De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 7 april pagina 16

7 april 1934 – pagina 16

Dit is een ingescande tekst.

16De Groene Amsterdammer van 7 April 1934 No. 2966 Wetenschappelijke Varia Veiligheidsglas Concertgebouw Dr. P. van Olst ft M. I\ Idealen 'In onze jeugd grijpen we het hoogst. De idealen zijn zoo ruim mogelijk'gesteld. Men zou zich alleen tevreden stellen met het vinden van een natuurwet, die zoowel zonnestelsels als microben beheerscht. Met het klimmen der jaren echter worden de eisenen bescheidener tot men op zijn tachtigste jaar als ideaal heeft een middel te vinden zijn tabak niet te droog en niet te nat te houden. En zelfs dit ideaal bereikt men niet. Een dergelijke beperking der idealen is ook in de glas-industrie te vinden. Eerst zocht men onbreekbaar glas. Ten slotte echter is men heel tevreden met het zoeken naar een veiligheidsglas, dat weliswaar breken kan maar niet versplintert. Daar zou men al heel tevreden mee kunnen zijn. Onbreekbaarheid van glas is a priori on mogelijk te verkrijgen. Immers een der algemeene natuurkundige eigenschappen van alle lichamen is hun deelbaarheid. Dit beteekent dat alles wat men maar als voorbeeld wil nemen, ten slotte door een of ander middel wel in stukken te verdeelen is, door druk, door trekking, door buigen, door slaan. Men zou dan ook alleen kunnen probeeren.glas niet bepaald onbreekbaar, maar minder breekbaar te maken, daar inderdaad glas wel tot de zeer breekbare stoffen behoort. Tegenover druk is glas beter bestand dan men wel denken zou; de getallen zijn voor verschillende glassoorten uiteenloopend, maar er zijn toch glassoorten die straffe loos een druk kunnen ondergaan van 60 tot 126 kilogram per vierk. mm, terwijl voor ijzer deze getallen slechts 20 tot 90 kg bedragen ! Anders staat het met het weerstaan van irefckrachten. De geschiktste glassoorten weerstaan hoogstens een trekkracht van 3 tot 9 kg per vierk. mm, maar ijzer houdt 9 tot 50, staal 50 tot 160 kg uit. Toch zijn er metalen (b.v. tin), die bij geringer trekkrachten 't afleggen dan glas 't doet. De breek baarheid van glas hangt met dezen druk- en trekweerstand niet uitsluitend samen; anders zou immers een tinnen beker 't eerder opgeven dan een drinkglas, en dat leert ? ons de ervaring wel anders. De zaak ziet er.echter anders uit als men de veerkracht van glas onderzoekt, speciaal wat er gebeurt als men krachten gebruikt die de veer kracht overwinnen. Als men aan een metaaldraad trekt, dan bemerkt men eerst dat bij het ge bruiken van niet te groote kracht de draad eerst uitrekt en dan, aan zijn lot overgelaten na het opheffen der kracht, weer inkrimpt evenals rubber zou vertoonen. Gebruikt men voortdurend ' grooter kracht dan wordt eindelijk de grens van veerkracht van den metaaldraad overschreden en hij blijft langer na het wegnemen der kracht. Steeds toenemende krachten doen de draad steeds verder rekken tot hij eindelijk breekt. Dit rekken is te beschouwen als een verschuiven der metaaldeeltjes langs elkaar in de rek-richting, dus een soort vloeien" der deeltjes. Op dit gebied nu gedraagt zich glas geheel anders. Als men aan een glasdraad trekt, ziet men bij opheffing der kracht wel dezelfde inkrimping als bij de metaaldraad. En bij te groote kracht krijgt men het breken der glasdraad. Maar tusschen deze twee toestanden ontbreekt het rekken", het vloeien" der glasdeeltjes langs elkaar. Zoodra de grens van veerkracht over schreden wordt, volgt n.l. dadelijk het breken der draad. Dergelijke stoffen, die zich als glas ge dragen, noemt men broos. En daarmee hangt de groote breekbaarheid samen. Hetzelfde bemerkt men bij het smeden. Bij metalen wijken de deeltjes uit voor den krachtigen slag als deze niette krachtig is en een breuk veroorzaakt. Bij glas echter ont breekt dit uitwijkvermogen. Aan den slag wordt weerstand geboden vóór zoover de veerkracht het nog uit kan houden; bij een harder slag echter geeft de veerkracht het op, en het glas breekt zonder dat de glasdeeltjes gaan uitwijken. En deze veerkrachtgrens ligt bij glas laag, zoodat zij spoedig te overschrijden is en glas dus zeer breekbaar is. Alleen bij verhitting tot roodgloeienden toestand is glas door druk te vervormen, dus eigenlijk ook te smeden. Maar zoodra de temperatuur iets lager wordt is de broosheid dadelijk teruggekeerd en smeden zou scheuren geven. En als men iets te veel verhit wordt glas vloeibaar. Een verschil van een tiental graden geeft dan reeds groote ver anderingen in de physische eigenschappen van glas. Onbreekbaar, zelfs smeedbaar glas blijft dus een illusie. Wanneer' men echter tevreden is met een be scheidener ideaal, n.l. met veiligheidsglas, nietsplinterend glas, dan kan men dit ideaal al aardig dicht benaderen. Eenige gegevens hierover vond ik in die Naturwissenschaften". Niet alleen de gevaren van glassplinters bij auto-ongelukken, maar ook de wenschelijkheid om niet-splinterend glas te kunnen gebruiken voor vliegmachines, veiligheidsbrillen, voor ruiten in kinderkamers, in zenuwinrichtingen e.d. maken dat men intens in deze richting gezocht heeft. Na de eerste uitvinding van Benedictus in 1911 zijn reeds honderde nieuwe vindingen op dit gebied gedaan en de wereldproductie die in 1925 nog geen 5000 vierk. m bedroeg, liep in 1930 op tot 200.000 vierk. m en in later jaren werden deze getallen steeds grooter. Het grondidee van de vervaardiging van nietsplinterend glas is eigenlijk niet een verandering der eigenschappen van het glas zelf maar een wijziging door middel van een andere stof. Men brengt namelijk tusschen twee glasplaten een geschikte, doorzichtige laag van een andere stof aan, waarna de drie lagen door druk, Als tusschenlaag gebruikt men meestal celluloid; dit kan echter niet aan de glasplaten hechten, als men niet eerst het glas met een vliesje gelatine overtrekt (zooals bij een fotografische plaat). Maar gelatine is zeer hygroskopisch, d.w.z. het neemt gretig water op, ook waterdamp uit de lucht en zoodoende treden, eerst aan de randen van het veiligheidsglas, ondoorzichtige vlekken op, die zich steeds verder uitbreiden. Bovendien ontstaan bij krachtig zonlicht blaasjes, die het gevolg zijn van de ontleding der achtergebleven alcohol, die diende om de gelatine op het glas te brengen. Eindelijk heeft celluloid het bezwaar dat het door de ultra-violette bestanddeelen van het licht op den duur bruin wordt. Iets duurder is het veilig heidsglas dat als tusschenlaag acetyl-cellulose gebruikt, waarbij het hechten dezer laag aan de glasplaten echter bijzondere moeilijkheden mee brengt. Eindelijk kan men ook verschillende kunst matige hartsen op glasplaten aanbrengen en persen. Dit veiligheidsglas verkleurt niet en wordt niet ondoorzichtig. Maar het heeft het bezwaar van nogal gemakkelijk te breken, al treden daarbij weliswaar geen splinters op. Typisch is dat als men eenige glasplaten verbindt met behulp van verscheidene tusschenlagen men een veiligheidsglas krijgt, dat schotvrij is. Drie glasplaten met twee tusschenlagen, tot een ge zamenlijke dikte van 14 mm is op een afstand van n meter niet te doorboren met kogels uit een Browning van (i.35 m.m. kaliber; drie of vier glasplaten, verbonden tot een laag van 20 a 22 mm dikte bieden weerstand aan legerpistolen van 9 mm kaliber ! Misschien beleven we wel onvernielbare oorlogsschepen uit veiligheidsglas. Donderdagavond besloot het Concertgebouw met het laatste abonnementsconcert een seizoen, dat door het onverwachte wegblijven van Willem Meiigelberg wegens ziekte, een catastrophaal ver loop dreigde te hebben, minder van den muzikale, r; dan van den finantieeleu kant. liet Bestuur heeft reeds een S.O.S.-sein de wereld ingezonden, r».geeringsbemoeiing staat voor de deur en daarmede is ook een pennestrijd in de kranten ontketend voor de beste wijze van reorganisatie. De een beschuldigt de artistieke leiding, de ander liet bestuur, in ieder geval zoekt men ergens het euvel, dat ten slotto in hoofdzaak een euvel van het dirigentschap zal blijken. Het bestuur schijnt het thans te willen zoeken in een hoog houden van de« traditie, de traditie van Mengelberg, in casvt de Duitsche dirigcntenschool. Monteux, de Franschc dirigent, die gedurende vele jaren het halve seizoen dirigeerde en. die nog geregeld invallerwas want de zwevende toestand, ontstaan door herhaalde ongesteldheden van Mengelberg, dateert. niet van gisteren, het geschiedde in de jaren, dat Mengelberg het halve seizoen buitenslands diri geerde, al vaak, dat hij hier feitelijk niet aan de, dirigentenlessenaar verscheen is weggegaan (het is een publiek geheim, dat zulks eveneensverband zal houden met den wensch van het bestuur een Duitscher, in casu Bruno Walter-, hior te krijgen) en men heeft dit in het belang van de veelzijdigheid van ons muziekleven terecht betreurt. Maar het wordt duidelijk, dat een var! beiden moet geschieden: of Mengelberg moet hier in zijn volle kracht weer werkzaam kunnen wezen of hij moet geheel vervangen worden, met alles wat daaraan annex is; de toestand van de zaken op hoop van zegen hun beloop te laten, d.w.z. als een tijdelijken toestand te beschouwen, waarin als intermezzo door gastdirigenten wordt voor zien, moet beëindigd worden in het belang van de. instelling zelf. Op doze kwestie komen wij te gelegener tijd terug. Intusschen hebben hier een aantal dirigenten gedirigeerd, die alle meer of minder belangrijk waren: Clemens Krauss, Walter, Busch, Coopc-i, Parenti, Schuricht, de Hollanders van Raalte en van Goudoever en deze bonte reeks is thans be sloten met den Duitschen dirigent Eiich Kleiber, dien wij reeds van eenige concerten en zijn optreden bij de Wagner-vereeniging kennen. Een dirigent, die toen reeds een voortreffelijkcn indruk maakte. Erich Kleiber dirigeerde Donderdagavond »-, i: Beethoven-programma. Minder dan zijn Wagner-vertolking ko.i zrjr,voordracht van Beethoven ons boeien. Kleibe voelt zich blijkbaar meer thuis iri het roman tische pathos van Wagner, onder zijn poging on: aan het klassieke een zekere strengheid te geven wordt Beethoven wat traag-, wat te uitgemeten". men miste de spanning, die Kleiber in Wagner weet te leggen, het bewogene, dat op hoogte punten aan stuwt die hij daar ook bereikt. Eeu enkele maal, zooals in de momenten van stille treurnis in de marche funèbre van de Eroïra. treft, een diepere toon, meestal blijft men zonde; bijzondere geboeidheid zijn Beethoven-voordracht volgen. Solist op dit concert was de vermaarde violit-i Jascha Heifetz en mede om hem was het publiek in groote getale opgekomen, dat men weer van een ouderwetsche volle zaal kon spreken. Heifetz droeg het vioolconcert van Beethoven voor en zijn voordracht was zeker opvallend er: ongewoon. D.ich ik moet bekennen, dat, hoe ge boeid men ook naar zijn vioolspol luisteren moest, zijn voordracht mij niet in het voordeel van hel werk zelf leek. Beethoven verdraagt zulk een elastischen viooltoon niet. dit te gevoelig geK-hakeerde van den melodische lijn. deze al te veifijnden klank, waarom IFeif >tz een meester-violist is t'J noemen, doch die nu van een vaak te zwellende zangerigheid werd. Mede schaadde het inla.sschen van cadensen van eigen vinding, die biimci. liet kader van Beethoven, haast (Uitstellend sniaki loos aandeden. Hoewel m >n den violist Hellet y bewonderde, de kunstenaar, die ons Boothoven moest bi-engen, heeft teleurgesteld. C. N. W.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl