Historisch Archief 1877-1940
BOEL
Mijnheer Eén: (Biedt hem de
kolenbak aan) Booken??
Mijnheer Drie: (grijpt er met zijn
hand in) Welkom ?vreemdeling, (neemt
er een peukje [sigaar uit en bekijkt
dit) Is deze goed?
Mijnheer Eén: De beste die er te
krijg zijn. Een prima Schotsche sigaar!
Mijnheer Drie: Heb je vuur?
Mijnheer Eén: (Zet den kolenbak
neer, geheimzinnig) Ja.... ik heb
vuur.... (trekt een onheilspellend
gezicht).... daar.... (trekt een re
volver en schiet) vuur.... vuur.
Mijnheer Drie (valt weliswaar ge
troffen neer, maar draait eenige malen
om, staat dan weer op en zweeft als
een engeltje, met zijn handen fladde
rend, de kamer rond. Heel danseuse
achtig). Hoera, hoera tralala. ...
hoera.. .. trala.... we leven nog... .
en van je hela hola, houdt er den moed
maar in.... (Gaat fladderend de
kamer uit).
Menheer Twee (komt
hoogstdramatisch, verschrikt hijgend binnen)
Wwwww... .at is er gebeurd.. .. ?
Mijnheer Eén: Ik kon me niet lan
ger bedwingen. Ik schoot hem dood.
Ik moest en zou de tomaat hebben en
zag dat hij hem niet zoo wou afstaan.
Mijn eenige redmiddel was hem levens
gevaarlijk te verwonden (verteld dat
allemaal overdreven dramatisch en
theatraal) ea hem dan de tomaat te
ontfutselen. Ik ging te ver en....
(snikt bijna). ... trof hem doodelijk..
nu is hij in den hemel.... wat zal er
nu van hem terecht komen....
Mijnheer Twee: Aha. ... Allah
hebbe zijn ziel.... mijn 'n zorg.. . .
een goed vriend laat zijn kameraad
nooit of te nimmer in den steek, zei
Lord Lister (zachtjes) Lord Lister van
18 Februari 1929.... en dus, daar ik
een goed vriend van mijn meester ben:
De tomaat krijgt U toch.
Mijnheer Eén: (Jubelend van vreug
de) Hahahah ha. ... wat.. . . zeg je.
Heb jij de tomaat dan ? ?
Mijnheer Twee: Mijnheer Eén: als
U mij nu even wat gelispeld had, dan
had ik U wel
een knip met
het oog gegeven,
want ik wist dat
het om de to
maat ging en dat U de tomaat
wilde hebben, coüte que coütei zooals
de Franschen tegen- woordig óók al
zeg gen: En dat het U wel niet goed
schiks zou mislukken, weswege ik
de voorzorgsmaatregel nam en. ...
Mijnheer Eén: En. . . . wat. . . .
vertel. . . . schreeuw. . . . brul, gil. ...
wat???
Mijnheer Twee: Ik rolde, ontrolde,
zakkenrolde de tomaat voor U (haalt
de tomaat uit zijn zak). Geheel onge
schonden en zoo blozend als een dron
ken Zeeuwsche boerendeerne. (Over
handigt hem de tomaat).
Mijnheer Eén: Ach. . . . mijn trou
we dienaar, mijnheer Twee (omarmt
hem).
Mijnheer Twee: (doet eenigszins
verlegen vrouwelijk, als een
jongmeisje dat een zoen gekregen heeft) Oh... .
(met hand aan de kin) Oh.. ..
gossiemijne.... Mijnheertje !
Mijnheer Eén: (kust zijn tomaat)
Ach.. . . wat ben ik gelukkig !
Mijnheer Twee: Oh, deze omhelzing
ach. ... het deed mij blozen. . .. (dan
send, met het hoofd op en neer, gaat
hij naar de deur).
Mijnheer Eén: (Roept, als hij bij de
deur is) Mijnheer Twee.
Mijnheer Twee: Mijnheer???
