Historisch Archief 1877-1940
18
De Groene Amsterdammer van 7 April 1934
N o. 2966
De zuilen van Hercules
Albert Heltnan
Ir
Een straat met onverzoen
lijke overburen
Vergeefsche poging, een slimme
en berekenende Ulysses te willen zijn;
de Calypso's zijn tegelijk met ons
geboren, en de grot waarin zij ver
moeide en geblaseerde zwervers weten
terug te houden, bezitten een zonder
linge toovermacht: ze blijven aantrek
ken wanneer men ze lang reeds ver
laten heeft; de herinnering aan de
genoegens die men er smaakte, laat
niet af te vermanen: keer terug, keer
nog nmaal terug."
Voor mij en vele anderen is deze
symbolische grot van Calypso niet
ver van de werkelijke grot aan zee,
waar de zwerfzieke en ondernemende
krijgsman die huis en haard verliet
voor een praehistorische
donquichotterie, zijn gedwongen lustverblijf
gehad heeft. Men beweert dat dit de
Isla de Perejil (het Peterselie-eiland)
geweest moet zijn, dat bij de
Marokkaansche kust ligt, dicht bij de plaats
waar de Straat van Gibraltar op zijn
smalst is en twee extremen, Afrika
en Europa elkander werkelijk
schijnen te raken.
Wie staat starend aan de andere
oever, op het Arische Continent, en
ontkomt aan de aantrekkingskracht
die van de overzij uitgaat? Daar is
niet de minste veiwantschap met de
Kruisvaarders voor noodig, om telkens
weer een onweerstaanbare lust
tegevoelen, zichzelf te verliezen in een
wereld die volkomen verschilt met de
onze. Ook de anderen, van de overzij,
moeten steeds iets dergelijks hebben
gevoeld, en gehoorzaamd hebben aan
een diepgewortelde nieuwsgierigheid
en drang tot kennen; eenmaal hebben
ze heel deze overzij beheerscht en al
het land dat daarachter lag. En nog
.... groote stukken van Andalusi
dragen steeds een Moorsch karak
ter. De smalle kronkelstraatjes, de
witte huizen, het zware,
beheerschthartstochtelijke en fanatieke
menschentype daar, dat alles herinnert ook
vandaag nog aan de eeuwenlange
Moorsche overheersching. En het is
eigenlijk heelemaal niet bevreemdend
in een havenstadje als Algestras
mannen met burnous en tulband
tegen te komen, die overigens een
onberispelijk Spaansch spreken, en
weinig verschil in uiterlijke habitus
vertoonen met de overige bewoners
van dit zuidelijke stuk Europa.
Algesiras en omgeving maken ook,
om een niet geheel naspeurbare redt n
een rommelig-orientaalsche indruk.
Misschien komt het ook een beetje
door die beurtelings vlakke en berg
achtige baai. waar aan de overzij
Gibraltar ligt, tegen een zonderlinge
rots aan geplakt, opeens een uiterste
stuk Spanje dat geen Spanje meer is
maar Engeland. Ook niet precies
Engeland" natuurlijk, maar een
stukje levantijnsche dominion. En men
moest er vooral niet bijvertellen dat
daar op de Mount Rockgun en de
Sugar Loaf HUI de eenige in het wild
levende apen van Europa gevonden
worden. Want in de eerste plaats is
dit niet waar, zie. . . . (naar believen
in te vullen); in de tweede plaats is
het een beetje pijnlijk dat juist
Engelschen zich tot heer en meester van
deze fauna hebben opgedrongen, alsof
het land van Darwin tegenover alle
arische zelfoverschatting heeft willen
zorgen voor een duidelijk in beeld
gebracht: Memento homo quia simia
es. ..."
Voor het soort koloniale Franschen
dat de Muselmannen van de overzij
nog steeds als een soort van wilde of
infantiele gekken blijft behandelen
hun aantal schijnt toch wel te slinken
zou het goed zijn als ze wat dichter
bij dit natuurmonument moesten
voorbijvaren, teneinde zich de gave
des onderscheids een weinig eigen te
maken, voordat ze als beschavers en
protectors worden losgelaten op de
nazaten der Mooren, die de
middeleeuwsche filosofie en geneeskunst en
geografie en wiskunde hebben helpen
grondvesten. En over de zinvolle
natuur gesproken. . . ., niet voor niets
stroomt de zee door deze nauwe uitweg
der oude mediterraneesclie beschaving
zoo wild en onstuimig, dat de over
tocht van enkele uren slechts, de rei
ziger zwaarder valt dan welke andere
kruistocht door deze woelige binnen
zee.
Juist op dit punt, waar Europa en
Afrika elkander zouden moeten raken.
waar volgens de geleerden de voor
historische brug geweest is van bergen,
en de zeebodem zich inderdaad nog
tot een soort van drempel verheft,
en de bergen aan weerszijden inder
daad nog bij elkander schijnen te
behooren, juist daar gaat het water
wrevelig te keer, als om af te schrikken
wie nog niet vastbesloten is, om te
waarschuwen wie te veel overmoed
bezit, om te bestraffen wie zonder
voldoende voorzorg van huis ging.
En toch, ze mag wilder en huizen
hoog slaan, de zee in deze nauwe
straat; ik wilde dat Scylla en
Charybdis en de Maalstroom en de typhoons
der Gele Zee en nog een dozijn andere
gevaren hier bij elkaar waren, alleen
om de indringers nog meer af te
schrikken, en hen die eenmaal over
gestoken zijn, te dwingen te blijven
waar ze eenmaal belandden. Want niet
iedereen die op de Afrikaansche kust
terechtkomt weet er zijn grot van
Calypso te ontdekken. De meesten zijn
helaas ziende blind. . . .
Welbeschouwd is het 't aardige
stadje Tanger dat mij zoo rebelsch
maakt tegen de overstekende Euro
peanen. Deze internationale zone.
waar zelfs de handigste polyglot tot
wanhoop gebracht wordt, omdat men
iedere minuut een andere taal hoort
spreken en nooit precies weet in welke
taal men iemand moet aanspreken, en
meestal nét in een andere taal ge
antwoord wordt als men vei wacht !
Wel gaat het in hoofdzaak tusschen
Fransch, Spaansch en
MarokkaansehArabisch, maar daar de Engelschen
er heel wat te zeggen hebben en
financieel dit niemandsland" vrijwel
beheerschen, en ook vanwege de
scheepvaart, hoort men er tamelijk
veel Engelsch. Onder de haiidelslui
tschechisch en syrisch, onder be
dienden ook Italiaansch (door de
Malteezen vooral) en in de laatste
tijd om begrijpelijke redenen
ook nogal veel Duitsch. Voeg daarbij
dan nog wat berber-dialecten van de
nomaden die tot hierheen /.werven.
verwonder u, en ga niet naar de
Russische cabarets, die daar zijn, om
niet in nog gerechtvaardigder wanhoop
te vervallen.
Wat hier voor talen geldt, gaat ook
op bij betalen, want in Tanger houdt
men er vier verschillende soorten van
Wettige betaalmiddelen op na, en
wee dengene die niet met de wisselaars
in de tempel tezamen was, geen
snelle rekenaar is en allékoersen uit
het hoofd kent. . . . Hij zal zich niet
vergissen tusschen een peseta en een
Fransche franc, maar wel tusschen de
perra gorda (10 Spaansche centimes)
en de SOM die slechts half zooveel
waard is. Hij zal betalen met een
biljet van de Banque d'Etat du Maroc
en een handvol Xassani-geld krijgen,
beliouns en flous en roubo's waarvan
hij de waarde zelfs niet bij benadering
kent. En dan gaat de logende nog, dat
er vroeger ook /i«ssani-geld geweest is.
dat er uitgezien moet hebben als grof
schroot. Ik wil maar zeggen: van het
slijk der aarde blijft in Tanger overal
wat hangen; en aan do wolgodane
gezichten te zioii van de vole wisselaars
die in de hoofdstraten open tafel"
houden, met vele stapeltjes munten
vóór zich, is de omgang met dit
slijk en afvdi, en de eenigszins chao
tische toestand waarin ook deze
internationale finaricie-wereld ver
keert, nog zoo verwerpelijk niet.
* *
*
Door de cosmopoliete wereld nauw
en tot verstikkens toe omsloten, ligt
het werkelijke Tanger, het oude
Tandscha, de stad van Antéa die een der
oudste van gansch Marokko moet zijn,
en op enkele plaatsen ook werkelijk
deze indruk maakt, wanneer men
zich maar in de kleinste straatjes
dvirft te wagen.
Geheel boven, bij de Kasbah, is er
oen punt waar men buiten de muur
kan komen, aan de rand van een rots
die bijna loodrecht afloopt naar de zee.
Daar ziet men dichtbij, on in de
heldere middagbelichting zelfs zér
dichtbij, de Spaansche kust tegenover
zich. Euiopa hoe dan ook, Europa !
Wat bergen, hel wit van een stad je dat
Tarifa heet, een paar groote
oceaanstoomers die passeeren. Het geeft een
gevoel alsof je nog niet weg bent.
Maar dan is een kleine blik naar
links of rechts voldoende om weer
eruit" te zijn.
Links, op het kleine plateau buiten
de Kasbah-muur huizen wat bedou
nen-families, met hun lompige tenten
en hun eeuwige cactussen en hun
naakte kinderen zooals overal in Noord
Afrika. En ze geven juist hier te
denken: dat een volk hetwelk geen
grenzen te verdedigen heeft, niet
hecht aan bezit, overal duizend kilo
meter naar allerlei windstreken ver
spreid is. toch zichzelf gelijk blijft,
zijn karakter niet verliest en blijkbaar
ook niet zijn individiieele weerstand.
Want wie tegen dit leven bestand is,
overleeft alle bezorgde naties die hun
grenzen sluiten, te vuur 011 te zwaard
al het niet-reinrassige onderdrukken
en trachten te vernietigen. Vertelt niet
Herodotus reeds dingen van de Ber
bers die men vandaag nog evcnzoo
kon waarnemen;' Het is bijna be
schamend. . . . voor die daar aan de
overzij, voor Europa.
En et-n blik naai- rechts; daar lii^t
de oude stad Tanger. eenmaal de
stad van Carthagers en Numidiërs, van
lieden die het Romeinsche burgerrecht
bezaten, en werden onderdrukt door
Vandalen en Gothen. Tot den laatsten
man werd uitgeroeid door de Ara
bieren, en in de dagen dat de eerste
minarets zich boven de daken be
gonnen te verheffen, werd dit de
havenplaats van waaruit de verove
raars zich inscheepten naar Spanje.
Zijn de laatste Mooren uit Granada
en Sevilla ook weer weenend en ge
broken hier aan land gestapt? Ay de
mi Alhama!
Zware regenwolken schuiven zich
voor de zon; ze drijven van Afrika
naar Europa, morgen drijven ze van
Europa naar Afrika; het is zoo'n
korte afstand. Zooals de geschiedenis
zich heeft omgekeerd: Portugeezen
en Spanjaarden, Engelschen en Musel
mannen die elkander hier beurtelings
verjoegen. En nu is dat stadje nie
mandsland internationaal", met
een woord dat in dit geval geen
fraaiere beteekenis heeft. Waarom
juist dit? De machtige Kasbah, dit
uiterst vooruitgeschoven bolwerk van
Afrika is een vervallen monument, een
curiositeit geworden. Alleen de
Bedouinen buiten haar muren zijn
eeuwig. . . .
De Bedouïnen en de zuilen van
Hercules, de twee bergtoppen die als
grimmige buffers do stooten van kos
mische catastrofes schijnen op te
wachten, ieder aan n kant van de
straat van Gibraltar. Aan de eene,
oover: de Engelsche rots met (naar men
zegt) de eenige wilde apen van Europa.
Aan de andere zijde: de sombere,
dreigende Sierra Bullones, aan wier
voet het lieflijke eiland van Calypso
ligt.
Een treurige Ulysses voelt zich de
reiziger die hier rondwandelt en de
zin van alle dingen kennen wil. Hij
weet de strijd om Troje verloren en
twijfelt nog aan de vriendschap die
Pallas hem toedraagt. Hij weet slechts
n ding: dit is een andere wereld
ondanks de smalte van deze zeestraat
waardoor zooveel water snel en on
stuimig stroomt. Alle geschiedenissen
keeren terug, bestaan uit herhaling.
Thans zijn het de Europeanen die
aan deze zijde veroveren; morgen
reeds zullen zij de verliezers zijn.Het
onkennelijke heeft geen haast, het
gaat zijn onverbiddelijke weg. Bui
ten de grot en in de grot van Calypso,
overal heerscht het, en Ulysses leerde
door al zijn dolen precies genoeg om
niet aan Anankète willen vragen wat
zelfs de alwetende goden verborgen
moest blijven.
Maar soms lijkt het alsof de beide
bergen elkander naderen, en te oeniger
tijd de botsing onvermijdelijk zal zijn.
ADVERTEERT
? l IN DE GROENE
Dat is een zin dien ge dikwijls leest.
WAAROM?
Omdat DE GROENE in het geheele
land gelezen wordt door het beste
publiek door het publiek dat iets
te besteden heeft. De adverteerder
behoeft niet te betalen voor een
verspreiding, waarmee hij honderd
duizenden bereikt, die juist niet tot
het koopkrachtige publiek behoo
ren, maar het betaalt hem om
in dit blad te adverteeren, dat hem
direct in contact brengt met
het publiek dat hij zoekt.