Historisch Archief 1877-1940
?H.
GRIE
OP
G. Strelisker
Wie van ons ouderen heeft niet eens bij het zien
van een in de stilte onder pijnboomen en cypressen
droomend, klooster de plotselinge wensch gevoeld:
Weg uit het drukke gewoel van deze wereld, weg
Bit den chaos van het tegenwoordige bestaan en
binnen deze muren, waarop de branding terugstuit,
die bescherming en rust bieden, maar waartegenover
men van veel afstand moet doen? Mogen wij niet
aannemen, dat in duizenden en nog eens duizenden
zulke wenschen ontkiemen en zich harden tot een
besluit? Koesteren wij dan niet allemaal het ver
langen naar het land van zwijgen en inkeer, zijn
wij niet allen vermoeid van de eeuwige onrust, wil
dan niet iedereen, die eerlijk gestreden heeft en
daarom aan den rand geworpen, in de schaduw
gestooten werd, de rest van zijn leven in afge
zonderde bespiegeling doorbrengen? Maar het is
wonderlijk de trek van hen, die de wereld ont
vluchten, van hen, die werkelijk berusten,. is on
danks alles niet grooter, eerder kleiner geworden.
De tegenwoordige generatie, die groot is in de taak,
die haar opgelegd wordt, murw na de vele teleur
stellingen die zij moest doormaken, is te zwak en
kleinmoedig, om geheel van alles afstand te doen,
tot zelfs van de hoop. Wie zich aan het klooster
wijdt, moet alle aardsche verwachtingen in den
steek laten. Verwachtingen echter dat zijn heden
ten dage de eenige, werkelijke, sterke drijfkrachten,
die ons bestaan levenswaardig doen lijken, hoop,
dat is het laatste kapitaal, waarop we teren, waar
door we ons altijd weer gelukkig laten maken, laten
bedriegen en beetnemen. De loterij-directeuren, de
astrologen, de wonderdokters, de met succes be
kroonde schrijvers en niet het laatst de politici
wat doen zij anders dan onze lamgeslagen hoop
opzweepen? ledere enkeling wordt net als de
groote massa bedwelmd door het wonderlijke
narcoticum der hope en er tegelijk door ge
lectriseerd.
En ook is het geen wonder, dat thans meer dan
ooit de menschen, als ze op reis gaan, met geheim
zinnige macht Worden aangetrokken door de stilte
van de kloosters. Zij schrijden over de steenen
tegels van de kruis- en wandelgangen en laten de
holle echo van hun schreden als een waarschuwende
roep in hun ooren weerklinken, ze ademen licht en
genietend de vaak wat duffe lucht in van de afzon
dering en spelen met de gedachte, hoe mooi het
zou zijn, hier te vertoeven, morgen en overmorgen
en tot aan het einde toe. Maar het is en blijft toch
altijd slechts een spelen, een spel met wenschen,
een koket lonken met het verlangen, dat niet langer
duurt dan gewoonlijk de vluchtige bekoring van
,iet8 nieuws. Er is grootheid voor noodig om te
veroveren en grootheid noodig om van iets afstand
te doen. De menschen van tegenwoordig willen niet
veroveren, alleen beleven en niets dan beleven en
daarom ook geen afstand doen. Wij zijn in den
grond genomen een klein geslacht en alleen het
bewustzijn van onze zwakte stelt ons in staat den
wenschdroom te bezitten van het heroïsche gebaar,
waarmee men heden ten dage zoo gaarne pronkt.
Kloosters zijn echter niet alleen toevluchtsoorden
voor levensmoede gezellen, niet alleen huizen van
stille contemplatie, zooals velen denken, zij zijn
ook de geboorteplaatsen van groote ideeën, ver
zamelpunten van geestelijke krachten, die later
geweldige bewegingen ontketenen.
Wie van de vele toeristen b.v., die in de laatste
jaren in Grieksche kloosters te gast waren en ecu
zwakke herinnering bewaren aan romantiek, vuil
heid, hartelijke gastvrijheid en eenzaamheid, weet
nog, dat van deze kloosters uit in 1821 de Grieksche
vrijheidsstrijd aanving? Toentertijd, onder de
ruwe heerschappij der Turken, kwam de intelli
gentie van de Hellenistische nakomelingen hier
tesamen, werden in de kleine monnikscellen daar
hoog in het gebergte de plannen gesmeed ter
bevrijding van het onderdrukte volk, diende men
geestelijk ideeën. Heden zijn ongetwijfeld de
Kalogeroi, van een ander slag en niet altijd priesters,
noch van den geest, noch van de ziel, en niet altijd
zoo verinnerlijkt en op de hoogte als vrome kloos
terbroeders eigenlijk behoorden te zijn. De boeren,
die ook niet van de vlijtigsten zijn, noemen hen
verachtelijke luiaards en dieven. En zeggen verder
nog allerlei dingen van hen die niet direct vleiend
zijn. Daarbij komt nu, dat de staat de inkomsten
van de kloosters, die vroeger zeer belangrijk waren,
sterk ingekort heeft. Ook het privilege tot vrij
stelling van militaire dienst geldt thans niet meer.
De impulsies van vernieuwing van het volk gaan
van andere bronnen uit. Aldus werd het aantal
steeds geringer van hen, die uit een diepen,
innerlijken drang de vlucht namen uit de groote wereld
in de eenzaamheid van deze eigenaardige
bergkloosters. Slechts hee) zelden leeft in deze
gemeenschapseerizaainheid een mensch, die nog een
artistiek gevoel bezit voor de stellig niet onbelang
rijke traditie van deze oorden.
Daardoor vervallen langzamerhand de bouw
werken, daarom brokkelt hier en daar stuk voor
stuk een door haar priniitiefheid merkwaardige
cultuur af, daardoor openen zich echter ook zoo
gemakkelijk voor de nieuwsgierige vreemdelingen
de poorten van een wereld, die vroeger rijk was
aan geheimen, daarom zijn de zeker niet oninte
ressante hermitages op den heiligen berg Athos
thans de voornaamste aantrekkingspunten ge
worden van het Grieksohe toerisme.
In de orthodoxe monriikenrepubliek van den
berg Athos strekt zich de ban tegen de vleeschelijke
lust zelfs uit tot het legioen der katers, die hun
verlangens vruchteloos bij maanlicht op de daken
uitschreeuwen, omdat geen kat zich wijd en zijd
mag vertoonen. Hetzelfde geldt voor de merk
waardige, schier in de lucht hangende
Meteorakloosters, die ook heden nog geen nadering dulden
van eenig vrouwelijk wezen. Anders weer, zooals
het zwaluwnestachtige klooster Megasspelaion bij
Zachloru aan den rand van de Erasinos-kloof
hebben, om het vreemdelingenverkeer te dienen
en misschien ook ter afwisseling, verdraagzamere
opvattingen.
De plezierreizigers, die er met de Baedeker
gewapend of door een Atheenschen gids begeleid
opklimmen, beter nog zich erop laten sleepen door
indolente lastdieren, blijven meestal slechts enkele
uren tusschen deze muren, die eenmaal het middel
punt waren van geestelijk leven, zij werpen een
vluchtigen blik in de niet een heiligenbeeld getooide
cellen en verheugen zich over de ceremonieele
gastvrijheid, die hun ten deel valt. Zij zijn steeds
weer verbaasd over den blauwen hemel van Hellas
en over de nog altijd kleurrijke mozaïekfigureri
van den bodem, maar zij voelen niet. dat zij. door
hun aanwezigheid, hun kijken en bekijken, lam
rondwandelen, den zin en het doel van deze
plaatsen verstoren.
Want dat is het wonderlijk roerende hier, dat
achter het sombere zwart van de Christelijke
kloosterbroeders de vroolijk gekleurde, gele, witte
en blauwe muren van de gebouwen lachen en
daarboven de stralende glans van de zon, dat op
de een of andere manier om je heen de vroolijkheid
van de Olympische goden klinkt, dat zelfs een
ademtocht van Allah, den god der Turken, nog in
den zang, die deze atmosfeer vult, natrilt. Turksch
zijn ook de heerlijke zoetigheden, die men den
gasten aanbiedt, perzikenlatko en rozenglyky,
dingen, zonder welke een ontvangst in de
Balkankloven ondenkbaar is.
Ook de naam Megasspelaion beteekent nicis
anders als Groote Kloof". Men krijgt een voorge
voel van den heiligen angst, wanneer rnen van
Diakophto uit met den op zeer smal spoor loopen
den, liliputtertandradbaan een uur lang over
uiterst gevaarlijke bruggen en door huivering
wekkende tunnels naar Zachloru naar boven bent
gehobbeld, terwijl een wild schuimende beek dan
links dan rechts begeleidend bruist.
Aan den voet van het eigenaardige kloostcrdorp
want er staan tegen de rotsen aan zeven of acht
huizen muur aan muur op een gemeensc
happelijken ongeveer 25 meter hoógen betegelden onder
bouw spreidt zich een fleurige krans uit
van kleine tuintjes met bloemen, groenten en
geneeskrachtige kruiden van allerlei soort, zorg
zaam bewaakt door een monnik. Dit beeld van
bloeienden grond brengt elke pas aangekomene in
verrukking.
De kloosterkerk mist ongetwijfeld den represen
tatiever, plechtigen glans van haar kathclieke
zusters. Zij is klein en donker, een sombere ver
zamelplaats. In plaats daarvan vertoonen de
muren van het voorste gedeelte, waarheen e:jn lange
gang voert, voorstellingen uit het leven van Josef,
dien zijn broeders verkochten, en natuurlijk
ontbreekt de huichelende vrouw van Potiphar niet,
van wier bekoorlijkheden de schepper van dit werk
eigenaardige voorstellingen moet hebben gehad.
Volgens een oude legende vond in de vierde
eeuw een vrome herderin Euphrosyne niet ver van
de plaats, waar het klooster staat dat een
duizend jaar later werd gesticht in een grot in
de rotsen het wassen beeld van de Moeder Gods.
De evangelist Lukas moet het eigenhandig ge
schilderd hebben. Xu rust het wonderdoende
Madonnabeeld veilig bewaard en vurig vereerd in
een kostbare zilveren kist in de kerk. In de grot
echter, waar Euphrosyne de wonderbare ver
schijning beleefd*;, bruist een heldere bron. Men
roemt haar radioactieve werking. . . .
Huis DUIN EN DAAL" - Bloemendaal
RUSTIGE LIGGING BIJ DE BOLLENVELDEN
MODERN COMFORT
Speciale arrangementen voor langer verblijf