Historisch Archief 1877-1940
Ho. 2966
De Groene Amsterdammer van 31 Maart 1934
19
Aïcha
Albert Heiman
Eigenlijk zou dit verhaal Het
versluierde leven" moeten heeten,
?want wat verteld wordt, geldt niet
alleen van Aïcha, maar is de geschie
denis van duizenden andere vrouwen,
wier bestaan in de afgezonderdheid
van ontoegankelijke huizen, wier ware
gelaatsuitdrukking achter de batisten
sluier die slechts vaag de gemoeds
aandoeningen vermoeden laat, een
even -groot geheim is voor den nieuws
gierigen toeschouwer. Dat ik slechts
over Aïcha spreek, vindt zijn oorzaak
in het feit dat ik haar langer en rustiger
observeeren kon dan met anderen
het geval was; dat er door een enkel
gebaar, n snel-gewisselde blik, een
onwillekeurig schokschouderen de ver
houding van sympathie, geresigneerd
verlangen en nieuwsgierigheid tus
schen ons ontstond, die de eenige
mogelijkheid schijnt te geven om iets
te begrijpen van het geheim dat zoo
zorgvuldig 'achter witte doeken en
sljjiers verhuld wordt; om iets te
begrijpen van het leven, dat eeuw-in
eeuw-uit door bijna iedere vrouw hier
zonder merkbare variatie geleid wordt,
en dat mij voorkomt in wezen zóó
weinig te verschillen met het leven
van zooveel andere vrouwen op
aarde, in landen waar ze opener,
luidruchtiger, maar zeker niet beter
hun vrouw-zijn uitleven, dat aan.
haar te denken mij dezelfde ont
roering geeft als de herinnering aan
moeder, zuster of geliefde.
Deze ontroering wekt een soort van
helderziendheid; ik geloof niet, dat
ik haar bij welk samenzijn ook,
inniger had kunnen kennen dan thans,
nu ons eenige contact geen andere
omgeving had dan de nogal enge
opeengedrongenheid van een autobus,
die gedurende een halve dag over
nieuwe asfaltwegen en steenachtige
pistes- van de eene wildernis naar de
andere rijdt, van het eene
Marokkaansche stadje dat verloren tusschen
kale heuvels ligt, naar het andere dat
niet meer is dan een ingemuurd,
stuk woestijn met zandklëurige hui
zen, zandkleurige boomen, zand
klëurige menschen.
Toen Aïcha instapte, schoof ze
schuw naar de verste hoek van de
bus, in een vormlooze warreling van
doeken en plooien, met niets
menscheUjks . dan haar schitterende zwarte
oogen. Zelfs haar handen waren onder
de sluiers verborgen, maar toch, haar
muilen klepperden los aan haar
voeten; ze waren van wit geitenleer
met zilverdraad bestikt, en van
«enteren open, zoodat men door de
dunne zijde van haar kousen nog de
? bruine vlek van hennébij haar hiel
kon. zien, en de bloesem-kleine
tatouage op de plaats waar zich haar kuit
begon te welven. Dit was de eenige
indiscretie waartoe zij aanleiding gaf,
en zelfs haar man moet het onver
mijdelijk gevonden hebben, want
hij liet haar rustig, met afgewend ge
laat zelfs, instappen en breeduit
plaats nemen, alvorens naast haar
te gaan zitten, zoo, dat ze gedwongen
was met een behaagziek gebaar weer
-dichter naar hem toe te schuiven.
Zjj sprak op fluistertoon tegen hem,
ofschoon met een hooge meisjesstem.
Maar het was niet te verstaan, en
bovendien, ik ken veel te weinig
.Arabisch om zulk een gesprek tusschen
echtelieden te kunnen volgen. Hij
antwoordde echter luider en op
mannen-aard, met geveinsde onverschillig
heid en een beetje streng; zooals je
doet tegen een kind dat zoet moet
blijven, bij het begin van een moeilijke
reis.
Dan, nadat wij een kwartier ge
reden hadden, liet ze, zonder zich
aan iemand te storen, haar hoofd
tegen zijn schouder rusten en deed
alsof ze sliep. Ook hierin bewees de
man een ietwat afwezige inschikkelijk
heid; hij liet haar begaan zonder
het haar gemakkelijker te maken of
zich verteederd te toonen. Zij echter
lag zoo lief en lenig tegen hem
aangevlijd, dat nu de smalle hoek van
haar schouder en de weeke deuk die
van oksel tot heup doorboog, allengs
tusschen de zich verschikkende plooien
duidelijk werden; ook de eivormige
ronding van haar achterhoofd evenals
de gedrukte curve van haar neus, die
nu door de andere lichtval en het
strakker spannen van de doek die
voor het gezicht gebonden was, tege
lijk met de fijne contour van haar
lippen, als een nog onvervulde belofte
te voorschijn kwam.
