te zijn, misschien ze'.fs nog verscherpt wordt anderszijds aan bijzondere behoefte aan enkele producten. Koper bv. werd voor meer dan het dubbele bedrag gekocht dan in December; is de herbewapening hieraan geheel vreemd ? Ook is er een sterke toeneming in den in voer van wol, die kan wijzen op grooter behoefte in de textielnijverheid, maar ook aan speculatieve vraag te danken kan zijn. Intusschen is de toeneming van den grondstoffen-invoer niet de eenige en zelfs niet de voornaamste verklaring voor het ongunstige totaalbeeld van de handelsbeweging. De export liep tusschen December en Januari terug van 423 millioen tot 349 millioen ! Die achteruitgang komt geheel voor rekening van den export van fabri katen die met ruim een vijfde in dit tijdvak van n maand terugviel. * * * Deze stand van zaken heeft natuurlijk een zeer belangrijken invloed op het Duitsche schulden vraagstuk, en, om dichter bij huis te blijven, op de toekomstkansen voor de houders van Duitsche waarden. Er zijn nog altijd wantrouwenden die , vermoeden dat de Duitsche statistieken de feiten niet volkomen zuiver weergeven en gedeflatteerd zijn. Dit lijkt moeilijk denkbaar omdat immers door statistieken in de tegenpartijlanden een controle mogelijk is. Voor het resultaat doet het er overigens niet toe: stel dat met opzet de situatie zwarter wordt gemaakt dan zij is, dan doet men dat om zich daarop te beroepen, en is dus het het effect op de houding jegens crediteuren vol komen gelijk aan het geval dat de cijfers juist waren. Men kent de stelling door Duitschland steeds verdedigd: wij willen wel aan onze verplichtingen uit hoofde der commercieele schulden voldoen, maar dat kan alleen wanneer men ons in de gelegen heid stelt dat te doen door betaling in natura, in goederen dus. Een andere, wijze van betaling is op den duur niet mogelijk, en in the short run kan het voor het geval Duitschland ook niet anders, omdat er geen voldoende goudvoorraad meer is. Accepteert men echter onze goederen niet, belemmert men onzen export dan kunnen wij ook niet betalen. Dus: Duitschland heeft een uit voersaldo noodig om aan zijn verplichtingen te voldoen. Wanneer men rekent met de voldoening van den vollen schuldenlast dan is het ongetwijfeld juist dat een exportoverschot daarvoor nood zakelijk is. Volgens de bestaande regeling echter wordt in dit halfjaar slechts 30 % van de coupons der leeningen betaald, de rest in scrips, en dus geblokkeerd. Voor die betaling is een bedrag noodig van circa 350 a 400 millioen. In de cijfers van de betalingsbalans over 1932, die ook nog als bijlage opgenomen zijn in het jongste prospectus dat in Amerika wei'd uitgegeven voor de scrips van de Konversionskasse, paraisseeren de diensten" met een actief saldo van 400 millioen. Zoodat daaruit ongeveer de bedoelde rentebetalingen op basis van de huidige regeling bestreden kunnen worden ! Wanneer dus de handelsbeweging juist zonder saldo sloot, zij niet een surplus opleverde om intrestbetalingen daaruit te bestrijden, dan zou nog die rente kunnen worden betaald, wanneer althans de dienstenbalans nog hot genoemde saldo aanwijst. Maar de handelsbalans mag dan ook geen deviezen kosten. Volgens de laatste statistische gegevens doet zij dat wel, en zelfs in ruime mate. In de eerste plaats is daar'het importoverschot. Maar dat is niet alles; immers terwijl Duitschland zijn importen vrijwel tenvolle in deviezen moet betalen leveranciers die bereid zijn meer te leveren, dan de Devisengenehmigung toelaat zijn. immers hooge uitzondering leveren de exporten allerminst tenvolle deviezen op. Meer en. meer moest aan exporteurs de gelegenheid worden gegeven een deel van het verkoopsprovenu om te zetten in eenigerlei soort geblokkeerde marken bij de Golddiskontbank. De exporteur kreeg aldus een exportpremie doordat de deviezen, op voordeelige voorwaarden in marken werden om gewisseld, maar de Golddiskontbank moest de/e geblokkeerde marken in het buitenland tegen deviezen verwerven. Zoodat men moet coricludeeren dat zelfs bij een in evenwicht zijnde han delsbalans Duitschland een tekort op de betalings balans uit dien hoofde zal hebben. Een tekort dat gelijk is aan de som deviezen, die de Gold diskontbank moest besteden aan den inkoop van scrips, registermarken enz. Neemt men dit laat ste cijfer aan op 10°/0 van den export hetgeen allerminst ruim geschat is dan is er in de eerste twee maanden van dit jaar een tekort op de betalingsbalans uithoofde van de handelsbeweging en daarmee inhaerente scriptransacties geweest van rond 65 millioen per maand. Dat laatste tekort is meer dan het overschot uithoofde van de dienstenbalans", zoodat er voor rentebetaling niets over zou blijven. Wat betreft de mogelijkheden om in deze situatie verandering te brengen, moet men wel bedenken, dat de kans om den grondstoffenimport sterk te drukken, juist onder de huidige omstandigheden niet zoo groot is, zoodat van die zijde een gunstiger resultaat van de handelsbeweging moeilijk af te dwingen is. Men zal het dus veeleer moeten hebben van stijging voor den uitvoer, en daarvoor zijn de omstandigheden niet overmatig gunstig, De beste kans in die rich ting lijkt nog te liggen in de stimuleering van den uitvoer door het toelaten van omzetting van een deel van de opbrengst in scrips of andere Spermarken. Uit dien hoofde is het dan ook waarschijn lijk, dat de Duitsche regeering, welke oplossing zij ook voor dit vraagstuk kiest, altijd geneigd zal zijn de crediteuren nog interest te betalen, zij het dan in den vorm van scrips, omdat immers die scrips de gelegenheid bieden om op de door de debiteuren gestorte geblokkeerde bedragen zulke groote boekwinsten te maken, die de bron vormen voor de uitkeering van exportpremies. Daarom kan men concludeeren, dat het voor Duitschland voordeeliger is in scrips te betalen en deze op te koopen ten bate der exporteurs dan het transfer geheel stop te zetten. Dit is misschien het eenige lichtpunt dat in den toestand voor de beleggersin-Duitschland te zien is. Binnenkort moet de Duitsche regeering aan deze kwestie iets doen, ook al omdat de goudvoorraad van de Reichsbank terugloopt. Een nieuwe regeling van de schuldenkwestie is ongetwijfeld in voorbereiding, en het schijnt dat er zelfs oneenigheid is of dreigt tusschen de regee ring en Schacht, omdat de regeering ook de intrest op de Stillhaltevorderingen daarin wil betrekken. Wat volkomen logisch zou zijn, want de prefe rentie van deze vorderingen boven andere is nooit erg motiveerbaar geweest. Maar Schacht zal daar tegenover stellen dat men nu eenmaal juist weer zijn handteekening heeft gezet onder een nieuwe overeenkomst, waarin belemmerd transfer der rente niet is voorzien. De uitslag van deze meeningsverschillen .wordt met belangstelling tegemoet geBij dit al blijft liet, natuurlijk mogelijk dat tus schen de regeeringeii van ons land en Duitschland een speciale regeling wordt getroffen ten aanzien van. do beleggingen van Nederlanders. De eenige moeilijkheid ligt,, volgens de Duitschers, bij liet transfer, en bij het tekort aan deviezen uithoofde van de handelsbeweging. Dat onze handelsbewe ging niet Duitschland nog steeds zeer sterk in het voordeel der buren is, mag bekend worden ver ondersteld (aan het totale exportsaldo van 600 millioen in 1933 droegen wij niet minder dan 3KO millioen bij !). En de clearirigwet geeft der regeering de macht om daaruit de consequenties te trekken, uitgaande van de stelling, dat indien Duitschland een tekort aan. deviezen heeft om alle crediteuren te voldoen, die schuldoischers maar op Je blaren moeten zitten, die de schuld aan dit tekort dragen. die dus niet voldoende uit Duitschland impor teerden om eigen rentovorderingen te dekken. hetgeen wij wel doen. Dit compensatie-principe wint nu eenmaal meer on. moer terrein, en past ook bij het reciprociteitsboginsel, dat in de handels politiek zoozeer school maakt. Maar afgezien van die kansen ziet er er voor Duitsche waarden aller minst fraai uit. Voor Zelfscheerders Eerst een weinig Purol inwrijven en daarna inzeepen; dan scheert men zich schoor, zacht en pijnloos.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl