De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 31 maart pagina 17

31 maart 1934 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

Des avonds in Mar f er Z L. Althoff Teekeningen J. F. Docve romeravond in Marseille. Boven de haven een groote, Je maan. De lauwe landwind vermag de zwaar wegende warmte niet te verplaatsen. Oerwoudstem ming in een wereldstad. Rechts de beruchte oude wijk. Krotten, stegen en ? sloppen liggen in duisternis en stilte. Voor een kamer vier kale wanden, een ijzeren ledekant, een gordijn voor de straat hurkt een oude prostituee, het voorhoofd getatoueerd met een blauw kruis. Stilte bij de verdachte bioscoopjes, Chez'Théo", jolis films, 25 francs. Uit een moeras in het oerwoud stijgen gevaarlijke dampen op. Enorme zwammen vegeteeren op half verrotte boomstammen. Vreemde orchideeën, smachtend en klagelijk, hangen' prachtig ten toon tusschen het net van taaie lianen. In broeiende humus, in stilstaande plassen, in de aarde, op de boomstammen tusschen de bladeren gaat voort de strijd om het be staan. Sluipmoord, bont opgetuig de motorsloepen en jachten die de vreemdelingen voor een paar francs het water op varen, waar de warmte hun genomen woi-dt, het zweet op het voorhoofd opdroogt, de ledematen zich ontspannen eii adem haling en hartslag regelmatig zich schikken naar het doffe ploffen van den motor. Groote dikke kerels, in blauwe overalls, op de kletsnat bezweetta zwarte haren het Baskische mutsje, dingen in een vurig en zuidelijk-zwiepend Fransch jargon om de gunst van den vreemdeling. In woedenden wedijver stooten zij den voorbijganger, die kwasi-onver;;c!iillig doet, een bijna vertwijfeld-uitnoodigend .,Ga 't water op, ga 't Vi-ater op, ga 't water op" in de ooren. Deze wervers hebben iets gemeen met de magere harpijeri voor de bordeeleri en verdachte bioscopen in het vieux quartier. Daar schroeven handen zich om de armen van den wandelaar en magere vrouwen in zwarto japonnen met veel glinsterende gitten, fluisteren met/ heeten adem den adspirant bezoeker zinnelijk-verleidelijke beloftes in de graag-!uisterende ooren. Wat deze armzalige harpijen dwingend en rukkend en belovend, bijna met de kracht van het geweld probceren te bereiken, dat trachten de groote kerels in de blauwe overalls met hefc raffinement, hunner stombiügiiigeti te bewerkstelligen. De roodopgezwollen gezichten, met het gutsende /.weet, zoeken naar de expressie van de grootst mogelijke overredingskracht. .,Ga 't water op," schreeuwen zij smeekend en gebiedend, ,.(;a 't water^op" vleien zij met hartstocht, ,,(.Ja ' t water op," sis;;eii '/.ij dreigend en hun gespierde armen slaan zij noodend uit en ij maken diepe buigingen van-dankbaarheid-bij-voorbaat. * * * Onberoerd, en als loopen zij alleen langs de drukke haven van Marseille, wandelen de twee verliefde mcnschcn. Hij in de donkere zeemaiistrui, rechtop, zij tegen hem aangedrukt, klein, elegant, lenig. Links en rechts, voor en achter, menschen, pratende, lachende, zingende, ruziemakende menschen, menschen voor de stelletjes met souvcniers. iSIot nf> pag 18) Terdelgingsoorlog, honger, voortplan ting. Donker Marseille. Als lianen gaan zij tegen elkaar op. Aan den waterkant staan zij. Twee van Marseille. Jong, slank, donker. Zij houden elkander strak omvat en wanneer zij verder gaan, naar het licht van de Cannebière, bewegen hun jonge licha men zich in een samenvloeiend rhythme. Zij gaan onhoor baar, geluidloos, de bloote voeten in zachts viltpantoffeltjes. Tusschen zijn lippen de kort gerookte cigaret, een roode vonk op het donkere gelaat. Zij kijkend schuin omhoog, het gezicht wit, zwart omkranst door het glanzende haar, om den half geopenden mond de sluimerende extase, de matte hartstocht, die bij den eersten prikkel op zal vlammen. Haar oogen hangen aan de zijne, die recht vooruit zien. naar een onbepaalde verte, zooals zccrnansoogen vooruitzien. Zwijgend wandelen zij langs de haven in gelijke wiegeling van heupen en lendenen, wellustig, gespannen: voor elkander. '?' .-3Het is of de Cannebière, de beroemde boulevard van Marseille, als een waterval van licht en wereldsch vertier afdaalt naar de stille, rimpellooze haven in den zwarten zomernacht. De Cannebière is de irroot.- slagader van de stad. Kn berieden aan haar voet, heelcmaal aan den kant van liet water, liggen de tientallen, kakelI J

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl