De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 7 april pagina 17

7 april 1934 – pagina 17

Dit is een ingescande tekst.

?H. GRIE OP G. Strelisker Wie van ons ouderen heeft niet eens bij het zien van een in de stilte onder pijnboomen en cypressen droomend, klooster de plotselinge wensch gevoeld: Weg uit het drukke gewoel van deze wereld, weg Bit den chaos van het tegenwoordige bestaan en binnen deze muren, waarop de branding terugstuit, die bescherming en rust bieden, maar waartegenover men van veel afstand moet doen? Mogen wij niet aannemen, dat in duizenden en nog eens duizenden zulke wenschen ontkiemen en zich harden tot een besluit? Koesteren wij dan niet allemaal het ver langen naar het land van zwijgen en inkeer, zijn wij niet allen vermoeid van de eeuwige onrust, wil dan niet iedereen, die eerlijk gestreden heeft en daarom aan den rand geworpen, in de schaduw gestooten werd, de rest van zijn leven in afge zonderde bespiegeling doorbrengen? Maar het is wonderlijk de trek van hen, die de wereld ont vluchten, van hen, die werkelijk berusten,. is on danks alles niet grooter, eerder kleiner geworden. De tegenwoordige generatie, die groot is in de taak, die haar opgelegd wordt, murw na de vele teleur stellingen die zij moest doormaken, is te zwak en kleinmoedig, om geheel van alles afstand te doen, tot zelfs van de hoop. Wie zich aan het klooster wijdt, moet alle aardsche verwachtingen in den steek laten. Verwachtingen echter dat zijn heden ten dage de eenige, werkelijke, sterke drijfkrachten, die ons bestaan levenswaardig doen lijken, hoop, dat is het laatste kapitaal, waarop we teren, waar door we ons altijd weer gelukkig laten maken, laten bedriegen en beetnemen. De loterij-directeuren, de astrologen, de wonderdokters, de met succes be kroonde schrijvers en niet het laatst de politici wat doen zij anders dan onze lamgeslagen hoop opzweepen? ledere enkeling wordt net als de groote massa bedwelmd door het wonderlijke narcoticum der hope en er tegelijk door ge lectriseerd. En ook is het geen wonder, dat thans meer dan ooit de menschen, als ze op reis gaan, met geheim zinnige macht Worden aangetrokken door de stilte van de kloosters. Zij schrijden over de steenen tegels van de kruis- en wandelgangen en laten de holle echo van hun schreden als een waarschuwende roep in hun ooren weerklinken, ze ademen licht en genietend de vaak wat duffe lucht in van de afzon dering en spelen met de gedachte, hoe mooi het zou zijn, hier te vertoeven, morgen en overmorgen en tot aan het einde toe. Maar het is en blijft toch altijd slechts een spelen, een spel met wenschen, een koket lonken met het verlangen, dat niet langer duurt dan gewoonlijk de vluchtige bekoring van ,iet8 nieuws. Er is grootheid voor noodig om te veroveren en grootheid noodig om van iets afstand te doen. De menschen van tegenwoordig willen niet veroveren, alleen beleven en niets dan beleven en daarom ook geen afstand doen. Wij zijn in den grond genomen een klein geslacht en alleen het bewustzijn van onze zwakte stelt ons in staat den wenschdroom te bezitten van het heroïsche gebaar, waarmee men heden ten dage zoo gaarne pronkt. Kloosters zijn echter niet alleen toevluchtsoorden voor levensmoede gezellen, niet alleen huizen van stille contemplatie, zooals velen denken, zij zijn ook de geboorteplaatsen van groote ideeën, ver zamelpunten van geestelijke krachten, die later geweldige bewegingen ontketenen. Wie van de vele toeristen b.v., die in de laatste jaren in Grieksche kloosters te gast waren en ecu zwakke herinnering bewaren aan romantiek, vuil heid, hartelijke gastvrijheid en eenzaamheid, weet nog, dat van deze kloosters uit in 1821 de Grieksche vrijheidsstrijd aanving? Toentertijd, onder de ruwe heerschappij der Turken, kwam de intelli gentie van de Hellenistische nakomelingen hier tesamen, werden in de kleine monnikscellen daar hoog in het gebergte de plannen gesmeed ter bevrijding van het onderdrukte volk, diende men geestelijk ideeën. Heden zijn ongetwijfeld de Kalogeroi, van een ander slag en niet altijd priesters, noch van den geest, noch van de ziel, en niet altijd zoo verinnerlijkt en op de hoogte als vrome kloos terbroeders eigenlijk behoorden te zijn. De boeren, die ook niet van de vlijtigsten zijn, noemen hen verachtelijke luiaards en dieven. En zeggen verder nog allerlei dingen van hen die niet direct vleiend zijn. Daarbij komt nu, dat de staat de inkomsten van de kloosters, die vroeger zeer belangrijk waren, sterk ingekort heeft. Ook het privilege tot vrij stelling van militaire dienst geldt thans niet meer. De impulsies van vernieuwing van het volk gaan van andere bronnen uit. Aldus werd het aantal steeds geringer van hen, die uit een