Historisch Archief 1877-1940
N o. 2968
De Groene Amsterdammer van 21 April 1934
Het tiuttelooze
wonder
Henrik Scholte
W. Somersct Maugham's Sheppey"
bij bet Rott. Hofstadtooneel
Somerset Maugham roeit net als Noel Coward
tegen den stroom op. De meeste schrijvers immers
worden geroemd door n enkel stuk en herhalen
dan hun eerste beproefd gebleken succes in een
steeds dalende curve. Maugham en Coward daar
entegen waren habiele tooneelschrijvers van
goedzittende confectiestukken, alvorens zij in de
laatste jaren een soort innerlijke revolutie door
maakten, die zich in Coward, den tooneelspeler,
den illusionist, anders uitte dan in Maugham, den
dokter, den menschenkenner. Anders, doch met
het zelfde resultaat: de bitterheid van hun stukken
neemt afmetingen aan, die wijzen op afgronden
van ontgoocheling, op een zoo diep en hard en
desperaat pessimisme, dat het de menschen als
zoodanig schijnt te haten alleen om de fictie van
den mensch, die het liefheeft. Maugham heeft als
zoovele Engelsche schrijvers sinds Shaw, vroeger
den invloed van Ibsen terdege ondergaan in zijn
bouw en analyse,-in den geest en de psychologie
van zijn stukken. Thans staat hij echter dichter bij
Strindberg, waaraan het huiveringwekkende, ver
worden gezinsbeeld van zijn For Services
Rendered" (dat zoo rauw was, dat het in een brillante
voorstelling nog geen tien opvoeringen haalde)
mij vooral herinnerde. En zijn laatste stuk
,,Sheppey" is een tragicomedie, die op een weinig
minder schrille dissonant is gebouwd, al is zij
schijnbaar lichter van allure, ja al begint zij zoozeer
als blijspel (wat de Hollandsche regie ook te sterk
accentueerde), dat de omzwaai in, het publiek, door
Maugham kennelijk als een beschaming, als een
zelfverstrikking in mephistophelische dialectiek
bedoeld, te laat of heelemaal niet kwam en de
menschen nog zenuwachtig bleven doorlachen,
toen in Sheppey" zich reeds het aloude dispuut
van Jezus contra de Pharizeërs, bijna woordelijk
in gemeenzamen dialoog vertaald, begon af te
teekenen.
Sheppey" is een fictie, gelijk Savoir's Lui",
gelijk Shaw's Too True to Be Good". Alleen is
i Maugham zoo'n doorgefourneerde menschenkenner,
zoo'n fabuleuze teekenaar van natuurlijke om
trekken, dat hij zich niet in de dorre velden der
intellectueele hypothese hoeft te verliezen doch
met zijn- beide beenen op de aarde blijft. Gesteld,
dat Sheppey (zegt Maugham) de sleur van zijn
dagelijksch leven als oude kappersbediende in een
kleine zaak op een goeien dag onderbroken ziet
door twee incidenten: hij moet getuigen in een
kleine zaak voor den politierechter, voor een armen
sloeber die een jas stal uit de auto van een dokter
en Sheppey, sentimenteel en ernstig van aard, ziet
dan, opgeschrikt uit zijn eentonigheid, alle ellende
van de kleine" dieven, die om den brocde stelen.
En 's middags krijgt deze Sheppey ineens bericht
van een prijs op z'n sweepstake-lot: geen operette
achtig fortuin, maar juist genoeg om te kiezen
tusschen het eigen huisje met den daaraan ver
bonden gelukkigen ouden dag voor hem en z'n
vrouw die vroeger keukenmeid was, en anderzijds
het koninkrijk der hemelen": de innige vreugde
van goed te kunnen doen met een shilling hier en
een shilling daar.... niet genoeg om het beeld
van anderer ellende te veranderen, maar juist
genoeg om iemand, die erom vraagt, een glas bier
en een warm maal te geven, dat hij anders heele
maal niet zou krijgen. Maar de hebzucht der zijnen
en de moraal der wereld staat niet toe, dat een
eenvoudige daad uit gezonde motieven verklaard
wordt. Zijn familie, die op het geld luchtkasteelen
van welstand gebouwd heeft (behalve zijn eigen
vrouw, te dom en te aanhankelijk om hem te
veroordeelen ook al begrijpt zij hem niet), beschouwt
een zoodanige daad als een begin van verstands
verbijstering en de dokter, die- hem voor een hart
kwaal behandelde, raakt zoozeer geïnteresseerd in
dit modeltype van godsdienstwaanzin, dat Sheppey
ongemerkt kan sterven aan zijn hartkwaal op het
moment dat de broeders van het krankzinnigen
gesticht hem zullen komen afhalen. Het verdeelen
Openluchtconcert in het Stadion
Teekening
B. van
Vlijmen
Einzug der Gladiatoren
van zijn goed onder de ainieri, is Jezus navolgen.
en Jezus navolgen .... dat is godslastering" roept
de dochter uit. Hier ligt de dissonant, die voor den
pessimistische!! Maugham onontbeerlijk gt.wovden
schijnt. Zij zet zich, niet een raffinement dat bijna
lichamelijk pijn doet, voort tot een slot, dat aan
het zingen van het volkslied door de gek geworden
dochter viit Por Services riendered" herinnert:
hier ligt Sheppey zonder dat nog iemand het weet,
dood in zijn leunstoel terwijl de kinderen naar de
bioscoop geweest zijn en op de grammofoon een
dansje maken in afwachting van de broeders van
het krankzinnigengesticht.
Somerset Maugham heeft het raffinement van
zijn psychologie zoo ver gedreven, dat hij inderdaad
twijfel laat bestaan of Sheppey, die een straatmeid
en een dief in zijn huis haalt en heul zoekt in den
Bijbel, nog normaal is of niet, want zijn stelling is,
dat voor het oog der wereld daartusschen toch geen
scheidingslijn ligt en dat deze kappersbediende,
evenals hij, dien men timmerman noemt, van Upton
Sinclair, in zijn Imitatio Christi een natuurlijke
vijand wordt der maatschappij, waar normaal"
zijn beteekent: denken wat anderen denken, doen
wat anderen doen, en het enkele goed-zijn de
kunst is om zich zooveel mogelijk erfvijanden te
maken en te handelen tegen de afspraken van het
geheim genootschap, dat maatschappij" heet.
Maar was dat in Christus' tijden anders en was
Christus anders dan deze kleine Sheppc-y, die door
zijn eigen opvatting van de caritas de naakten
kleedde en zoo zich verstilt t(gen de gangljaie
ee.de dei' moraal, die door hen gevirdii t -ei d woidt
die niet Weten, dal zij naakter zijn dan a.l
Andersen's keizers bijeen;'
Voor een regisseur, die zich in dit KOOI t wrange
tragi-c< niedie gespet ia! is( ei d heeft. als
l)efresne bijvoorbeeld of Laseur zou iri dit lijve en
sterke thema een prachtige opgave gelegen hebben.
Adriaan van der l forst regissceide. daai entegen
wat loom en zwaar, waai door liet stuk na een
komisch begin een sentimenteel verloop kreeg en
trok" als het schoei mos van den slechtsten
Sheppey in zijn vak. Kr kwam veel hocus focus
bij to pas en aan het slot werden wij op blauw licht
vergast zonder dat. wij c aardoor Steppey's hallu
cinaties, waarbij de straatmeid een metafoor voor
den Dood wordt en de dief in reëel gebleven om
geving een Liliom-confessie doet, inniger en
magischer doorleefden. De doorgaans zwak bezette
voorstelling (een prachtig schuw type van Theo
Prenkel als de kleine dief uitgezonderd) werd
echter gered door het spel van Johan Elsensohn
als Sheppey, die zich gelukkig voor half-zachte
symboliek en voor de hand liggende
padvindersallures wist te vrijwaren en stil en eerlijk zijn rol uit
speelde,waard oor Sheppey in zijn oppersten eenvoud
een innig hartelijke en aanvaardbare figuur werd.