Historisch Archief 1877-1940
Fransche filmproductie
Bioscopy L. J. Jordaan
Aqatole Jjitvak : Cette vleille
Canaille", Corso en Royal
Uit den groeten zak zout, dien wij steeds ter
beschikking moeten houden, wanneer wij den titel
der films willen nemen" als samenvatting van
hun inhoud dienen wij ditmaal een extra royalen
greep te doen. Want de minst canailleuze onder
de vele personages in dit Fransche filmwerk is
stellig wel hij, wiens- karaktereigenschappen hem
bovenstaanden eerenaam heeten te verschaffen.
Ik heb niet het genoegen Nozière's tooneelstuk,
waaraan het gegeven ontleend werd, te kennen
misschien is daar de kwalificatie canaille" beter
verantwoord dan in de film. Hoe dit zij wie
nog den naïeven vorm wil aanleggen van een ver
antwoorden titel komt bij Litvak bedrogen uit.
Zelfs al brengt men ons venijnig canaille" terug tot
de gemoedelijker en minder plebejische beteekenis
van het Fransche woord, dan nog is deze waardeering
volmaakt onvereenigbaar met het karakter van
den hoofdpersoon. De Professor Vautier uit de
film is de levenswijze, vermoeide ,,Lebemanu"
de gevierde geleerde, die de eer, den roem en het
genot der aarde in voldoende mate heeft genoten,
om alles van terzijde aan te zien met den begrij
penden, ironischen en ietwat melancholischen blik
van den vijftigjarige. Slechts voor n ding buigt
zich deze merkwaardige kruising van een Faust
en een Pygmalion dat is voor de vurige, egoïste,
ongetemde jeugd. In de figuur van de kermismeid
Helene vindt hij de essentie dier felle, ongerepte
jonkheid terug en aan haar wijdt hij zijn laatste
restje passie en belangstelling. De natuurlijke gêne
voor zijn jaren de delicate angst voor het be
lachelijke, drijven dit wonderlijk soort canaille"
tot een schuwe, half-cynische half-vaderlijke toe
nadering een zucht om zichzelf te doen vergeten
terwille van het object zijner genegenheid. Instinct
en menschenkennis wijzen hem daarbij den weg:
de eenige manier om niet ridicuul te zijn in de oogen
van het meisje is haar te pateeren door een hou
ding die zorgvuldig lederen schijn van jeugdig
minnaarschap vermijdt. En zoo aanschouwen wij
in deze filfn het zonderlinge, maar belangwekkende
duel op twee zulke verschillende wapenen als
geestelijk overwicht en primitieve vitaliteit. Een
conflict dat met andere waarden werkt, dan de
gebruikelijke botsingen en reeds daardoor aanzien
lijk hoogere eischen stelt aan regisseur en spelers.
Het Nederlandsche publiek heeft in deze film
gelegenheid kennis te maken met den Franschen
acteur Harry Baur en het is te hopen (voor dat
zelfde publiek) dat het van de gelegenheid een
'minstens even ruim gebruik zal maken, als wanneer
het Anny Ondra of Lilian Harvey geldt. Het ware
onredelijk te verlangen, dat deze belangstelling
die voor een Maurice Chevalier zou evenaren
er zijn nu eenmaal menschen en goden, nietwaar !
Maar het heeft zijn belangwekkende zijde te con
stateeren, dat het Fransche volkseigen zich ook
nog anders kan demonstreeren dan door liedjes,
kussen en faubourg-charme. Misschien zal het voor
menigeen een teleurstelling wezen, te ervaren dat
ook een Franschman.... en nog wel een Parij
zenaar !. . . . bejaard en leelijk en nobel en vol
van een ingehouden bewogenheid kan zijn, als
deze Harry Ba,ur. Men heeft zoo zijn illusies en
ik vrees dat Baur naast de stralende, zij het
hoogelijk conventioneele figuren van Chevalier,
Garat, Préjean en consorten, bij den gemiddelden
bioscoopganger maar een poovere beurt zal ma
ken. Maar succes of niet Frankrijk vervult (en
waarachtig niet te vroeg !) een eereplicht door in
Harry Baur zijn diepere en gehoonere waarde te
doen vertegenwoordigen.