Mijnheer Eén: Als dank voor de
bewezen diensten, deel ik je bij dezen
mede, dat je vanaf heden bent
ontMijnheer Twee: (verlegen, net als
daareven, jongemeisjesachtig) Oh,
Mijnheer 't is toch niet waar. Oh...
wat heerlijk. (Komt schuchter,
handenw ringend gelukkignaar het mi dden.)
Mijnheer Eén, Mijnheer Twee: (Om
armen elkaar).
(Zeggen beide overdreven uithalend)
Wat zijn we gelukkig.
Dan valt snel het doek en tegelijk
komen van rechts twee Heeren in
lange witte jassen, die applaudiseerend
opkomen. Twee dokterstypen. Zij
blijven voor het doek staan en als ze
uitgeklapt zijn, zegt de een tegen den
ander.
Dokter. (Een man van een jaar of
zestig, bril op). Ja. ... waarde collega
zoo af en toe geven wij onze niet al te
gevaarlijke krankzinnigen de gelegen
heid zich. . . . nou laten we zeggen. .
zich te ontspannen.
Assistent. (Een jonge man van een
jaar of dertig).... ja.... ja....
merkwaardig, dat was een krankzin
nige boel, hoor.
Dokter (de oude dokter): Ach. . . .
ja. .. . wat zal ik U zeggen. . . .
dan hebben we 's een dansfeestje
voor de niet gevaarlijke
krankzinnigen, dan
weer 's een autotochtje.... en deze
drie hadden me al zoo lang gevraagd
of ze eens een stukje mochten op
voeren. Het waren tooneelspelers,
weet U. Dokter (Assistent): (geïnte
resseerd) Zooo... tooneelspelers.
Dokter: Ja, ja, merkwaardig geval
.... 't waren vroeger heel bekende
tooneelspelers, ze zijn nu al een jaar
of zes hier. . . . ja.
Dokter (Assistent): Interessant. Nu
.... ik hier als assistent in Uw inrich
ting kom, mag ik U misschien vragen:
was daar nu een zekere oorzaak dat
deze menschen krankzinnig gewor
den zijn. Overspannen, of hebben
ze zich indertijd wellicht te veel in
hun rol ingeleefd, dat ze misschien. . . .
door de tégroote inspanning. . . .
Dokter: Nee. . . . geen kwestie van
.... dat was het heelemaal niet....
Nee, dat was ongeveer zes jaar geleden
.... dat deze drie krankzinnig wer
den. . . .
Dokter. (Assistent): Zooo.... hoe
kwam dat dan....
Dokter: En het kwam juist niet
door te groote inspanning, integen
deel, ze konden geen werk vinden.
Er was toen in cns land een over
strooming van buitenlandsche too
neelspelers, artisten, cabarettiers, etc.
etc Tenslotte, was het zoo erg,
dat er geen een schouwburg meer
vrij \\as voor onze eigen vaderland
sche tooneelspelers. In de eene schouw
burg speelde de Italiaansche Opera,
in een andere een Duitsche operette,
in een derde theater was een
RussischDuitsch cabaret-gezelschap, en in de
vierde schouwburg was een vast ge
subsidieerd Duitsch tooneelgezelschap
en juist op dat oogenblik brandde er
een theater af, dat, waar zij in speel
den. Ze wilden toen in een klein
theatertje gaan spelen, dat nog over
was, maar ze hoorden dat dat juist
verhuurd was aan een Weenschen
troep. Maanden en maanden zochten
ze naar werk, en vonden niets. Oh, 't
was een vreeselijke tijd voor alle
tooneelspelers, velen hebben andere
beroepen gekozen, een paar zijn
portier geworden in een bioscoop,
een paar zijn bij de radio terecht
gekomen, weer andere zijn kapper
geworden, deze zijn krankzinnig ge
worden en tenslotte hebben er nog
een paar. . . . enfin laten we er maar
niet meer over spreken....
Dokter. (Assistent): ... .Ja. ... dat
was een krankzinnige boel, indertijd,
dat dat zoo maar mocht. . . . deed de
regeering dan niets....
Dokter: De regeering had wel wat
anders te doen. . . . dan aan het
tooneel te denken. .. .
Assistent. God zij dank is
dat nuallemaal goed geregeld.
'
Er is nu ten minste n vaste
schouwburg in ons land alleen voor
onze eigen acteurs. De andere schouw
burgen, zijn weliswaar langzamerhand
in buitenland sche handen gekomen,
maar een vast theater is tenminste
voor onszelf.
Licht \üt.
Van Jeugd en Ouderdom
Het schijnt een wel zér moeilijke,
ja zelfs hachelijke opgave te zijn voor
een kunstenaar: het ontwerpen van
bankbiljetten Zou het kunnen
zijn omdat een artiest gewoonlijk al
heel weinig aan geld hecht? Zou het
kunnen zijn dat men hem bij het
volvoeren der hem verstrekte op
dracht al te zeer aan technische
eischen hindt ? Wie zal het zeggen,
maar wij zitten intusschen met de
leelijke dingen opgescheept !
Men heeft het den laatsten tijd
geprobeerd met een der vaderlandsche
ontwerpers, die het sieren in het bloed
heeft, voor wien de tierlantijn een
levensbehoefte is. Maar ook hij faalde,
althans in het weinige dat hem ten
slotte te doen bleef want de zooge
naamde guilloche" (waarbij men van
een mechanisch verkregen ornament
kan spreken) met de allervervelendste
rosetten en dooreengevlochten sterren,
met het weëe en weeke, al te inge
wikkelde lijnenspel, een sluip-door,
kruip-door-karakter dragend, met de
bekende schietschijf-motie ven is eigen
lijk de parodie van wat de
menschelijke hand vermag te teekenen omdat
zij zoo door en door onmenschelijk
correct en zoo volkomen zielloos is !
Wie in het hart van een bloem
kijkt, of een sneeuwvlok opvangt en
door een sterk vergrootglas beziet,
beleeft de schoonheid van het sym
metrische, door de Natuur opgeroe
pen. De gelijkvormigheid en
zinnelooze symmetrie der guillocheering is
leelijk en des te eerder omdat zij, een
patroon scheppend, slechts wordt
aangewend om namaak der biljetten
te bemoeilijken en zoodanig tevens
te beletten ! Daar is het biljet van
honderd gulden. Het is alsof men drie
doorgezaagde boomstammen (met in
't midden een grootere en aan beide
zijden een paar kleinere) onder oogen
krijgt waarop de jaarringen duidelijk
herkenbaar zijn, met daarboven, links
en rechts, in gewoon en in spiegelbeeld,
een jeugdig vrouwe-kopje in het volle
licht en in de schaduw, bij ochtend
en bij avond, naar het schijnt. Van
den ontwerper herkent men slechts
een paar leeuwen-aaneenlijmsels aan
den achterkant van dit wonderlijk
geldswaardige product, met een paar
leeuwen-aaneenlijmsels, telkens twee
lijven, zes pooten met n kop, wat
overigens weinig flatteus is voor onzen
braven Nederlandschen Leeuw ! Deze
vier beesten-rebussen zweven om een
watergolf-roset (?O land, ontwoekerd
aan de baren !. .") waarin men vaag
een tweetal ooievaars herkent maar
hoog vliegen doet deze oplossing
stellig niet! Ten einde het symbool
te vervolmaken is er ten slotte een
watermerk aangebracht van een
,,Hollandsche nieuwe" of zoo iets.
Van jeugd tot den ouderdom is
slechts een stap. Ook het nieuwe
tien guldensbiljet (wij zeggen de
Zeeuwsche meisjes vaarwel !) behelst
een verrassing. . . . Alen heeft daarop
aan een grijsaard zooals Rembrandt
er zooveel geteekend, geëist en ge
schilderd heeft (aan het postkantoor
hield men het conterfeitsel voor een
kop van. . . . Dorus Kijkers !....) in
blauw afgedrukt waarover vertikale
lila en groene strepen getrokken zijn
ter herinnering aan onze befaamde
Darwin-tulpen !
A thing of beauty is a joy for ever"
en een tientje is gauw naar de haaien
maar badinage a part".... waar
blijft nu eigenlijk van deze gelds
waardige papieren de kunstwaarde:'
EUl'LOTES.