diepen, innerlijken drang de vlucht namen uit de groote wereld in de eenzaamheid van deze eigenaardige bergkloosters. Slechts hee) zelden leeft in deze gemeenschapseerizaainheid een mensch, die nog een artistiek gevoel bezit voor de stellig niet onbelang rijke traditie van deze oorden. Daardoor vervallen langzamerhand de bouw werken, daarom brokkelt hier en daar stuk voor stuk een door haar priniitiefheid merkwaardige cultuur af, daardoor openen zich echter ook zoo gemakkelijk voor de nieuwsgierige vreemdelingen de poorten van een wereld, die vroeger rijk was aan geheimen, daarom zijn de zeker niet oninte ressante hermitages op den heiligen berg Athos thans de voornaamste aantrekkingspunten ge worden van het Grieksohe toerisme. In de orthodoxe monriikenrepubliek van den berg Athos strekt zich de ban tegen de vleeschelijke lust zelfs uit tot het legioen der katers, die hun verlangens vruchteloos bij maanlicht op de daken uitschreeuwen, omdat geen kat zich wijd en zijd mag vertoonen. Hetzelfde geldt voor de merk waardige, schier in de lucht hangende Meteorakloosters, die ook heden nog geen nadering dulden van eenig vrouwelijk wezen. Anders weer, zooals het zwaluwnestachtige klooster Megasspelaion bij Zachloru aan den rand van de Erasinos-kloof hebben, om het vreemdelingenverkeer te dienen en misschien ook ter afwisseling, verdraagzamere opvattingen. De plezierreizigers, die er met de Baedeker gewapend of door een Atheenschen gids begeleid opklimmen, beter nog zich erop laten sleepen door indolente lastdieren, blijven meestal slechts enkele uren tusschen deze muren, die eenmaal het middel punt waren van geestelijk leven, zij werpen een vluchtigen blik in de niet een heiligenbeeld getooide cellen en verheugen zich over de ceremonieele gastvrijheid, die hun ten deel valt. Zij zijn steeds weer verbaasd over den blauwen hemel van Hellas en over de nog altijd kleurrijke mozaïekfigureri van den bodem, maar zij voelen niet. dat zij. door hun aanwezigheid, hun kijken en bekijken, lam rondwandelen, den zin en het doel van deze plaatsen verstoren. Want dat is het wonderlijk roerende hier, dat achter het sombere zwart van de Christelijke kloosterbroeders de vroolijk gekleurde, gele, witte en blauwe muren van de gebouwen lachen en daarboven de stralende glans van de zon, dat op de een of andere manier om je heen de vroolijkheid van de Olympische goden klinkt, dat zelfs een ademtocht van Allah, den god der Turken, nog in den zang, die deze atmosfeer vult, natrilt. Turksch zijn ook de heerlijke zoetigheden, die men den gasten aanbiedt, perzikenlatko en rozenglyky, dingen, zonder welke een ontvangst in de Balkankloven ondenkbaar is. Ook de naam Megasspelaion beteekent nicis anders als Groote Kloof". Men krijgt een voorge voel van den heiligen angst, wanneer rnen van Diakophto uit met den op zeer smal spoor loopen den, liliputtertandradbaan een uur lang over uiterst gevaarlijke bruggen en door huivering wekkende tunnels naar Zachloru naar boven bent gehobbeld, terwijl een wild schuimende beek dan links dan rechts begeleidend bruist. Aan den voet van het eigenaardige kloostcrdorp want er staan tegen de rotsen aan zeven of acht huizen muur aan muur op een gemeensc happelijken ongeveer 25 meter hoógen betegelden onder bouw spreidt zich een fleurige krans uit van kleine tuintjes met bloemen, groenten en geneeskrachtige kruiden van allerlei soort, zorg zaam bewaakt door een monnik. Dit beeld van bloeienden grond brengt elke pas aangekomene in verrukking. De kloosterkerk mist ongetwijfeld den represen tatiever, plechtigen glans van haar kathclieke zusters. Zij is klein en donker, een sombere ver zamelplaats. In plaats daarvan vertoonen de muren van het voorste gedeelte, waarheen e:jn lange gang voert, voorstellingen uit het leven van Josef, dien zijn broeders verkochten, en natuurlijk ontbreekt de huichelende vrouw van Potiphar niet, van wier bekoorlijkheden de schepper van dit werk eigenaardige voorstellingen moet hebben gehad. Volgens een oude legende vond in de vierde eeuw een vrome herderin Euphrosyne niet ver van de plaats, waar het klooster staat dat een duizend jaar later werd gesticht in een grot in de rotsen het wassen beeld van de Moeder Gods. De evangelist Lukas moet het eigenhandig ge schilderd hebben. Xu rust het wonderdoende Madonnabeeld veilig bewaard en vurig vereerd in een kostbare zilveren kist in de kerk. In de grot echter, waar Euphrosyne de wonderbare ver schijning beleefd*;, bruist een heldere bron. Men roemt haar radioactieve werking. . . . Huis DUIN EN DAAL" - Bloemendaal RUSTIGE LIGGING BIJ DE BOLLENVELDEN MODERN COMFORT Speciale arrangementen voor langer verblijf

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl