Historisch Archief 1877-1940
Vragen des tijds
Henrik Scholte
De eerste de beste - Einde
lijk alleen - Aanpakken, een,
twee, bup - Mannen in bet
wit - Rassen.
F Sinds eenigen tijd kan men niet meer van
Zsittheater" spreken in dien zin, dat een ver
klaarbare afkeer van de ijle regionen der littera
tuur eh vooral een wrevel ten aanzien van het
psychologische milieu (waarvoor de tijd van
den toeschouwer te kostbaar en de techniek der
replieken te scherp en te snel geworden is) auteur
en acteur dreven in de armen der journalistiek,
?onder het vaan der actualiteit en naar een tekst
in oppervlakkige, doch goed-zittende headlines.
Maar Z3ittheater" is in ruimeren zin geworden
elke poging tot vernieuwing van het verloren
gegane contact tusschen den man op het tooneel,
die u iets wil doen gelooven en den man in de
zaal, die niet meer gelooft. Nadat het
expressioTiisme, dat als de laatste strooming" in het
tooneel beschouwd kan worden in dien zin, dat
tusschen speler en toeschouwer een tijd lang
.gemeenzaam naar iets gestreefd werd, uit-ebde
?en reeds lang tot formalistisch foefje en tenslotte
revue-truc verstarde, zijn de laatste banden
jn h^t tooneel en zijn publiek zoo radicaal
verscheurd,^dat^de actualiteit" van het reper
toire gerekend wordt naar die incidenteele pogin
gen, die soms met den moed der wanhoop con
trasten trachten te overbruggen en op eigen
gelegenheid een contact trachten te herstellen,
waarvan het leven van het theater afhangt.
.?Zïittheater" is thans elk manhaftig experiment,
'dat met voorbijgaan van alle oude zekerheden,
het roer omgooit en zich tracht in te stellen op
een fundamenteel nieuwe en bitter weinig zekere
verhouding van acteur en publiek.
De Amsterdamsche Tooneelvereeniging, waar
aan men ondanks een vaak minder gelukkige,
of laat ons zachter zeggen: minder dankbare
keuze der stukken den lof niet onthouden kan,
telkens weer deze nieuwe perspectieven op te
zoeken, heeft het thans geprobeerd met een dier
tooneel-allegorieën, die van de bestaande verwijde
ring tusschen acteur en toeschouwer uitgaan en
door middel van een betoog en van een stuk-in
een-stuk een praemisse trachten te scheppen,
waarvoor dan eigenlijk een later volgend
tooneelstufc eerst de conclusie zou zijn. M. a. w. het plaatst
het publiek op de schoolbanken en wil aanschouwe
lijk onderwijs geven, min of meer met lantaarn
plaatjes. Het leven zegt Monckton Hoffe,
de schrijver van Many Waters", alias De
Eerste de Beste" is zelfs en juist in doodgewone
menschen, die naar den schouwburg of naar de
bioscoop gaan om den sleur van dat leven met
een klatergouden wenschdroom van ver-afliggende
illusies te dooden, zóó dramatisch geweest, dat
.4k-,-u kan aantoonen, dat gij liegt wanneer g'j
zegt dat er niets in uw leven was, dat niet tot
onderwerp van een tooneelstuk zou kunnen
dienen. En inderdaad: de eerste lantaarnplaatjes,
die hij toont, hebben ten volle die onzegbare,
teere bekoring vau geïroniseerde alledaagschheid,
die ook de gewoonste dingen aanraakt en bizonder
maakt. Een vrijerijtje, een trouWpartijtje....
Doch dan gooit Monckton Hoffe zijn eigen glazen,
c. q. zijn eigen lantaarnplaatjes in en in plaats
van een speelsche kaleidoscoop, waardoor wij ons
meenen met de trivialiteit van het gewone leven
te kunnen verzoenen, verschijnt een zware oude
boeman ten tooneele: drie bedrijven melodrama
tische opeenhoping en de planken kraken van de
misère, die erop gespeeld wordt. Zoo -kan het
leven zijn, ongetwijfeld, en de naturalisten hebben
vijftig jaar lang al hun best gedaan om dat te
betoogen. Maar dat betoog wilde Monckton Hoffe
oorspronkelijk niet houden. Immers beter bewijs,
waarom de menschen gelijk de oude menschen
in het stuk, wier leven retrospectief wordt afge
draaid met reden vrijkaartjes vragen voor
revue en operette, had hij dan niet kunnen leveren.
Eerlijk gezegd, het schijnt dan ook, dat er met het
stuk in de Nederlandsche*vertooning iets gebeurd
is en dat in den oorspronkelijken tekst de
tooneelschrijver, die thans met een lange en half-zachte
tirade over het" leven eindigt, niet maar zoo
voetstoots gelijk krijgt.
De vertooning had echter te over, wat het
etuk te kort kwam. Onder van Dalsum's regie
werd andermaal een dier ronduit brillante proef
stukken van breed en zuiver tooneel geleverd,
waarmee wij dit jaar door de Amsterdamsche
Tooneelvereeniging, die haar kracht zoekt in
eenzijdigheid, verwend zijn. Cruys Voorborgh,
die helaas het tooneel gaat verlaten, scheen nog
eenmaal in volle glorie te willen bewijzen tot welk
een superbe virtuositeit z^'n krachtig naar voren
geschoten talent in staat is. Zijn oude en ook zijn
oud-wordende man behoort tot het beste
karakterspel, dat men de laatste jaren op onze planken
zag en zijn jonge tafereelen hadden samen met
Charlotte Kohier, die vooral bier het innigste en
teerste van haar rol gaf, een zoo zuivere charme,
dat men er de later volgende zwarigheden, hoezeer
ook voortreffelijk geregisseerd en door menige
figuur even voortreffelijk gespeeld, dubbel om
berouwde.
Voor het Centraal Tooneel was de gelukkige
vondst weggelegd van een stuk, dat op merk
waardige wijze de elementen vereenigde van een
waarlijk gloednieuw en boeiend repertoire. Van de
jongste Amerikaansche film heeft dit stuk, Men
in White" van Sidney Kingsley, het zuinige, maar
welbewuste gebruik van woord en sentiment ge
leerd. Het omzeilt de trieste uiteenrafeling van
het oude pièce a these en laat het achterland"'
der figuren onbesproken, doch tegelijk zóó klaar
als op den bodem van diep, helder water, dat geen
facet aan een
karakter
ontbreekt en
onnoemelijk
veel gebeu
ren kan en
doorleefd
wordt, alvo
rens met een
slottirade,
die in zich
zelf te kort
en kernach
tig gehouden
is om in den
ouden
moraaltoon te
verval' en,
dit heftige en
snelle drama
uit de
mediDe eerste de beste"
Het bruidspaar:
Cr uys Voorberg h en Charlotte Kohier
Rechts: bode Sternheim :^
sche wereld ten einde is gespeeld. Het drama zelf
doet daarbij minder ter zake, het komt logisch voort
uit een ten volle geslaagde synthese van dat eene
witte en tragische huis, waarvan negen schijnbaar
toevallige tafereelen het symbool op den achter
grond vormen: het hospitaal. En als symbool
van dat hospitaal de harde en niettemin innige en
groote figuur van den leider, die alles opoffert aan
dat eene doel, ? zonder pathos te helpen waar
overal zijn hulp wordt gevraagd. De conflicten
van dit moeilijke ambt" met die van het persoon
lijk leven vormen den inzet van het drama, dat
een drama van vele levens geworden is. Toeschou
wers, die bij voorkeur geestelijk herkauwen, zullen
wellicht door de vaart van het stuk verrast zijn en
de breede en m.i. vrijwel feilloos gedane greep ook
tevens vlak en bioscoopachtig noemen. Ik heb
echter zelden een stuk gezien, waarin n detail,
n repliek kervender oen figuur afzondert en tot
drager van een idee, een ideaal, of een complete
tragedie maakt. En de voorstelling onder Laseur's
regie en gespeeld door een groep intelligente
tooneelspelers is voor mij in haar beheerschten rijkdom
en gespannen harmonie een evenement van een
per slot van rekening dan toch zeker niet onbelang
rijk seizoen geworden.
In mise-en-sc''ne <>n regie leefde dit ziekenhuis,
als ging ons oog gelijk een camera door vele ver
trekken tegelijk en toch woog juist de intense
spanning en het raffinement van den dialoog tegen
de gedachte aan een ten. tooneele gebrachte film op.
Joari liemmelts speelde als de jonge dokter een
scherpe, ontroerende en in al zijn eenvoud groote
rol, een waarlijke hoofdrol, al scheen die van
Tourniaire als de oude dokter mij meer als zoodanig
bedoeld, doch onder Tourniaire's handen bleef zijn
Dr. Hochberg wat mat en al te uitsluitend'op rou
tine gespeeld. Ook hier overigens, evenals bij de
Amsterdamsche Tooneelvereeniging, een bezetting
van den. eersten rang, inet ('or Herrnus, Bie
Gilhuys, Mary
Uresselhuys en Cees Laseur
als uitblinkers.
Slot op pag. 15
Mannen in het Wit".
Mary Dresselhuys, Cees Laseur,
Joan Remmelts.
De patiënte: Kestie Röhmer