Historisch Archief 1877-1940
H. 'i. -..,.*."? V '
? ?
ar
e,
F"'
?fc h
f
&
i*1
BEELDEND
Jeanne Bieruma Oostin
Nederlandsche en l
Huinck & Scherjon
Jos. W. de Gruyti
(Arch. J. P. Oud). Uit het boek van de Gruyter
3. Bieruma Oosting bij
van tier, Amsterdam
Ik heb kort geleden de laatste
graphische werken besproken van
Jeanne Oosting. Ik zag deze vóór
ik de schilderijen zag, nu bij
van Lief verzameld. Ik heb de ge
woonte niet met vooropgezette mee
ningen naar tentoonstellingen te gaan;
dat is een euvel, dat altijd op den loer
ligt, en dat een heelen kritischen loop
baan kan verzwakken. Maar nu ik dan
de laatste schilderijen van deze
rustelooze, soms te haastige, dikwijls te
eerzuchtige heb gezien, en gelukkig
ook zag, dat zij in bepaalde werken
hier een voortgaan en een vooruit
gaan bewijst, bleek mij, dat die gra
phische werken (serie der ,,dwaze"
vrouwen) het belangrijkste is, wat
Jeanne Oosting tot nog toe heeft ge
maakt.
Maar wanneer wij dit nog eens
vastgesteld hebben (het leek ons toch
de moeiten waard !) is het ook van
onze bevoegdheid te zeggen, waarin
het schilderwerk van. Jeanne Oosting
is vooruitgegaan. Natuurlijk moest
daar ook iets te vinden zijn, zij het
in geringer sterkte, van wat ons trof
in de etsen. Wij vinden 't inderdaad
in sommige dezer schilderijen. liet is
nooit een achteruitgang, nooit een
gebrek, en zeker is dat hier niet het
geval, wanneer wij in de kleur (rea
listen zijn coloristen immers) een
Vincent van Gogh
Kunstzaal Huinck en Scherjon
langzaamheid bespeuren.
Wij gelooven in den harts
tocht zeker, maar wij zijn
overtuigd, dat een bepaal
de langzaamheid dichter
bij de schoonheid is dan de
felheid van den harts
tocht. Deze langzaamheid is een be
wijs van voldragenheid, een teeken
van wezenlijke voltooiing. Natuurlijk
is Jeanne Oosting niet in haar schil
derijen tot de voltooiing toe; zij is
daar nog vrij ver van daan. Maai' in
, enkele stillevens beginnen wij er toch
aanduidingen van te herkennen in de
kleur en ook in een paar portretten.
Dat is wat meer hoop dan vroeger
geeft. Haast was haar gevaar; lang
zaamheid, zij 't in nog geringe mate,
is al beterschap. Er is dus tusschen
de ,,bezetene" etsen en de gewone
schilderijen n verband: dat der
grooter wordende innigheid.
De onafhankelijkcn 1. Am
sterdam H. 11. Kamerlingl!
Onnes
Tk heb indertijd een artikel ge
schreven over Kamerlingh Onnes,
waarvan ik me niet herinner of
het toen ook gepubliceerd is. Het
was gedeeltelijk bevestiging van
mijn waardeering, gedeeltelijk con
stateerde het niet-vermoede te
korten in dit werk, dat ontstaat
buiten de groepen, de clubs van
een aantal lieden, die het samen
toch oneens zijn; buiten snel ver
waaiende modes en leuzen, kort
van klank en kort van duur.
Maar wat ik toen loofde in Ka
merlingh Onnes, dat hij in het
portret ongetwijfeld meer psycho
logie vertoonde en meer bescha
ving in die psychologie, dan bij
velen gevonden wordt, schijnt niet
onjuist te zijn gezien. Het portret
van Khrenfest, dat op de
Onafhankelijken thans is, vertoont die
geprezen elementen met als nieuw
probleem in de voorstelling, het
Weergeven van een gebaar. Het is
in zijn vlakke schildering, in
zijn lust tot het vlakke (bedoel
ik daarmee), vooral in den ach
tergrond duidelijk, een typische
Kamerlingh Onnes. Het is door
zijn sobere levendigheid ook iets.
dat hier treft, want het sobere
is niet zonder gevoel en de leven
digheid is niet uitbundig en van
buiten af er opgelegd, maar gege
ven als nóg een psychologische
verklaring bij de overige. Het
heeft daarenboven nog die eigen
schap, dat de oppervlakkigen het
gemakkelijk voorbijgaan en het
is toch steeds iets van een genie
ting, de haastige, oppervlakkige.
slamieren een werk te zien voor
bijgaan, dat ongetwijfeld op deze
tentoonstelling (die alles behalve
wonderlijk is) in zich wat heeft
van het wonder der schilderkunst.
BIJ van Wissclingh te Am
sterdam. Notities
De verzamelingen, bij van
Wisselingh te zien, hebben steeds iets van
repetities; we moeten hier toonen wat
we nog weten van de Haagsche School,
van Breitner en wat we weten van
Vincent en van Sluyterg, die in dezen
A. Mauve
kunsthandel (wien reputaties, geves
tigde reputaties alleen iets
beteekenen) als erkende, door Wisselingh
erkende schilders thans gelden, of
schoon ze lang golden als .,nieuwe
lichters", eerst niet-geeerd, daarna
op proef, daarna ten slotte goed
gekeurd en aangenomen en zelfs in
huis ontvangen.
Wij vinden op deze tentoonstelling
vele Breitners. Dat spreekt zou ik
zeggen, van zelf. Breitner was bij van
Wisselingh toch reeds lang geleden
thuis, en dit thuis-zijn bleef als
traditie gehandhaafd. Ik voel voor