Tevens was bij het steunen van
haar eene arm op de knie van den
echtgenoot, de linkerhand halverwege
voor de dag geslopen, terwijl de rech
ter, nog onzichtbaar gebleven, de
sluiers bij elkander hield. Ze had
smalle, puntig toeloopende vinger
toppen, waarvan de nagels slechts
aan het uiterste gedeelte een kleine
halvemaanvoimige henné-vlek ver
toonden. Een enkel zilveren ringetje
met Moorsch filigraanwerk sierde haar
middelvinger; duim en pink lagen
dicht bij elkander, zoodat de hand
leek toegesloten als de knop van een
groote bruine bloem; een bloem ge
maakt om zacht over ledematen en
menschenwangen te streelen, of zich,
zoo onontloken als ze thans op de
witte merinos-doeken lag, om een
zwarthaiig kinderhoofdje te leggen.
Mn arf. Wie weet".... zeggen ze
hier, als een zich de verborgen dingen
te schoon fantaseert.
* *
*
Later, toen deze houding haar
begon te vermoeien, zat ze weer
overeind, trachtte door het glas naar
buiten te kijken, maar draaide zich
telkens verveeld om en zocht met haar
groote dwalende oogen de blikken van
haar man, die liever over de schouder
van de chauffeur heen, naar de steenen
vóór op de weg keek. Wat dacht ze
bij al deze weinig afwisselende heuvels
die wij voorbijreden, altijd dezelfde
dwergpalmen, een paar onverstoor
bare ooievaars, een paar spichtige
ibissen, en verder steenen, steenen,
steenen.. .? Toch was deze reis een
groote gebeurtenis voor haar; vier
honderd kilometer zijn ver, en in de
eindelooze verten van dit leege land
nog verder dan elders. Maar ze was
te rustig om op deze weg een onge
wisse tóekomst tegemoet te gaan,
en te aanhankelijk aan haar man om
onderweg te wezen naar haar geboorte
plaats.
Het scheen haar juist genoeg, zoo
veilig bij hem te zijn, en maar voort
te hobbelen over de pistes en te denken
dat de chauffeur wel weet welke
kant hij uit moet, en haar man wel
weet wat daarna gebeuren moet,
en Allah alles wijselijk beschikt en
de roumi's minder slecht zijn dan
ze lijken.
Deze hier, op de plaats schuin
vóór haar, die haar reeds eenige
malen zoo doordringend heeft opge
nomen, wat zou hij willen? Hij zocht
zeker te raden naar het geheim van
haar lichaam dat alleen de echtvriend
kent, de heer en meester die in de
onbetwiste zekerheid van zijn bezit
een beetje lauw en onverschillig is
geworden, hetgeen haar soms ver
drieten kan, maar wat ze weer snel
vergeet, bij de eerste vriendelijkheid
die hij zich verwaardigt haar te be
wijzen. Waarom zou ze zich in de
pauze tusschen zijn laatste en zijn
eerstvolgende vriendelijkheid echter
niet mogen voorstellen, hoe een waar
lijk jonge, beginnende liefde zou
kunnen zijn met zulk een jongens
achtige vreemdeling die stellig dwaze
dingen zegt en verrassende gewoonten
heeft? Al beweren de oude vrouwen
ook, dat maar weinig vreemdelingen
de vurigheid van een Arabischen
bruidegom weten te evenaren.
Niettemin verwijdden zich haar
pupillen; er moest een glimlach om
haar mond zijn, ze trok de sluier
dichter om haar gezicht om vrijer te
kunnen lachen en zich een weinig
brutaler den vreemdeling te kunnen
voorstellen. Hoe zou hij haar vinden?
O, als hij eens wist hoeveel lieve
streken ze geleerd heeft van de oudere
vrouwen, hoeveel ze er zelf bedacht
heeft, en hoe gaarne zij eenmaal,
nmaal slechts, de avonturen zou
willen beleven waarvan alle sprookjes
vertellen.... over een jongen sultan
of een beerlijken reiziger. Neen, niet
deze vreemdeling was het, een ander.
uit een droom. En niet hem....
Mn arf.. .. wie weet.
Ze ging ostentatief naar buiten
kijken, dat niemand het fonkelen
van haar oogen mocht ontwaren.
Toen ze nog een klein meisje was,
van vijf, zes jaar, wist ze al wat haar
bestemming was. Het leven is zoo
ingelicht, dat de meeste mannen
niet buiten vrouwen kunnen en geen
enkele vrouw buiten een man. Het
meisje groeit dus naar den man toe,
al haar verwachtingen liggen open
naar hem. Ze wist precies wat er ge
beuren moest voordat het wonder
geschieden kon, het
riatuurlijk-tegebeurene, dat toch altijd en voor
iedereen opnieuw een wonder leek.
Maar ze speelde nog; liep op bloote
voeten water te halen aan een der
bronnen van het stadje, in een emmer
die bijna te zwaar voor haar was.
Zoo leerde zij de eerste zwaarten
van het leven tillen en zijn kleine
lasten reeds vroegtijdig kennen. En
verder solde ze met de andere kin
deren, plaagde houden en geiten,
en de kleine jongens waren haars
gelijken. Ze had het haar in twee
strengen onder de kleine hoofddoek
uit hangen, en de rok van achteren
hoog opgebonden, zoodat ze eigenlijk
in haar wijde broek liep, net als een
jongen. Maar ze had reeds henn
vlek j es op de nagels .van haar vingers
n teenen, en een kleine tatouage
tusschen de wenkbrauwen, juist boven
haar neus.
Er kwam een dag dat ze net als
haar broertje achter baar vader op
de ezel wou zitten. Haar moeder
schold haar uit om die dwaasheid.
ze moest erom schreien en wist niet
waaraan ze al die verwijten verdiend
had. Later begreep ze het wel, in de
tijd toen ze geheimzinnig voor zich
uit leerde glimlachen, en voor de
eerste maal een doek voor het gezicht
kreeg, zoodat dit kuisch en versluierd
werd, om haar te onderscheiden van
de vrouwen die voor iedereen zijn".
Zij wist dat ze eenmaal aan n enkele
zou toebehooren; maar wie dat zijn
zou, kon ze nog niet vermoeden. Soms
stelde ze zich voor dat het een der
baardelooze knapen was, die in een
nieuw glanzend kleed uit de moskee
kwam of naar de medersa ging. eri
dan sloeg ze haar wimpers
schaaniachtig omlaag. Ook oudere mannen
gelijk haar vader zagen haar somtijds
oplettend aan en probeerden klaar
blijkelijk het geheim van haar om
hulling te doordringen. Ze begon te
ontdekken dat het gloeien van haar
eigen oogen hen aanzette tot nog
brutaler kijken. En leerde de verholen
glimlach daarom.
Opdat zij blank zou blijven liet
men haar zelden meer uitgaan, en
nooit alleen. Een enkele maal ging
ze met andere vrouwen Vrijdags
naar de moskee; waar ze iiauwlijks
durfde opzien. Ze prevelde wat mee
eri was Allah niet bizonder dankbaar
noch onwelwillend gestemd; had hij
het paradijs ook niet voor vrouwen
gemaakt, hij beloofde ze tenminste
een paradijs op aarde. Voor degenen
wie het was weggelegd. En waarom
voor haar niet? Het was goed zoo;
ze had nog genoeg te doen, en nooit
geleerd wat haast is. Ook lezen on
schrijven had ze niet geleerd, nademaal
er wijze mannen genoeg op de wereld
zijn, die dat kunnen. Maar ze kende
honderd andere kleine bezigheden,
die alleen slagen als ze door zachte
vlugge vrouwenhanden gedaan wor
den. En meer dan eens liet men haar
een jonge moeder bijstaan bij de
geboorte van haar kind. Zij raakte
vertrouwd met het sluimerend ver
mogen van haar eigen lichaam om
nieuw leven voort te brengen, OH
luisterde gretig naar de intieme ge
schiedenissen van liefde en liefkoozing
die de gehuwde vrouwen haar lachend
vertelden.
Iets van liet schelle van hun stem
men was ook reeds bij baar te hooreu,
wanneer ze luid meelachte, maar
meisjesachtig daarbij nog haar hand
voor do oogen hield.
(Slot'op pag. 20)
Abonnementsprijs
DE GROENE
van
per jaar:
Nederland. ...
Indië(Zeepost)
(maü). .
Argentini
Belgi
Duitschland
Egypte
Frankrijk
Griekenland
Oostenrijk
Spanje _
Tsjecho Slowakije ?*
Zuid-Afrika "u
Denemarken 3
Italië|
Noorwegen £
Zweden u
Engeland
Zwitserland
Amerika
Australi
Azi
f io.
13.50
1
f 11.50
f 13.50