Historisch Archief 1877-1940
N O. 2964
De Groene Amsterdammer van 24 Maart 1934
Uit de Natuur
Heemschut
Een uitkomst
voor Rookers.
IVOROL-tandpasta verwijdert den onoogelijk
bruinen rookaanslag en geeft den tanden de
natuurlijke kleur teiug.
Dr. Jac. P. Thijsse
De tractor-ploeg in het heideveld
Er is indertijd nog wel wat over te doen geweest
of heemschut" wely een goed woord is en de
bedoeling juist weergeeft. Daar bekommeren wij
ons tegenwoordig niet meer over, de beweging
heeft zich baan gebroken, het woord is ingeburgerd
en heeft zelfs al een afleiding voortgebracht; men
kan in velerlei kwaliteit zich als heemschutter"
doen gelden. Reeds hoorden wij zelfs Albrecht
Dürer als heemschutter kwalificeeren met Albert
Ouyp en nog menig landschapschilder.
Wie nu wil weten, wat heemschut beteekent,
ga de prachtige tentoonstelling zien in het Koloniaal
Instituut te Amsterdam. En Jhr. Roell maakte
in zijn openingsrede de zeer juiste opmerking, dat
ge dan meteen nog eens kunt beseffen, welk een
groote schat wij aan dat Instituut zelve hebben.
Als Heemschut over eenige weken zijn tenten
weer opbreekt, gaan wij weer eens opzettelijk naar
het Koloniaal Instituut, om de rijke schatten van
zijn leerzaam en verheffend museum te genieten.
Heemschut houdt ziclïbezig met de schoonheid
en eerbiedigwaardigheid van Stad en Land en is
verstrikt in al de neteligheid van het conflict
tusschen het Oude en het Nieuwe, een conflict,
dat dadelijk verdwijnt, wanneer er een eind komt
aan onkunde en onverschilligheid, gebrek aan
goeden smaak, zelfoverschatting en nog een paar
van die drakerigheidjes. Er komt dus niet zoo
gauw een eind aan, maar we kunnen alvast
probeeren, om onszelf op te voeden en vooral te
streven naar kennis, dan volgt de rest wel vanzelf.
[«MSTEROAM
(DEVENTER
NV. KONINKLIJKE VEREEN. TAPUTFABRIEKEN ROTTERDAM
«OOR HET REINIGEN VAN TAPIJTEN ALLEEN INNOVO"
De Tentoonstelling nu geeft ons voorlichting op
velerlei gebied. Uit den aard der zaak is er meer
gewicht gelegd op het Oude dan op het Nieuwe.
Dat is niet alleen het geval op deze tentoonstelling,
maar tegenwoordig ook wel in de dagbladpers en
periodieken. Geen wonder, dat het Nieuwe dan
ook wel eens van zich af moet bijten. En allebei,
Oud en Nieuw, schieten in hun polemieken nog al
eens het doel voorbij.
Een heel bijzondere plaats in de verzorging van
het Nederlandsche Landschap wordt ingenomen
door de Heidemaatschappij. Zij komt op de ten
toonstelling ook kloek te voorschijn met een groot
diorama, voorstellende, hoe het oude landschap
van heide en moer veranderd wordt in nieuwe
schoonheid van bosch en beemd en akker. De
artist heeft zijn taak con amore vervuld en?ik
waag het hier even te fluisteren zijn oude land
schap ziet er op zijn minst even aantrekkelijk uit
als het nieuwe.
Ik heb bij herhaling mijn sympathie betuigd
met het werk van de Heidemaatschappij en ik doe
in bewondering en liefde van het fraaie cultuur
landschap van bosch en beemd «n akker voor
niemand onder. Een van de meest ontroerende
natuurverschijnselen in den voorzomer is het
bloeien van de rogge, wanneer wijd en zijd boven
de velden de lucht is vervuld met het gouden
schijnsel der stuifmeelwolken. De polder, bont
van koolzaad en karwij, de veelkleurige velden in
de esschen rondom onze heidedorpen, het heele
oogstbedrijf, dat alles geniet ik met vreugde en
evenals alle Nederlanders ben ik in mijn hart
waterbestrijder, inpolderaar en ontginner. Maar
aan den anderen kant zie ik de wilde flora en fauna
van Nederland en de landschappen, waar die zich
vrijelijk kunnen ontwikkelen, tegelijk de land
schappen, waar de mensch zijn schoonste
verpoozing kan vinden.
Nu wordt wel beweerd, dat wij die landschappen
op den duur toch niet zouden kunnen behouden.
Dit denkbeeld vind ik het duidelijkst uitgedrukt
in een artikel in het Tijdschrift van de Neder
landsche Heidemaatschappij. De belangrijkste
zinsneden daaruit wil ik even overschrijven:
Doordat de Nederlandsche Heidemaatschappij
zooveel met de natuur in aanraking komt, is het
besef bij haar levendig, dat wat de natuur wrocht,
niet blijvend is, maar gedoemd is te verdwijnen
en vervangen te worden door iets anders. Ziet
Heemschut in hoofdzaak achterwaarts, naar het
verleden, en tracht het, wat ons uit het verleden
rest, voor de toekomst te bewaren, de
Nederlandsche Heidemaatschappij ziet zoowel naar
het verleden als naar de toekomst. Naar de
toekomst allereerst, omdat het weet, dat er geen
voetstap is, die beklijft" en dat niets bestendigs
op aarde is. De wetenschap heeft haar ervan
doordrongen dat voor die toekomst gezorgd moet
worden. Gezorgd, door het mogelijk te maken.
dat velen een. bestaan vinden op den bodem van
ons vaderland, gezorgd ook, dat die velen de
schoonheid van dat vaderland zullen leeren
kennen en waardeeren, door met toepassing van
het eigen karakter van bodem en volk een nieuwe
natuur te scheppen, die in de plaats kan komen
van de oude, die straks verdwijnen gaat."
Deze beweringen nu zijn zuiver defaitisme 011
ik twijfel er niet aan, of alle Heemschutters komen
er tegen in het geweer. Over het oudejaarsavoridlied
en zijn voetstappen wil ik nu zwijgen, want anders
moet ik Longfellow en de Dinosaurié'rs er ook nog
bij halen. Maar als de Heidemaatschappij nog een
klein, beetje dichter bij de natuur komt, dan uit
hoofde van haar werkzaamheden het geval is, dan
zal zij ervaren, dat het straks" uit de laatste
regel nog eeuwen en eeuwen duren kan. De biologie
leert ons, dat elke landschapsvorm in den loop
der tijden nadert tot oen climaxtoestand, die zich
verheugen kan iri een benijdenswaardige bestendig
heid. Zulke vormen zijn de hooge venen, de natte
heiden, de beken met hun oeverland, de zomer- en
winterbeddingen van de groote rivieren, vele
plassen en meren. Daarnaast hebben wij ook nog
de om zoo te zeggen eeuwig jonge stranden en
primaire duinen. En, dank zij den onverdroten
arbeid van de natuurbeschermers, die den
vernietigenden invloed van den mensch zullen weten
te weren, kunnen wij weldra dat duinlandschap
aanschouwen in al zijn stadia van prille jeugd tot
smakelijke volwassenheid. Er hebben in dat duin
landschap natuurlijke veranderingen plaats, maar
ook die leiden weer tot bestendige climaxvornaen.
Bovendien, doordat onophoudelijk nieuwe duinen
gevormd worden, blijft er bestendigheid in het
ontw i kkelings verschijnsel.
Inderdaad het Oude in ons Nederlandsche Land
schap is nog lang geen ruïne. De flora en fauna van
ons land zooals die thans bestaan, kunnen onvermin
derd voortduren en zelfs op natuurlijke, voor ons vrij
wel onbegrijpelijke wijze, verrijkt worden totdat
eenmaal misschien het grootste deel van ons land
weer onder de golven verdwijnt en daar gaan naar
wij met reden hopen nog duizenden jaren mee heen.
Wij zijn er reeds in geslaagd, een groot deel van
ons Nederlandsche landschap te behouden en zullen
voortgaan met ons in te spannen, om nog zooveel
mogelijk van het thans nog bedreigde ook te
beveiligen. En het strekt de Heidemaatschappij
tot eer, dat zij zelve ook daartoe reeds medewerkt.
Het is dan ook volkomen overbodig, dat zij de
boven aangehaalde argumentatie aanvoert als een
soort van verzachting voor het feit dat zij dik
wijls onvermijdelijk landschappen moet aan
tasten, die ons dierbaar zijn en welker verlies ook
uit wetenschappelijk opzicht diep valt te betreuren.
Wij erkennen gaarne de mogelijkheid van het
scheppen van nieuwe schoonheid en beschouwen
de verstandige pogingen daartoe zelfs als een plicht.
Ik verheug mij er altijd over, wanneer de wilde
planten en dieren zich komen vestigen in nieuwe
bosschen. Daar zijn alleraardigste dingen van te
vertellen. Dat de havik is komen nestelen in de
bosschen aan de Rips is een soort van ridderslag
voor de Heidemaatschappij. Maar de nieuwe
schoonheid zou ons nooit kunnen troosten voor
het verlies van het oude. De ontginning van de
hooge venen en natte heiden, de ingrijpende nor
malisatie der beken beteekenen de volstrekte en
onherstelbare uitroeiing van tientallen soorten van.
juist uiterst merkwaardige soorten van planten en
dieren. Deze verarming kunnen wij alleen voor
komen door het behouden van bepaalde land
schappen, veilig gelegen en van voldoende uitge
strektheid. Waar het Staatsboschbeheer groote
gebieden moet ontginnen, worden daarom dikwijls
groote stukken uitgespaard, die met groote zorg
op wetenschappelijk advies hun begrenzing krijgen.
Zoo is thans in Drente een parklandschap in
wording waar bruikbare (bestendige) perceelen
van het Oude komen te liggen in de nieuwe
bebossching. Daar (uitstaat dus wel aanvaardbare
nieuwe schoonheid". Ook de Heidemaatschappij
gaat reeds dien kant uit.
Straks," en dat wel zeer spoedig, zal er dus
een eind komen aan alle geharrewar en misverstand.
Daarvoor is het in de eerste plaats noodig, dat de
biologen zich nog veel duidelijker uitspreken dan
tot nog toe. Maar wanneer de schoonheid van het
landschap dan verzekerd lijkt ten opzichte van
ontginning, blijven nog even ernstige moeilijkheden
bestaan door uitbreiding van stad en dorp, aanleg
van. wegen en kanalen en wat dies meer zij. Ook
daaromtrent kan de Tentoonstelling u voel leeren
eri groot nut stichten.
KUNSTZAAL
VAN LIER
ROKIN 19R =
AMSTERDAM
DOORLOOPEND
TEN TOONGdSTE LD
KUNSTWERKEN VAN
JONGE HOLLANDSCHS
EN BUITENL. MEESTERS