De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1934 28 april pagina 12

28 april 1934 – pagina 12

Dit is een ingescande tekst.

12 De Groene Amsterdammer van 28 April 1934 N o. 2969 Daden van koophandel Henrik Scholte f:' t *t t l r tf. Eduard Veterman's IVova Zembla" bij het Groot IVederlandscb Tooneel" Hoe meer ik lees in oude tooneelboeken, die met 3mn gespikkelde papbanden aandoen als behangsel papier van honderd jaar geleden en die men voor vijf cent aan de Poort koopt omdat niemand anders -ze wil hebben, des te meer zie ik dat ook de ge schiedenis van het tooneel zich herhaalt, in dien ^in dat wij er honderd jaar geleden precies zoo voor «tonden als thans. Ook toen na het Napoleontische tijdperk een geweldige inzinking, een halve eeuw rust, een tooneelcrisis zonder weerga en een slappe thee van nationale heldendrama's", waar voor geen zier belangstelling bestond, intrad. Samuel Iperuszoon Wiselius poogde op zijn manier een nationaal heldendrama te fundeeren en vond steun bij dezulken als van Walréen H. H. Klijn. Een frisch geschrift als de met goud bekroonde ver handeling van P. van Limburg Brouwer over de vraag Welke zijn de beste Middelen om een Natio naal Tooneel met Betrekking tot het Treurspel te ?doen ontstaan?" viel in hoofdzaak negatief uit ?door 's mans afkeer van het Fransche heldendrama, waaronder wij destijds souffreerden en zijn manlijk woord tegen de zedelessen" der geschiedenis die hij .niet wilde. Het resultaat was.. . . romantiek: Tollens, Schimmel, Hofdijk. Honderd jaar later werd Eduard Veterman een kampioen voor het nationaal heldendrama. Zijn ,,poging tot fundeering" daarvan mislukte in het gelegenheidstuk^ van Vader des Vaderlands". Nooit vierden wij een nederiger jubileum dan in 1933, toen het tooneel een slechte film en de film slecht tooneel gaf. Maar de heer Veterman zet zijn pogingen onverdroten voort en komt thans met het nationaal heldendrama" over de over wintering op Nova-Zembla. Een volgend stuk over 1813 is in voorbereiding. Wel, een meesterstuk is ook dit Nova Zembla" niet en evenmin ziet het er naar uit, dat het een groot tooneelsucces wordt, ondanks de goede kwa liteiten der vertooning. Niettemin is het, meer dan ,,Vader des Vaderlands",een ernstige analyse waard. De habiliteit en het vakmanschap van den heer Veterman, die tot dusverre met het oude woord treurspel", waarin dan toch nog altijd een der essentieelste waarden van het tooneel ligt opgeslo ten, weinig te maken hadden, beginnen hier althans aan grootere vraagstukken te raken. En vooral, het stuk getuigt van een wezenlijke her-orienteeting" van het vraagstuk van het nationaal tooneel. Stellig, in ruimen zin heeft de bloei van een vaderlandsch tooneel niets te maken met het kie:zen van onderwerpen uit de geschiedenis. De hel?denvereering der Fransche klassieken heeft zich merkwaardig genoeg nimmer bezig gehouden met Pransche koningen, doch altijd met klassieke my then of uitheemsche sproken. Maar in engeren zin een zin, dien Veterman ook vooropstelt is de wederontdekking van het eigen verleden in den «piegel van het heden een vraag des tijds geworden. Het nationalisme wordt ons opgedrongen in den trant van beschermende tarieven en invoerrech ten: uit nood en zelfbehoud, uit afweer tegen buitenlandsche usurpatie, ergo defensief. Het is een nationalisme van verweer en vrij van imperialisti sche tendenzen. In zooverre geef ik den voorkeur aan de stof van Nova Zembla", die zich oprecht bezighoudt met de eenige heroiek, die wezenlijk l^ederlandsch is: de conflicten van een calvinis tisch koopmanschap. Te lang heeft de kunst smalend neergezien op ?de grootheid van den koopman, die hoogstens, uit hetzelfde schuldgevoel waaruit ook de philanthropie der rijken geboren is, kunstbeschermer mocht zijn, nimmer tragisch subject. De ware Nederland fiche helden heeten echter juist Witsen, Usselinx, Isaak Lemaire, Bicker of Gillis Valckenier. Het beginsel van het Calvinisme was een rationalistische machtsverplaatsing van de mystiek naar het per soonlijk geweten. Niet deel te hebben aan een ge meenschap, maar zichzelf uitverkoren te weten bij de persoonlijk gevoelde genade Gods, die bij alle nederigheid des gemoeds in uiterlijken wel stand een teeken van almachtigen zegen zag, de lastige vrijbrief ergo van een persoonlijk Christen dom was de grondslag voor het diep-tragiseh conflict van den Hollander. Zelfstandige lezing van den Bijbel leidde eenerzijds tot een benepenheid van zeden, een vooropstellen van de erfzonde tegen de levensvreugde, een verstandelijk toedekken van broeische driften onder het baai en bombazijn, an derzijds echter tot een vrijheid van consciëntie naar dien strikten zin van vrijheid van wetenschap. meer dan van geweten, de ,,libera Voluntas", die den schipper op zijn zeylagien in vertrouwen op God het astrolabium deed plaatsen naast het Ge zangboek en onbeschroomd een doorgang naar het rijke cathai deed zoeken orn de Noord, in een tijdperk, waar zuidelijker landen het geloof aan de ronde aarde nog niet veroorloofden. Waar vindt men een zuiver Hollandsen conflict die botsing van dwang en vrijheid die aan het Nederlandsch Calvinisme juist in zijn prae-Arminiaanschen vorm eigen was, integraler belichaamd dan in die ongelukkige expedities om de Noord, in Linschooten's. Houtman's en Heemskerck's reizen: edele mislukkingen, die staan aan den vooravond van de zeventiende eeuw, die in waarheid onze Amerikaanscho eeuw was, juist in hun falen het ware onderwerp voor een heldendrama, zooals Gijsbreght's nederlaag als voorspel van Amsterdam's glorie het ware heldendrama voor de stad Amsterdam kon zijn. Albert Heiman heeft, vastknoopend aan het schoone woord van Paracel?us, dat winter en zomer niet slechts seizoenen zijn doch correspondeeren met de getijden in het menschelijk hart, vooral de negatieve zijde dezer overwintering tot uiting gebracht in zijn drama ,,De Overwintering", dat zich in zijn derde bedrijf helaas in hedendaagsche speculatie verliest. In het Behouden Huys op Nova Zembla, in den Poolnacht, waarvan de collectieve blindheid, die zij over de menschen werpt, een tragische achtergrond voor iiiterieure spanningen is, die men zich niet machtiger, niet dramatischer kan denken, kwam de Calvinistische moraal wel te onderscheiden van het Calvinistische geloof onbarmhartig naar voren: zeelui, bevangen in een dwangtoestand, in een physieke nood, ontdeden zich van de uit schoonste toegedekte moreele bal last, en later, in het vrije vaderland teruggekeerd, logen zij hun heldendrama bijeen, elk uit zijn zwak heid zijn kracht en heidendom forceerend. Eduard Veterman's opzet is veel kleiner, veel meer histo risch illustreerend naar den positieven kant van het heldendrama, zonder echter te vervallen in een hoera-patriotisme (en daarin vooral ligt zijn groote verdienste). Uit den naijver van Hollandsche ste den, uit beduchtheid van de Staten Generaal, uit twist en vermaning werd niettemin n idee gebo ren. Hollandsche ideeën passeeren altijd eerst het hol der winden" van conferenties, commissies, moties en bezwaren. Als zij echter geboren worden, zijn zij groot, eenvoudig en onverzettelijk. De driehoek, dien Veterman geformeerd heef t'door te genover den harden, Christelijken, onverzettelijken maar ook in zijn doortastendheid niet te stuiten Willem Barendsz, gesteund door den rigiden, idealistischen dominee Plancius, zulke figuren te stel len als den urbanen, Zeeuwsch-latijnschen groot koopman de Moucheron en den opportunistischen staatsman van Oldenbarneveldt, is een wezenlijke opzet voor een Nederlandsch drama, directer in dramatisch opzicht nog herhaald door de eigeugereidheid der twistende kapiteins in de IJszee, waartusschen de jonge Heemskerk, die eigenlijk een mislukking als schipper en commies was en. zich, gestaald in het drama dor overwintering, eerst tien jaar later voor Gibraltar revancheeren zou, den vrede niet te bewaren wist. In het Nederlaiidsche deel is dit drama dan ook het beste. De dialoog is boeiend en bij wijlen scherp, er staan menschen tegenover elkaar, en menschen met ideeën (al is de eigenlijke ideeëndrager van het stuk, Ds. Plancius, wel wat al te schetsmatig gebleven in zijn bijna zeurige herhaling van dat eene woord ,,de idee"), het bewijst- tevens dat du grootkoopman nog een ander heidendom kent dan in een Kotaryclub wordt belichaamd, dat het Witsemaansche zoo 't Gode behaagt, beter benijd dan beklaagd" nog een tragischer zin heeft dan geborneerde zelfver heffing en tevens, dat een tooneel ook zuiver Ne derlandsch kan zijn, zonder daarbij terstond in de lage boert der kermiskluchten te vervallen. Wat echter daarna op Nova Zembla gebeurt, heeft Heiman beter gezien dan Veterman, die het maar beschrijft en niet verdiept. Daar toonde zich de keerzijde van het geloof, daar stond de Calvinis tische levenslcer van den schipper negatief tegen over die van den koopman thuis. Met de eenvou dige woorden uit het journaal van Gerrit de Veer, dat ,,sy daer resolueerdcn, een Huys te bouwen van den Houte" ligt een dramatisch conflict, dat Veterman, niet rijk genoeg naar voren heeft gebracht al deed hij stuurman Barnndsz eere in zijn steilen en onwankelbaren aard en al vlocht hij ook zuivere motieven in. als het zingen van het lied op den verloren Driekoningenavond door den scheeps jongen, het uit angst geboren spel om uit het scheepsvolk oen koning te kronen over deze witte en toch duistere woestenij, en de hysterie van den matroos, die duysich" werd. Zwak wordt echter de compositie bij de noodelooze herhaling van het gesprek tusschen Plancius en Moucheron, simul taan gespeeld met de fragmentarisch aangeduide dood van Barendsz in de boot naar Moscovië. Het simultaaritooneel is een intellectueele truc, die eigenlijk nooit bevredigt en zeker niet, waar de overwintering een strenge continuïteit van atmos feer vereischte. Hier wordt, als in zoovele historische drama's, over de dingen gepraat in de latere taal der geschiedboeken, terwijl de verdienste van Ve terman's werk juist was, dat hij in den aanvang niet over de dingen sprak, doch de feiten zelf en tragisch aan het woord liet komen. En wat de feiten" op het donkere Nova Zembla betreft. . . . nimmer heb ik Tollens zoo verafschuwd als toen ik de eerste maal in het Rijksmuseum de poovere relieken zag, die het ijs barmhartig conserveerde : een stuk moer, dat sprak, en een potlepel. . . . * * * De vertooning door het Groot Nederlandsch Tooneel had vele verdiensten. Johan de Meester's ensceneering was wat ijl voor een zoo ruig gegeven, maar sierlijk in zijn zwierig gebruik van oude land kaarten en de pi ineen vlag (al mag men voor een nationaal drama eischen, dat men weet hoe het Je Maintiendrai" te spellen, als men er ons den Koelen avond tegen aan laat kijken). Sterk en eer lijk was de regie van Frits van Dijk, die tevens een prachtigen, manhaften Barendsz gaf, een geloovig en voortvarend man, van wien men het prachtige woord, dat je nergens zoo dicht bij God bent als op zee, ten volle geloofde. Een zwierige Balthasar de Moucheron van Paul Huf, een bezeten Ds. Plancius'van Hans van Meerten en een aantal goed en streng volgehouden figuren onder de burgers en het scheepsvolk completeerden deze vertoo ning, waarvoor ik, ondanks niet te verhelen gebre ken, op meer belangstelling gehoopt had. Maar op het oogenblik te verwachten, dat het publiek ten aanzien van zijn eigen tooneel het eenige woord, dat uit een heele Overwintering" van Tollens overbleef, in toepassing zou brengen, is wellicht uitgaan van een grooter idealisme dan waartoe zelfs een Ds. Plancius in staat zou zijn. Ook wij overwinteren immers in het Behouden Huys van een naargeestig leegen schouwburg. LOOPE , JOUCLE 10QUETTE .OLLANDIA KX.T TAPIJTEN EN LOOPERS VOOR IEDER INKOMEN l AMSTERDAM _ JoEVENTER N.V. KONINKLIJKE VEREEN. TAPIJTFABRIEKEN ROTTERDAM VOOR HET REINIGEN VAN TAPIJTEN ALLEEN ..INNOVO"

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl