Historisch Archief 1877-1940
Hildo Krop
Hildo Krop, Stedelijk
Museum, Amsterdam
Ik heb laatst den beeldhouwer in 't
algemeen moeten of willen bepalen en
ik_deed dit in de volgende woorden:
De beeldhouwer is de kunstenaar
die de volumina groepeert, organi
seert en aan deze volumina zoo veel mo
gelijk psychische beteekenissen [geeft.
Hij is degene, die deze volumina door
een? grootendeels hem zelf geheime
schikking, door rhythmische stape
ling de omringende ruimte voor goed
doet overwinnen en die door het
psychisch spel, in deze volumina op
gehoopt, ons steeds verrast door
dezer opgehoopte menschelijkheid".
Dit is natuurlijk een algemeene
bepaling en voor iedere persoonlijke
karakteriseering zijn daar
bizonderheden aan toe te voegen. Dus
ook voor Hildo Krop. En wat is er
dan voor Hildo Krop aan toe te
voegen? Ten eerste dit: dat wij twee
verschillende tiitingen bij hem aan
treffen: de toegepaste beeldhouw
kunst, en de zoo geheeten vrije. De
toegepaste beeldhouwkunst, dat
spreekt van zelf voor een wat
d'architectuur aangaat zoo zwaar belaste
periode, is voor de meesten, maar dat
behoeven daarom de kenners nog niet
te wezen, de meest belangrijke. Wij
vinden Krop daar voldoen aan de
eischen der plaatsing en als vorm
vinden wij hem daar zooals wij, nog
eens, konden verwachten: hij houdt
de vormen ruim en groot; hij maakt
weinig details; hij is in de rhythmische
stapeling, zoo veel mogelijk gesloten;
een vereenvoudigd en gebonden, rea
lisme is wat hij zocht en gaf. En in
dit alles vinden wij hem nog daarin
persoonlijk: hij is de niet-sensueel
DE JUBILEERENDE BEELD
Tentoonstelling van zijn Wer
Werk van Leden z
beeldhouwer (een tegenstelling
tot Raedecker is dat) van den
werkenden man, van de werkende
of steunende vrouw of van den
man en vrouw (als eenheid) en
van het gezin; in het kort dus:
van den arbeid en van het gezin.
Deze twee dingen zijn bij hem
onmiddellijk tesaam; gedeeltelijk
is dat ook wel een gevolg van
zijn sociale overtuiging. Soms voegt
hij zulken groep dieren of andere
emblemata toe, maar altijd gedacht
binnen den kring van zulke overtui
gingen. De beeldhouwkunst van Krop
is dus die van elementaire levens
verrichtingen en
levens-noodzaaklijkHildo Krop
Hildo Krop
heen.' Men moet de vraag stellen,
of een fgrooter gehalte aan [zinne
lijkheid hier niet gepast zou zijn
gebleken (zinnelijkheid is toch het
meest primaire element van het leven)
en of zulke zinnelijkheid het psychisch
gehalte, den psychischen inhoud,
niet zou hebben vergroot. Ik meen
van wel. Die zinnelijkheid be
hoefde daarom niet zeer open
baar te zijn; teruggedrongen
zelfs, had zij ongetwijfeld ons
meer doen ontroeren door dit
werk. Geheel en al is zij niet
afwezig. Een paar beelden be
wijzen dit, en eigenaardig om te
zien, in deze beelden is Krop's
zinnelijkheid veiwant met die
van Kathe Kollwitz, ook naar
de [vertolking, zonder echter tot
! dat geweld te reiken, dat de
.j vrouw Kathe Kollwitz ons geeft
in haar moeders, die een dood
kind niet kunnen loslaten.
Het kon zijn, dat de elementen,
die wij constateerden in het toe
gepaste beeldhouwwerk niet te
vinden waren of gedeeltelijk niet
te vinden waren in het vrije
beeldhouwwerk; dat met andere
V* woorden, het architectonisch
.£«? V.ccIdhovAVweik Kiop dwong tot
ter aaide onthoudingen. In het
elgnncc-n is dat echter niet het
preval; de tar.gedujde tiekken
z 'n dus rrsenticcl, wanneer wij
daarbij nog voegen een lust tot een
voud (in het geestelijke). Ook in het
vrije beeldhouwwerk, vooral in de
beelden naar zijn kinderen, naar
kinderen enz. vinden wij bij Krop die
kieschheid (om niet kuischheid te
zeggen) ten opzichte van het lichame
lijke, die wij hier wel mogen ken
schetsen als een noordelijken trek in
Krop.
Een enkele maal vinden wij bij dezen
beeldhouwer een bewijs, dat hij het
intellectueele niet gansch-en-al voorbij
gaat; de bronzen kop van een dokter
(raar ik meen) laat zien, dat hoewel
het intellectueele niet n der zaken
was, die Krop bizonderlijk opwekt,
toch^bij hem gelden kan. En wij
kunnenj dat ook gedeeltelijk zeggen
van den'kkop van Lenin. ^
Daar ia, natuurlijk meer in zulk
heroïsch" portret. Deze [kop is een
eerbetoon aan den [politieken voor
ganger, een onverholen eeibetoon,
waartoe onstuimig hoewel langzaam
volvoerd] een] eigen innerlijke over
tuiging hem heeft gedreven. ' :
j Er zijn echter in den mensen Krop
nog speelschheden, die hij ons open
baarde in de kleine, gebakken, figu
ren en dieren. In deze beeldjes vindt
ge nooit de zeldzame, bij htm feitelijk
zeldzame gemaniereerdheid, die wij
zien in een enkel paard (zulk beeld is
een getuigenis, dat niemand zonder
invloeden van] een tijdvak door* dat
tijdvak gaat! ) maar ge vindt daar een
zin voor het komische en eoms ook
voor het kostbare, die verkwikkend
werkteen de eentonigheid veimindert.
Wanneer gezweet, hoezeer ik- een
ntonigheid slecht verdraag, dan zult
ge begrijpen,^ hoezeer ik genoot, toen
deze kleine dieren en figuurtjes mij
't eerst voor d'oogen kwamen, te meer
daar ik niet onkundig daarvan ben,
dat in onze toch* eer nurksche,
protestantsche streken (maar
verkeerdelijk) zin voor het komische gemakke
lijk geldt tegenwoordig, als gebrek aan
ernst (het is volgens mij noodzakelijke
aanvullingjvan zulke ernst!)
Ik vind dus in het toegepast beeld
houwwerk en in het daaimee overeen
komstige vrije beeldhouwwerk wat
Krop voor de meesten zal blijven
typeeren; ik vind in de waarschijnlijk
minder gewaardeerde kleine beeldjes
een levendigheid t n een zin voor
humor, die ik uit hoofde van mijn
eigen aard een steeds te loven scha
keering vond^?waar vind ik ten
slotte Krop's maximum; in welke
uitingen schat ik hem zelf het hoogst?
Ik doe dat in de Maskers. Hij is daar,
psychisch-gt dacht, het bieedst. De
vastheid, dezen maskers eigen, j's
gesierd met een aantal psychische ele
menten, die slechts spoiadisch voor
komen bij Kiop. Hij bewijst hier. dat
hij een man is van meer markten thuis
dan ge globaal van hem zoudt zeggen.
Allerlei aandoeningen zijn hier door
hem tot een voim gebracht, en op
zeer eigen wijze toch (al zijn. er ook
hier invloeden), die iedeieen, die si in
kan. moeten en zullen verrassen. De
Maskers zijn do veriassing in Kio^p's
wcik. <n niet et n vuoi bij gaande
vcrlaesing. «n tot waaidcoring zettende
blijvende venassing. Dat is veel. /ij
zijn Kiop's innerlijke bekentenis,
A. Plasschaert en (
zooals wij die weinig
i ander werk met
zulke intensiteit aan
treffen. Deze
phantaisieën ( ? ) hebben meer
werkelijkheid dan vele
zijner beelden.
| PLASSCHAERT.
Tentoonstelling
De afdeeling Am
sterdam van de Ned.
Ver. voor
Ambachtsen Nijverheidskunst
heeft ditmaal het werk
van een drietal kunste
naren saamgebracht,
n.l. glas van Copier,
decoratieve
teekeningen door Giddimj en
meubels van van der
Sluys, b'enevens eenig
aanvullende Jstalen
van het talent van
enkele anderen. Voorts
is in het eerste zaaltje
een verzameling aan
plakbiljetten
opgeprikt, zonder eenig merkbaar systeem
en nog slordiger dan een stadsplakker
dat doet.
't Is jammer dat hier een kans
onbenut bleef om eens het beste
samen te voegen wat ons land kan
O. Leoni. Tentc
teekeningen i)
Santee Li
Joost \de Momper.
Tentoonstelling c,
Kunstzaal Sant,
laten zien; ook was er gereede aan
leiding te toonen wat b.v. een fabriek
als Oalvó te Delft zooal heeft, laten
maken, want behalve het kleine en
fijne winkelbiljetje van Lion Cachet is
hier oen vrij banale plaat van Romein,