Het is eigenlijk een wonder, dat de Fransche
film gezien haar algemeen niveau een gestalte
als Harry Baur heeft kunnen voortbrengen. Waar
ter wereld, is men geneigd zich af te vragen, heeft
deze speler die voorname ingetogenheid, die ex
pressieve soberheid en die boeiende stelligheid
vandaan? Hoe heeft deze man zijn weg naar de
studio kunnen vinden, dwars door de dichte rijen
der Garat's, der Milton's en der liaimu's heen?
Het is een raadsel, dat alleen zijn oplossing vindt
in een positieve kentering der communis opinio
waaraan wij, na het rara avis der Maternelle"
nog slechts aarzelend durven gelooven.
In Harry Baur is niets meer over van de Comédie
Franpaise noch van de Bouffes Parisiens. Het
starre, onaantrekkelijke masker de stroeve,
diepe stem missen iedere theater-bravour. Met
deze schijnbaar zoo ontoereikende middelen open
baart zich een mensch vol eenvoud en noblesse.
Er komen in de film scènes voor, waarbij zich een
diep zwijgen over het auditorium legt waarin
men iedere intonatie, iedere expressie begeerig
gadeslaat, omdat zij vol zijn van een diepen zin.
De Vautier van Harry Baur is, tegenover de jonge
kermismeid, inderdaad de man die domineert
door zijn geestelijk overwicht en die ontroert
dooi- een tragiek, te navranter naarmate hij
ze nimmer tentoonstelt. Het drama van den
ouderen man, die in de vulgaire kermismeid iets
vereert, dat zij zelf niet in staat is te begrijpen
dit tragische zoeken naar een contact dat onbe
reikbaar is, leeft heftig en warm achter de moeilijke
woorden van den geleerde en in zijn gedoofde oogen.
Wanneer Helene in haar canailleuse schoonheid en
impertinente aantrekkelijkheid voor hem staat
wreed en onbeschaamd lacht over den vieux
marcheur", dan vindt Baur accenten die haar over
rompelen en tot zwijgen brengen. . . . oneindig meer
door hetgeen hij niet dan door wat hij wel zegt.
Hij laat het meisje na een vechtpartij met haar
rivale uit de gevangenis halen en biedt haar een
elegante, weelderige woning aan. Het aanbod klinkt
cynisch, achteloos en het doet de hoonende woorden
op haar lippen verstommen. Er komt iets van vrees
en bewondering over Helene tegenover dit gebaar,
dat meer op den experimentator dan op den min
naar wijst. Aarzelend tasten deze beide
uiteenloopende mentaliteiten naai' eikaars gevoelens
tenslotte vindt zij de vraag: ,,Et vous o
restez-vous?" De man neemt zijn overjas en hoed
en antwoordt eenvoudig: ..Ailleurs I" En even
dringt iets tot het meisje door van den onbegrepen
strijd achter dit steeiien, vermoeide gelaat. . . .
Van zulke momenten is de film vol en hier
schuilt haar beteekenis meer dan in do oveiigens
uitstekende conceptie. Hetgeen niet wegneemt,
dat Litvak als regisseur eeri voortreffelijke prestatie
heeft geleverd. Want hoezeer Harry Baur het
levende, boeiende centrum der film is geworden
het is niet minder de groot e kunst
vandenmettcuren-scène dat hij deze figuur zoo ten volle tot haar
recht laat komen. Ik zag dezer dagen te Parijs
Les misérables" van Haymond Bcrnard, even
eens met Baur in de hoofdrol -? en de vergelijking
met ..Cette vieille canaille" hoeft mij met diep
respect voor Litvak vervuld.
De tegenspelers reiken zonder uitzondering'.
nog niet tot Baur's knieën het minst wellicht
de Helene van Alice Field. . . . vrouwelijke drama
tische krachten zijn voorloopig nog de zwakke
stee der Fransche film. Veel beter is Blanchar
als de jonge acrobaat en het beste onder de bijfigu
ren ongetwijfeld Helene's moeder van Madeloine
Guitty. Alles in alles: een sterke, boeiende, ont
roerende film een revelatie van het Fransche
karakter, die ons kracht geeft voor den
eerstvolgeiiden Chevalier". . . .
Spreekzaal
Zeer geachte redactie,
Enkele weken geleden heeft Mr. Frans Coenen
in deze kolommen de tragi-comische geschiedenis
verhaald omtrent de Xederlandsche afdeeling van
het Comitév. Kunstenaars en Intellectueelen. Er
schijnen echter meer gevallen te zijn van willekeur
tegenover organisaties, welke onze Regeering een
kwaad hart toedraagt. Het Genootschap Neder
land?U.d.S.S.K. (voorheen genaamd Nederland
Nieuw Rusland) heeft eenige jaren gepoogd rechts
persoonlijkheid te krijgen, totdat dit
(ienootschap eindelijk een Kr.it/erini/ van de Kon. Goedk.
op zijn Statuten oogstte, welke op
allerzomlerlingstc wijze, gemotiveerd werd: ..dat vermits uit die
(ingewonnen) ambtberichteii niet is kunnen
blijken, dat de statuten der vereeniging niet strijdig
Madeleine Guitty en Harry Baur
zouden zijn te achten met haar werkelijk karak
ter. ..." enz enz. Twee nieten in een bodemloos
mandje .'
Een omgekeerde bewijslast dus, die terecht door
onze Rechterlijke Macht (of liever door ons geheele
rechtsstelsel) wordt verworpen, verheft men hier
ten troon. Hooger beroep op deze administratieve
beslissing is er niet !
Enkele maanden later werd het lidmaatschap
van hetzelfde Genootschap voor Rijksambtenaren
verboden, opgrond dat het zou wezen: een commu
nistische mantó-organisatie. Waaruit is dit dan
toch gebleken? Zelf geen lid van die vereeniging,
heb ik mij de lijst der bestuursleden laten voor
leggen: ons land is klein en ik zag met n oog
opslag, dat verreweg het grootste deel 'van het
bestuur geen communist is. Onder de gewone leden
dan? Mogelijk dat er onder hen dergelijke politici
rondwaren, doch dat zal in de A.NAV.B. en liet
hengelaars-college ook wel 't geval wezen. -Merk
waardig :
a. de Nederlandsche Regeering verbiedt haar
ambtenaren lid te zijn van fascistische organisaties.
Zij verbiedt hun zeer terecht?niet het lidmaat
schap van de vereeniging ante Alighieri" noch
van het comitéXederlarid-Italië, noch van de
Nedeij.-Duitsche Vereeniging.
b. De Regeering verbiedt haar ambtenaren het
lidmaatschap van communistische organisaties;
en zij verbiedt tevens zeer ten onrechte bet
lidmaatschap van het (Jen. Xodcrland-Rusland,
dat geheel op n lijn staat niet de zooeven ge
noemde vereenigirigen. Waar is bier do consequen
tie, waar de rechtsgelijkheid, waar de rechts
zekerheid ?
Ik rangschik (met prof. Gorretson) een dergelijk
willekeurig en incidenteel optreden onder de
revolutionaire overheidsdadoii; ..mik een wettige
Regeering kan onwettig optreden", schroef deze
hoogleeraar onlangs, zij hot in ander verband
dan ik bet bier te berde breng. ..Het, recht' om te
bevelen en de plicht tot gehoorzamen zijn. in den
Nedcrlandscben rechtsstaat gebonden aan vaste
regelen." Overschrijdt de overheid die regelen.
dan maakt men het ieder die op legaal standpunt
staat uiterst moeilijk uitnoodigirigeii der Uegoering
(per radio of hoe dan ook) ons toch in zware tijden
achter haar te scharen, ernstig op te nemen. Zij
krijgt dan ten antwoord: dat de burger slechts zal
staan achter het wettige, op wettige wijze op
tredend gezag.
Dergelijk voorbehoud van tien kant der natie
moest niet noodig wezen.
Dr. P. E N D T