De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 14 april pagina 10

14 april 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

H. 'i. -..,.*."? V ' ? ? ar e, F"' ?fc h f & i*1 BEELDEND Jeanne Bieruma Oostin Nederlandsche en l Huinck & Scherjon Jos. W. de Gruyti (Arch. J. P. Oud). Uit het boek van de Gruyter 3. Bieruma Oosting bij van tier, Amsterdam Ik heb kort geleden de laatste graphische werken besproken van Jeanne Oosting. Ik zag deze vóór ik de schilderijen zag, nu bij van Lief verzameld. Ik heb de ge woonte niet met vooropgezette mee ningen naar tentoonstellingen te gaan; dat is een euvel, dat altijd op den loer ligt, en dat een heelen kritischen loop baan kan verzwakken. Maar nu ik dan de laatste schilderijen van deze rustelooze, soms te haastige, dikwijls te eerzuchtige heb gezien, en gelukkig ook zag, dat zij in bepaalde werken hier een voortgaan en een vooruit gaan bewijst, bleek mij, dat die gra phische werken (serie der ,,dwaze" vrouwen) het belangrijkste is, wat Jeanne Oosting tot nog toe heeft ge maakt. Maar wanneer wij dit nog eens vastgesteld hebben (het leek ons toch de moeiten waard !) is het ook van onze bevoegdheid te zeggen, waarin het schilderwerk van. Jeanne Oosting is vooruitgegaan. Natuurlijk moest daar ook iets te vinden zijn, zij het in geringer sterkte, van wat ons trof in de etsen. Wij vinden 't inderdaad in sommige dezer schilderijen. liet is nooit een achteruitgang, nooit een gebrek, en zeker is dat hier niet het geval, wanneer wij in de kleur (rea listen zijn coloristen immers) een Vincent van Gogh Kunstzaal Huinck en Scherjon langzaamheid bespeuren. Wij gelooven in den harts tocht zeker, maar wij zijn overtuigd, dat een bepaal de langzaamheid dichter bij de schoonheid is dan de felheid van den harts tocht. Deze langzaamheid is een be wijs van voldragenheid, een teeken van wezenlijke voltooiing. Natuurlijk is Jeanne Oosting niet in haar schil derijen tot de voltooiing toe; zij is daar nog vrij ver van daan. Maai' in , enkele stillevens beginnen wij er toch aanduidingen van te herkennen in de kleur en ook in een paar portretten. Dat is wat meer hoop dan vroeger geeft. Haast was haar gevaar; lang zaamheid, zij 't in nog geringe mate, is al beterschap. Er is dus tusschen de ,,bezetene" etsen en de gewone schilderijen n verband: dat der grooter wordende innigheid. De onafhankelijkcn 1. Am sterdam H. 11. Kamerlingl! Onnes Tk heb indertijd een artikel ge schreven over Kamerlingh Onnes, waarvan ik me niet herinner of het toen ook gepubliceerd is. Het was gedeeltelijk bevestiging van mijn waardeering, gedeeltelijk con stateerde het niet-vermoede te korten in dit werk, dat ontstaat buiten de groepen, de clubs van een aantal lieden, die het samen toch oneens zijn; buiten snel ver waaiende modes en leuzen, kort van klank en kort van duur. Maar wat ik toen loofde in Ka merlingh Onnes, dat hij in het portret ongetwijfeld meer psycho logie vertoonde en meer bescha ving in die psychologie, dan bij velen gevonden wordt, schijnt niet onjuist te zijn gezien. Het portret van Khrenfest, dat op de Onafhankelijken thans is, vertoont die geprezen elementen met als nieuw probleem in de voorstelling, het Weergeven van een gebaar. Het is in zijn vlakke schildering, in zijn lust tot het vlakke (bedoel ik daarmee), vooral in den ach tergrond duidelijk, een typische Kamerlingh Onnes. Het is door zijn sobere levendigheid ook iets. dat hier treft, want het sobere is niet zonder gevoel en de leven digheid is niet uitbundig en van buiten af er opgelegd, maar gege ven als nóg een psychologische verklaring bij de overige. Het heeft daarenboven nog die eigen schap, dat de oppervlakkigen het gemakkelijk voorbijgaan en het is toch steeds iets van een genie ting, de haastige, oppervlakkige. slamieren een werk te zien voor bijgaan, dat ongetwijfeld op deze tentoonstelling (die alles behalve wonderlijk is) in zich wat heeft van het wonder der schilderkunst. BIJ van Wissclingh te Am sterdam. Notities De verzamelingen, bij van Wisselingh te zien, hebben steeds iets van repetities; we moeten hier toonen wat we nog weten van de Haagsche School, van Breitner en wat we weten van Vincent en van Sluyterg, die in dezen A. Mauve kunsthandel (wien reputaties, geves tigde reputaties alleen iets beteekenen) als erkende, door Wisselingh erkende schilders thans gelden, of schoon ze lang golden als .,nieuwe lichters", eerst niet-geeerd, daarna op proef, daarna ten slotte goed gekeurd en aangenomen en zelfs in huis ontvangen. Wij vinden op deze tentoonstelling vele Breitners. Dat spreekt zou ik zeggen, van zelf. Breitner was bij van Wisselingh toch reeds lang geleden thuis, en dit thuis-zijn bleef als traditie gehandhaafd. Ik voel voor

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl