De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 28 april pagina 10

28 april 1934 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

Hildo Krop Hildo Krop, Stedelijk Museum, Amsterdam Ik heb laatst den beeldhouwer in 't algemeen moeten of willen bepalen en ik_deed dit in de volgende woorden: De beeldhouwer is de kunstenaar die de volumina groepeert, organi seert en aan deze volumina zoo veel mo gelijk psychische beteekenissen [geeft. Hij is degene, die deze volumina door een? grootendeels hem zelf geheime schikking, door rhythmische stape ling de omringende ruimte voor goed doet overwinnen en die door het psychisch spel, in deze volumina op gehoopt, ons steeds verrast door dezer opgehoopte menschelijkheid". Dit is natuurlijk een algemeene bepaling en voor iedere persoonlijke karakteriseering zijn daar bizonderheden aan toe te voegen. Dus ook voor Hildo Krop. En wat is er dan voor Hildo Krop aan toe te voegen? Ten eerste dit: dat wij twee verschillende tiitingen bij hem aan treffen: de toegepaste beeldhouw kunst, en de zoo geheeten vrije. De toegepaste beeldhouwkunst, dat spreekt van zelf voor een wat d'architectuur aangaat zoo zwaar belaste periode, is voor de meesten, maar dat behoeven daarom de kenners nog niet te wezen, de meest belangrijke. Wij vinden Krop daar voldoen aan de eischen der plaatsing en als vorm vinden wij hem daar zooals wij, nog eens, konden verwachten: hij houdt de vormen ruim en groot; hij maakt weinig details; hij is in de rhythmische stapeling, zoo veel mogelijk gesloten; een vereenvoudigd en gebonden, rea lisme is wat hij zocht en gaf. En in dit alles vinden wij hem nog daarin persoonlijk: hij is de niet-sensueel DE JUBILEERENDE BEELD Tentoonstelling van zijn Wer Werk van Leden z beeldhouwer (een tegenstelling tot Raedecker is dat) van den werkenden man, van de werkende of steunende vrouw of van den man en vrouw (als eenheid) en van het gezin; in het kort dus: van den arbeid en van het gezin. Deze twee dingen zijn bij hem onmiddellijk tesaam; gedeeltelijk is dat ook wel een gevolg van zijn sociale overtuiging. Soms voegt hij zulken groep dieren of andere emblemata toe, maar altijd gedacht binnen den kring van zulke overtui gingen. De beeldhouwkunst van Krop is dus die van elementaire levens verrichtingen en levens-noodzaaklijkHildo Krop Hildo Krop heen.' Men moet de vraag stellen, of een fgrooter gehalte aan [zinne lijkheid hier niet gepast zou zijn gebleken (zinnelijkheid is toch het meest primaire element van het leven) en of zulke zinnelijkheid het psychisch gehalte, den psychischen inhoud, niet zou hebben vergroot. Ik meen van wel. Die zinnelijkheid be hoefde daarom niet zeer open baar te zijn; teruggedrongen zelfs, had zij ongetwijfeld ons meer doen ontroeren door dit werk. Geheel en al is zij niet afwezig. Een paar beelden be wijzen dit, en eigenaardig om te zien, in deze beelden is Krop's zinnelijkheid veiwant met die van Kathe Kollwitz, ook naar de [vertolking, zonder echter tot ! dat geweld te reiken, dat de .j vrouw Kathe Kollwitz ons geeft in haar moeders, die een dood kind niet kunnen loslaten. Het kon zijn, dat de elementen, die wij constateerden in het toe gepaste beeldhouwwerk niet te vinden waren of gedeeltelijk niet te vinden waren in het vrije beeldhouwwerk; dat met andere V* woorden, het architectonisch .£«? V.ccIdhovAVweik Kiop dwong tot ter aaide onthoudingen. In het elgnncc-n is dat echter niet het preval; de tar.gedujde tiekken z 'n dus rrsenticcl, wanneer wij daarbij nog voegen een lust tot een voud (in het geestelijke). Ook in het vrije beeldhouwwerk, vooral in de beelden naar zijn kinderen, naar kinderen enz. vinden wij bij Krop die kieschheid (om niet kuischheid te zeggen) ten opzichte van het lichame lijke, die wij hier wel mogen ken schetsen als een noordelijken trek in Krop. Een enkele maal vinden wij bij dezen beeldhouwer een bewijs, dat hij het intellectueele niet gansch-en-al voorbij gaat; de bronzen kop van een dokter (raar ik meen) laat zien, dat hoewel het intellectueele niet n der zaken was, die Krop bizonderlijk opwekt, toch^bij hem gelden kan. En wij kunnenj dat ook gedeeltelijk zeggen van den'kkop van Lenin. ^ Daar ia, natuurlijk meer in zulk heroïsch" portret. Deze [kop is een eerbetoon aan den [politieken voor ganger, een onverholen eeibetoon, waartoe onstuimig hoewel langzaam volvoerd] een] eigen innerlijke over tuiging hem heeft gedreven. ' : j Er zijn echter in den mensen Krop nog speelschheden, die hij ons open baarde in de kleine, gebakken, figu ren en dieren. In deze beeldjes vindt ge nooit de zeldzame, bij htm feitelijk zeldzame gemaniereerdheid, die wij zien in een enkel paard (zulk beeld is een getuigenis, dat niemand zonder invloeden van] een tijdvak door* dat tijdvak gaat! ) maar ge vindt daar een zin voor het komische en eoms ook voor het kostbare, die verkwikkend werkteen de eentonigheid veimindert. Wanneer gezweet, hoezeer ik- een ntonigheid slecht verdraag, dan zult ge begrijpen,^ hoezeer ik genoot, toen deze kleine dieren en figuurtjes mij 't eerst voor d'oogen kwamen, te meer daar ik niet onkundig daarvan ben, dat in onze toch* eer nurksche, protestantsche streken (maar verkeerdelijk) zin voor het komische gemakke lijk geldt tegenwoordig, als gebrek aan ernst (het is volgens mij noodzakelijke aanvullingjvan zulke ernst!) Ik vind dus in het toegepast beeld houwwerk en in het daaimee overeen komstige vrije beeldhouwwerk wat Krop voor de meesten zal blijven typeeren; ik vind in de waarschijnlijk minder gewaardeerde kleine beeldjes een levendigheid t n een zin voor humor, die ik uit hoofde van mijn eigen aard een steeds te loven scha keering vond^?waar vind ik ten slotte Krop's maximum; in welke uitingen schat ik hem zelf het hoogst? Ik doe dat in de Maskers. Hij is daar, psychisch-gt dacht, het bieedst. De vastheid, dezen maskers eigen, j's gesierd met een aantal psychische ele menten, die slechts spoiadisch voor komen bij Kiop. Hij bewijst hier. dat hij een man is van meer markten thuis dan ge globaal van hem zoudt zeggen. Allerlei aandoeningen zijn hier door hem tot een voim gebracht, en op zeer eigen wijze toch (al zijn. er ook hier invloeden), die iedeieen, die si in kan. moeten en zullen verrassen. De Maskers zijn do veriassing in Kio^p's wcik. <n niet et n vuoi bij gaande vcrlaesing. «n tot waaidcoring zettende blijvende venassing. Dat is veel. /ij zijn Kiop's innerlijke bekentenis, A. Plasschaert en ( zooals wij die weinig i ander werk met zulke intensiteit aan treffen. Deze phantaisieën ( ? ) hebben meer werkelijkheid dan vele zijner beelden. | PLASSCHAERT. Tentoonstelling De afdeeling Am sterdam van de Ned. Ver. voor Ambachtsen Nijverheidskunst heeft ditmaal het werk van een drietal kunste naren saamgebracht, n.l. glas van Copier, decoratieve teekeningen door Giddimj en meubels van van der Sluys, b'enevens eenig aanvullende Jstalen van het talent van enkele anderen. Voorts is in het eerste zaaltje een verzameling aan plakbiljetten opgeprikt, zonder eenig merkbaar systeem en nog slordiger dan een stadsplakker dat doet. 't Is jammer dat hier een kans onbenut bleef om eens het beste samen te voegen wat ons land kan O. Leoni. Tentc teekeningen i) Santee Li Joost \de Momper. Tentoonstelling c, Kunstzaal Sant, laten zien; ook was er gereede aan leiding te toonen wat b.v. een fabriek als Oalvó te Delft zooal heeft, laten maken, want behalve het kleine en fijne winkelbiljetje van Lion Cachet is hier oen vrij banale plaat van Romein,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl